ECLI:NL:RBOVE:2022:3663

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
9620367 \ EJ VERZ 22-8
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot afsluiten van erf met erfdienstbaarheid en de gevolgen voor toegang

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, is de vraag aan de orde of een schuttingdeur met een veer en een slot afbreuk doet aan de erfdienstbaarheid die op het pad tussen de erven van de betrokken partijen is gevestigd. De zaak betreft een geschil tussen [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 3] over de schuttingdeur die door [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] is geplaatst. De kantonrechter heeft op 5 juli 2022 een tussenvonnis gewezen waarin werd vastgesteld dat [betrokkene 4] betrokken moest worden bij de procedure. Na instemming van [betrokkene 4] is de mondelinge behandeling op 8 november 2022 voortgezet.

De kern van het geschil is of de schuttingdeur, die de toegang tot het pad belemmert, verwijderd moet worden. [betrokkene 3] stelt dat de deur de toegang tot haar erf belemmert, terwijl [betrokkene 1] c.s. belang heeft bij het behouden van de deur om vernielingen en overlast te voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat de schuttingdeur, inclusief veer en slot, mag blijven staan. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat [betrokkene 3] een sleutel heeft en dus niet afhankelijk is van de medewerking van [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4]. Bovendien is er geen onredelijke belemmering van de toegang tot het erf van [betrokkene 3].

De kantonrechter wijst erop dat het recht om het erf af te sluiten bestaat, maar dat dit niet mag leiden tot een onredelijke beperking van de erfdienstbaarheid. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de schuttingdeur mag blijven staan en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 6 december 2022 uitgesproken door mr. F. Koster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9620367 \ EJ VERZ 22-8
Vonnis van 6 december 2022
in de zaak bij de Overijsselse Overlegrechter van

1.[betrokkene 1] [betrokkene 2] ,beiden wonende in [woonplaats] ,

en

2.[betrokkene 3] ,wonende in [woonplaats] ,

en

3.[betrokkene 4]

