4.3Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/963575-16 feit 1
De rechtbank stelt voorop dat zij een eigen afweging heeft gemaakt in deze strafzaak tegen verdachte, maar dat zij op de punten van de organisatie en het criminele oogmerk niet tot een ander oordeel zal komen dan de rechtbank in de zaak tegen de medeverdachten op
21 december 2021, hetgeen hierna zal worden uitgewerkt. Er zal hierdoor in onderhavig vonnis overlap zijn met de vonnissen van de medeverdachten.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging bespreken:
I. Organisatie, II. Oogmerk van de organisatie, III. Deelneming, IV. Leiderschap en V. Periode. Ten slotte zal onder VI. de conclusie worden getrokken.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en medeverdachten zal, in verband met de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder worden aangeduid als verdachte of verdachte [verdachte] en de medeverdachten respectievelijk als verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] .
I. Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Uit de aangetroffen documenten, te weten ‘Statuten Satudarah MC’, ‘De Rode Draad’, ‘Uniform Kennis Docu’, ‘Handboek Satudarah MC’en ‘Het Chapter reglement en bijlagen Satudarah’kan naar het oordeel van de rechtbank het volgende worden afgeleid.
Oorspronkelijk vormden de oprichters, de Malessy’s, het centrale bestuur. Vanaf 2008 groeide Satudarah sterk door de oprichting van verschillende chapters, zijnde lokale afdelingen, in binnen- en buitenland, waardoor de functies van Kapikane en Nomad in het leven werden geroepen om de Malessy’s te ondersteunen. Vanaf 2009 werd de term Nationals gebruikt voor de verschillende bestuursrollen van Malessy’s, Kapikanes en Nomads. Sommige Malessy’s en Kapikanes vervulden een specifieke bestuursfunctie zoals die van ‘President Sergeant at Arms’ (veiligheid), ‘Treasurer’ (financiën) of ‘Roadcaptain’ (veiligheid op de weg).
De chapters, waarvan de Nationals geen onderdeel uitmaakten, waren in principe gelijk aan elkaar en het onderscheid ertussen was primair gelegen in de locatie waar zij waren gevestigd. De chapters bestonden uit een bestuur, met aan het hoofd een President, een Vice-president, een Sergeant at Arms, een Treasurer, Secretary en een Road Captain.
Het chapterbestuur, het decentrale bestuur, stond, anders dan verdachte heeft verklaard, in hiërarchie onder de Nationals, het centrale bestuursorgaan.
In de National-presidenten-meeting, bestaande uit Nationals en de presidenten van de verschillende chapters, vond besluitvorming plaats over clubbrede onderwerpen.
Verder bestond een chapter uit leden van wie de bevoegdheden toenamen met de duur van het lidmaatschap: de full-members en aspirant-leden (Prospects, Hangarounds 2, Hangarounds 1 en Wannabe’s). De leden hadden verschillende verplichtingen zoals het betalen van contributie, de aanwezigheid bij bepaalde activiteiten/vergaderingen en de plicht tot het afleggen van de eed waarmee zij onder meer trouw en geheimhouding beloofden.
Leden, ook aspirant-leden, konden in bepaalde gevallen gedegradeerd worden in rang. Die degradatie werd ‘(terug)snijden’ genoemd.
Vanaf het full-membership droegen leden een lederen hesje, de zogenaamde ‘colours’, met daarop applicaties waardoor zichtbaar was dat zij lid waren van Satudarah en welke functie zij bekleedden.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
II. Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559). Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven komt naar het oordeel van de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
1% Outlaw Motor Gang
Bij haar oprichting heeft Satudarah zich naar het oordeel van de rechtbank geplaatst binnen de gewelddadige cultuur van zogenoemde 1%-MC's, ook wel Outlaw Motor Gangs genoemd (OMG's). Dit zijn groeperingen die zich buiten de maatschappelijke orde plaatsen en deze ook trotseren. Zij eisen een eigen geweldmonopolie voor zich op en ontlenen hun bestaansrecht aan deze zelfgekozen positie van wetteloze outlaws. Het zijn zeer gesloten organisaties met een militair karakter: sterke hiërarchische verhoudingen tussen de 'broeders' die zich conformeren aan regels die zijn geworteld in begrippen als loyaliteit, broederschap, respect en eer. Bovendien heerst er een traditie van intimidatie en geweld die intern is ingemetseld in een strikte zwijgplicht. Door het gewelddadige karakter en een gecultiveerd gevoel van onaantastbaarheid wordt maatschappelijke angst aangewakkerd. Dat geweld keert zich ook naar binnen, waardoor het moeilijk is om uit de groep te treden.
In het aangetroffen Uniform Kennis Docu is hierover opgenomen:
‘Satudarah Maluku MC is een 1%-MC opgericht in 1990 (…)’. Ook wordt in dit beleidsdocument uitleg gegeven over het 1% teken:
'Daarmee wordt aangegeven, dat je je onderscheidt van andere,
'in het gareel lopende motorrijders’, (…) ‘en behoort tot een ‘hardcore MC’. Leden van Satudarah, waaronder verdachte [medeverdachte 3] , verdachte [medeverdachte 2]en verdachte, droegen in sommige gevallen ook een patch met de tekst '1%' als ereteken op hun 'colours'. Daarmee draagt Satudarah uit dat zij moet worden geplaatst binnen de traditie van de OMG's.
Het beeld van Satudarah als 1%-MC wordt versterkt door de interne organisatiestructuur, de sterke hiërarchische verhoudingen tussen de leden, maar ook door het bestaan van verschillende regels, sancties en gewoonten binnen de club.
Broederschap vormde blijkens de verschillende beleidsdocumenten een belangrijke waarde binnen Satudarah. Voor het geval leden niet uit zichzelf loyaal waren aan de club, bestond er een stelsel van regels en sancties om deze loyaliteit af te dwingen. Aan leden die de eed af wilden leggen werd voorgehouden dat deze eed nooit meer verbroken kon worden.Leden die toch wilden breken met Satudarah liepen het risico met een bad standing uit de club gezet te worden. Het verplichtende karakter van loyaliteit komt onder meer tot uiting in de statuten van Satudarah:
‘Alle leden van Satudarah MC dienen te geloven in de doelstellingen, die Satudarah MC nastreeft (…) Ieder lid behoort een meerdere te gehoorzamen indien de opdracht te maken heeft met Satudarah MC belangen c.q. activiteiten (…)’.Het eisen van loyaliteit van leden komt verder tot uiting in een aanwezigheidsplicht bij clubactiviteiten, zoals het bijwonen van vergaderingen en deelnemen aan ritten.
Afscherming
Satudarah heeft voorts een gesloten clubcultuur die op verschillende manieren wordt afgeschermd voor buitenstaanders. In de statuten, die alleen mochten worden ingezien door volwaardige leden op straffe van een boete en in het bezit waren van een Malessy, is opgenomen dat rekening moet worden gehouden met geheimhouding van bepaalde zaken binnen de organisatie en dat informatie niet mag worden doorgespeeld aan derden.Om te voorkomen dat leden werden binnengehaald die niet te vertrouwen waren, werden nieuwe leden eerst gescreend.
Verder gold binnen Satudarah de regel te zwijgen tegenover politie en justitie. In het Chapter Reglement is hierover opgenomen:
‘Wanneer een broeder onverhoopt in aanraking komt met de autoriteiten, kan dat nooit anders zijn dan op persoonlijke titel – in elk geval dient desbetreffende broeder te zwijgen totdat de chapter een advocaat heeft geregeld die in goede justitie de onderhavige belangen dan zal behartigen.’
Er werd tevens gebruik gemaakt van afgeschermde communicatie via PGP.Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat criminele organisaties gebruik maken van een PGP-telefoon teneinde afluisteren door de justitiële autoriteiten tegen te gaan.
Ook waren er regels over het gebruik van Whatsapp, telefoon, email en de Member Area.Zo moest de geschiedenis van de groep-app één keer per week worden verwijderd. De groep-app moest elke maand worden vernieuwd. Nadat dit gebeurd was, moest iedereen de oude groep-app van zijn telefoon verwijderen. Clubaangelegenheden moesten over de telefoon met grote voorzichtigheid worden besproken. Verzonden e-mails moesten altijd meteen worden verwijderd (‘clean mailbox policy’). Bepaalde informatie kon alleen worden gecommuniceerd via de MemberArea, een afgeschermd deel van de website van Satudarah waar alleen volwaardige leden toegang tot hadden.
Door het afschermen van informatie over de organisatie en haar leden werd de cultuur van de club beschermd, werd de onderlinge verbondenheid vergroot en werd het justitie moeilijk gemaakt strafrechtelijk onderzoek te doen.