wonende in [woonplaats] .
Partijen zullen hierna [betrokkene 1] c.s., [betrokkene 3] en [betrokkene 4] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juli 2022 een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft de kantonrechter overwogen dat hij vanwege de ondeelbare rechtsverhouding tussen [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] alleen een beslissing over de zaak kan nemen als [betrokkene 4] ook in deze procedure zou worden betrokken. Daarom heeft het bureau van de Overijsselse Overlegrechter [betrokkene 4] gevraagd of hij bereid is mee te werken aan deze procedure. Nadat [betrokkene 4] daarmee had ingestemd, is de mondelinge behandeling op 8 november 2022 vervolgd met [betrokkene 1] c.s., [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . De partijen hebben hun standpunten toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
De vraag in dit geschil is of [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] de schuttingdeur die zij op het pad tussen hun schuren hebben geplaatst weg moeten halen. Daartoe moet de vraag worden beantwoord of deze deur voor [betrokkene 3] afbreuk doet aan de uitoefening van de erfdienstbaarheid die op het pad van [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] rust.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de schuttingdeur, met veer en slot, mag blijven staan. Die beslissing wordt in dit vonnis toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
Zoals in het tussenvonnis van 5 juli 2022 is beschreven, heeft [betrokkene 1] c.s. de kantonrechter verzocht om te bepalen dat de schuttingdeur die [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] op het pad tussen hun schuren hebben geplaatst, mag blijven staan. [betrokkene 1] c.s. ( [betrokkene 4] in mindere mate) heeft gesteld dat hij belang heeft bij het behouden van de schuttingdeur om vernielingen en overlast op zijn erf tegen te gaan.
3.2.
[betrokkene 3] wil dat [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] de schuttingdeur verwijderen. Doordat de deur vaak op slot zit en doordat er een sterke veer op zit, belemmert deze deur de toegang tot het pad en daarmee de toegang tot het erf van [betrokkene 3] .
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de erfdienstbaarheid in dit geval inhoudt dat het pad tussen de schuren van [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] mag worden gebruikt als gezamenlijke weg voor onder andere het erf met huisnummer 29 (het huis dat [betrokkene 3] huurt). De akte van vestiging, zoals geciteerd in het tussenvonnis van 5 juli 2022, bepaalt dat het gebruik van de weg zodanig dient te zijn dat geen hinder of overlast jegens medegebruikers en eigenaren van aangrenzende percelen mag worden veroorzaakt. De akte geeft voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid verder geen specifieke regels die in dit geschil van belang zijn.
3.4.
De kantonrechter stelt voorop dat [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] bevoegd zijn om hun erf af te sluiten. Dat staat in artikel 5:48 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Maar omdat er een erfdienstbaarheid op hun erf is gevestigd ten behoeve van het erf van [betrokkene 3] , mogen zij echter niet iets doen waardoor zij afbreuk zouden doen aan de erfdienstbaarheid.
3.5.
De Hoge Raad heeft al in 1934 bepaald dat het bestaan van een erfdienstbaarheid niet met zich meebrengt dat een doorgang geheel vrij moet zijn. Of afsluiting van het dienend erf in de gegeven omstandigheden aanvaardbaar is, hangt af van de vraag of de uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid op onredelijke wijze wordt bemoeilijkt. [1]
In een andere uitspraak heeft de Hoge Raad bepaald dat de bevoegdheid om het erf af te sluiten ook bestaat als het perceel is belast met een erfdienstbaarheid van weg. De eigenaar moet er dan wel voor zorgen dat degene die van de erfdienstbaarheid gebruik wil maken onbelemmerd toegang houdt tot (in dit geval) het pad. Dat betekent dat de eigenaar diegene de mogelijkheid moet geven om zich, op elk moment en zonder telkens afhankelijk te zijn van de directe medewerking van de eigenaar, de toegang tot het erf te verschaffen ter uitoefening van de erfdienstbaarheid. Dat betekent dat als het pad met een hek is afgesloten, de eigenaar aan degene die van het pad gebruik wil maken permanent een sleutel ter beschikking moet stellen waarmee het hek kan worden geopend. [2]
3.6.
De kantonrechter overweegt ten eerste dat het slot op de schuttingdeur niet betekent dat de toegang tot het erf van [betrokkene 3] wordt belemmerd. [betrokkene 3] heeft immers een sleutel van de schuttingdeur gekregen en is dus niet afhankelijk van de medewerking van [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] om over het pad naar haar erf te kunnen komen. Daarnaast heeft [betrokkene 1] c.s. er, in verband met de vernielingen op zijn erf, naar het oordeel van de kantonrechter voldoende belang bij dat de schuttingdeur gesloten blijft. Hij maakt dan ook geen misbruik van het recht om zijn erf af te sluiten. Het plaatsen van de deur met slot leidt er dan ook niet toe dat de toegang tot het pad voor [betrokkene 3] op onredelijke of buitenproportionele wijze wordt bemoeilijkt.
3.7.
[betrokkene 3] heeft gesteld dat zij, behalve door het slot op de schuttingdeur, ook een belemmering in de toegang tot haar erf ervaart doordat er een sterke veer op de deur is geplaatst. Door die sterke veer is het lastig om bijvoorbeeld met een container of fiets door de deuropening te gaan. Zoals de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, heeft [betrokkene 1] c.s. belang bij het uitoefenen van het recht om zijn erf af te sluiten. Het afsluiten van het erf kan naar het oordeel van de kantonrechter op zich ook zonder die veer worden bereikt, namelijk door het op slot houden van de schuttingdeur. Maar als de kantonrechter zou bepalen dat de veer op de deur moet worden verwijderd, betekent dat dat [betrokkene 3] de deur na gebruik altijd op slot zou moeten doen. Ter zitting heeft [betrokkene 3] echter verklaard dat zij zelf de schuttingdeur wel op slot zou willen doen, maar dat zij niet van plan is om haar zoon te vragen om de schuttingdeur na gebruik weer op slot te doen. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] onder deze omstandigheden een gerechtvaardigd belang bij het houden van de veer op de deur. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de schuttingdeur, mét veer en slot, mag blijven staan.
3.8.
Partijen hebben gekozen voor een procedure bij de Overijsselse Overlegrechter. Uitgangspunt in deze procedure is dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De kantonrechter ziet in deze procedure geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
bepaalt dat de schuttingdeur (inclusief veer en slot) op het pad tussen de schuren van [betrokkene 1] c.s. en [betrokkene 4] mag blijven staan;
4.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022. (SB)

Voetnoten

1.Het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 1934, gepubliceerd in de Nederlandse Jurisprudentie 1934, nr. 987
2.Het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2006, gepubliceerd onder het nummer ECLI:NL:HR:2006:AW6598