Jailfund
Passend bij het beeld van Satudarah als 1%-MC is het bestaan van een jailfund, een fonds ter ondersteuning van leden, en hun gezin, die gedetineerd zijn. Dat Satudarah een dergelijk fonds heeft, volgt onder meer uit een verslag van de Treasurer meeting van 5 juni 2013:
‘We hebben het gehad over jailhouse. Ze willen het geld wat ze deze keer bij elkaar hebben gekregen verdelen onder de jongens die nu vastzitten. Ze willen het verder niet meer doen en dat de jongens die vast komen te zitten uit eigen kas worden betaald als we dat willen. De nationals die vast komen te zitten moeten uit de hoofdkas betaald worden. Mocht je vast komen te zitten voor de club dan wordt het wel vergoed uit het noodfonds.’
Satudarah betaalde in sommige gevallen ook juridische bijstand van advocaten voor leden. Dat dit stelselmatig plaatsvond volgt uit notulen van een vergadering van Nationals en Presidenten op 30 november 2012:
‘Feedback op financiën, [medeverdachte 3] legt uit dat er veel kosten zijn geweest om advocaten te betalen. Het 20 jarig feest heeft geld gekost, er zijn meerdere kosten geweest. Al met al is de hoofdkas een heel stuk geslonken (…)’.
Uit het financieel ondersteunen van gedetineerde leden en hun gezin en het betalen van advocaten door de club ten behoeve van leden, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door Satudarah leden door de club wordt gefaciliteerd.
Angst voor represailles
De gewelddadige cultuur binnen Satudarah komt verder tot uitdrukking in het feit dat mensen niet of nauwelijks een verklaring durven af te leggen ten nadele van Satudarah uit vrees voor represailles. Zo wil [naam 1] , slachtoffer van een bad standing, zijn laatste verklaring bij de politie niet lezen of ondertekenen omdat hij belastende dingen had verklaard over leden van Satudarah en hij om die reden vreesde voor zijn leven.[naam 1] verklaart hierover :
‘Ik geloofde in de club en het sprookje daarachter. Dat je je mond moet houden enz.. Ik bedoel daarmee dat je geen gevoelige zaken over de club naar buiten brengt. Dat is wat je de club hebt beloofd tijdens de eedaflegging en rituelen als je een andere rang krijgt. Dat je geen dingen zegt die de club kunnen schaden. Dit is tegenover iedereen buiten de club.’
Ook [naam 2] werd met een bad standing de club uitgezet en durfde daarvan geen aangifte te doen, hij verklaart hierover:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn.’Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] : ‘
Ik ben geloof ik een keer gebeld maar ik wilde niet met ze(politie, OvJ)
praten want daar schiet je niets mee op. Het is een grote machtige club voor je het weet heb je een handgranaat in je tuin.’en ‘
Ik zeg u, ik zit hier niet graag om een verklaring af te leggen. Ik ben nog steeds bang.’ en ‘
Dit wordt allemaal op papier gezet. Ik zit hier niet op te wachten. Straks komen ze vanavond weer bij mij langs terwijl jullie vanavond gewoon naar huis gaan.’.
Uitvaartverzekering
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de verplichte uitvaarverzekering die ieder lid van Satudarah blijkens ‘De Rode Draad’ diende te hebben, past bij de gewelddadige cultuur van Satudarah.Kennelijk werd de kans op overlijden groter dan gemiddeld geacht. Niet valt in te zien waarom leden van een motorclub anders een dergelijke verzekering dienen te hebben.
B. Gepleegde strafbare feiten
In de onderhavige zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op vier specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten, witwassen en het plegen van overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom beperken tot deze categorieën van misdrijven.
Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing
Zoals hiervoor overwogen bestaat er binnen Satudarah een stelsel van regels en sancties om loyaliteit jegens te club af te dwingen en er is tevens sprake van een gewelddadige cultuur. Leden die de regels overtreden of toch willen breken met Satudarah liepen het risico een bad standing te krijgen. Deze sanctie is erop gericht om een lid op een oneervolle manier uit Satudarah te zetten. Het was bijna onmogelijk om Satudarah probleemloos te verlaten. Zo heeft Vice-Malessy [naam 3] verklaard
‘niemand heeft het recht om te zeggen ik stop ermee’.. President [naam 4] verklaarde in dit verband: ‘
als je binnenkomt, dan is dat voor het leven’.En:
‘je moet wel een hele goede reden hebben natuurlijk’,aldus president [naam 5] .
In zijn algemeenheid waren de redenen voor een bad standing dat je als lid de club in gevaar had gebracht, van de club had gestolen, had gelogen of de normen en waarden van Satudarah had geschonden. In het kader van een bad standing moest een lid dan een geldboete betalen en/of was hij verplicht zijn motor en/of een ander voertuig af te staan aan de club. Tevens was een lid bij een bad standing verplicht om al zijn ‘clubtattoos’ te laten verwijderen of weg te werken. De besluitvorming in individuele gevallen over het al dan niet opleggen van een bad standing kon plaatsvinden in een interne rechtbank, bestaande uit onder meer Nationals.
In het ‘Handboek Satudarah Maluku’ is deze sanctie van een bad standing ook opgenomen. Hierin staat vermeld dat bij een bad standing een boete van € 5.500,00 betaald moet worden aan het chapter, waarvan € 5.000,00 was bestemd voor de hoofdkas en € 500,00 voor het chapter. De hoogte van het boetebedrag bij een bad standing was vastgesteld in de meeting van Nationals en Presidenten.
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven. De rechtbank zal dat in het hiernavolgende uiteenzetten.
Zo volgt uit het dossier dat [naam 6] op 1 september 2017 met een bad standing uit Satudarah is gezet.Hem werd verweten dat hij diverse malen niet conform de regels van de club had gecommuniceerd en dat hij zich negatief had uitgelaten over de Sergeant at Arms van zijn chapter.Uit de op 1 september 2017 opgenomen vertrouwelijke communicatie volgt dat bij de bad standing van [naam 6] geweld is gebruikt en dat hij € 5.500,00 moest betalen. Verder volgt uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie dat georganiseerd werd dat het geld van [naam 6] , de papieren van diens motor en zijn motor zouden worden opgehaald. Bij deze bad standing werd een strategie gebruikt, die erop neerkwam dat bij [naam 6] de indruk moest worden gewekt dat hij ervan af zou zijn als hij zijn motor zou afstaan en € 5.500,00 zou betalen aan de club en dat hij aan niemand mocht vertellen wat hem in het kader van zijn bad standing was afgenomen en aangedaan.
Bevestiging van deze gang van zaken rondom de bad standing van [naam 6] kan worden gevonden in de verklaring van [naam 6] zelf. Op 15 september 2017 verklaarde hij dat hij twee weken daarvoor een bad standing had gekregen en dat hij in elkaar was geslagen. In het ziekenhuis was vastgesteld dat hij enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang had. Geld, zijn motor, een Ducati ter waarde van € 14.000,00 en de bijbehorende kentekenpapieren waren door Satudarah afgenomen. Hij wenste geen aangifte te doen tegen Satudarah, omdat hij anders alleen maar meer problemen van de club verwachtte.
Uit onderzoek bleek voorts dat er op 5 september 2017 een bedrag van in totaal € 5.000,00 was opgenomen van de bankrekening van [naam 6] en/of zijn echtgenote.
Blijkens de verklaring van [naam 7] op 19 september 2017 stond de motor van [naam 6] bij hem voor onderhoud en verbouwing en dat hij op 31 augustus of
1 september 2017 was gebeld door een onbekend iemand met de mededeling dat hij de motor van [naam 6] kwam ophalen. [naam 6] moest volgens hem de motor zelf ophalen of daar toestemming voor geven. Op 2 september 2017 kwam [naam 6] met een bont en blauw gezicht bij hem om de factuur te betalen en vertelde hij hem dat iemand zijn motor zou ophalen. Op 6 september 2017 kwamen drie onbekende mannen de motor van [naam 6] ophalen. De motor was € 14.000,00 waard.
In een telefoongesprek tussen [naam 6] en zijn echtgenote op 7 september 2017 zegt hij bang te zijn dat de 'hogere' erachter zouden komen wat er gebeurd was, dat ze het er niet mee eens zijn en 'verhaal komen doen'. [naam 6] noemde daarbij de namen [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ).
Uit het dossier volgt ook dat jegens [naam 8] in de nacht van 6 op 7 maart 2017, tijdens een clubavond van Satudarah in [café] in Weert, in het kader van een bad standing zodanig geweld is gebruikt dat artsen voor zijn leven hebben gevreesd. [naam 9] , de dochter van [naam 8] , verklaarde hierover dat haar vader zijn ribben had gebroken, een gescheurde milt had, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken en dat er op zijn voorhoofd vier of vijf strepen zaten waardoor het leek of er met een schoen tegen zijn voorhoofd was getrapt. Zijn telefoon, horloge, pasjes en rijbewijs waren gestolen. [naam 8] ontkende bij de politie weliswaar dat zijn mishandeling te maken had met Satudarah, maar uit onderzoek bleek dat zijn telefoon de telefoonmast aan [adres 2] te Weert had aangestraald op maandag 6 maart 2017 om 22:56 uur en op 7 maart 2017 om 00:56 uur, welke mast zich hemelsbreed op circa 375 meter van [café] bevindt, en dat hij in de nacht van 6 op 7 maart 2017 met een voertuig op naam van een clublid ( [naam 10] ) zwaar gewond was afgezet vlakbij het ziekenhuis in Geldrop.Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verwondingen van [naam 8] verband hielden met zijn bad standing, uitgevoerd in de nacht van 6 op 7 maart 2017 tijdens een clubavond van Satudarah.
Uit het dossier blijkt ook dat [naam 2] op 20 mei 2016 met een bad standing uit Satudarah is gezet. [naam 2] was tot mei 2016 President van het chapter Arnhem/Riverside. Op een gegeven moment moest [naam 2] zich melden bij het clubhuis in Apeldoorn met zijn motor. In Apeldoorn werd hem door drie Nomads gezegd dat hij zijn Satudarah hesje uit moest doen en werd hij mishandeld door zes tot acht mannen. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte hierbij aanwezig was.Daarna werd hij met een auto op ongeveer 100 meter van het ziekenhuis Rijnstate in Arnhem afgezet waar hij moest worden behandeld aan zijn verwondingen, bestaande uit: twee gebroken armen, gebroken ribben, een gebroken oogkas en een scheve neus. [naam 2] wilde geen aangifte doen van zijn mishandeling of van de diefstal van zijn motor, uit angst voor zijn eigen veiligheid, die van zijn gezin en zijn zaakmedewerkers. [naam 2] was bang dat in opdracht van de Malessy's bijvoorbeeld een handgranaat in zijn woning zou worden gegooid. Op 23 mei 2016 liet [naam 2] een wijkagent weten geen aangifte van mishandeling te willen doen en verklaarde:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn. lk heb ze inmiddels ook al hier thuis gehad en moet aan mijn vrouw en kinderen denken. lk heb mijn motor en Porsche in moeten leveren en hoop dat het daarmee klaar is’.
Op 4 juni 2016 en 15 juni 2016 werd verdachte als bestuurder gezien in de Porsche Cayenne van [naam 2] . Op 29 juni 2016 werd de auto van [naam 2] uit Nederland uitgevoerd.
Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] ten slotte dat hij met bad standing uit de club was gezet toen hij op een gegeven moment geen lid meer wilde zijn. Zijn motor en auto werden afgepakt, hij moest € 50.000,00 betalen en hij kreeg klappen. Hij verklaarde voorts dat Satudarah een grote machtige club is, dat de Nomads en Malessy’s de club aansturen en dat Presidenten niet veel te zeggen hebben.
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van (extreem) gewelddadig gedrag uitgeoefend door leden van Satudarah. Daarbij kregen de slachtoffers van de bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor onder bedreiging inleveren. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het oogmerk van Satudarah mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling.
Witwassen
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzittingblijkt dat van de boete van € 5.500,00 voor een bad standing € 5.000,00 de hoofdkas invloeide. De wijze van verkrijgen van de bad standing gelden – namelijk door diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling – maakt de afdracht aan de hoofdkas crimineel. De inkomsten uit bad standing hebben dan ook een criminele herkomst. Het geld van de hoofdkas werd blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting gebruikt om onder andere reiskosten voor de Nationals te betalen. Daarnaast volgt uit de administratie van de hoofdkas dat met het geld ook PGP-toestellen werden aangeschaft, een stash werd bekostigd en kosten voor juridisch advies werden betaald.Het geld met een criminele herkomst is beoogd om omgezet te worden in goederen of diensten. Hiermee is het oogmerk van Satudarah ook gericht op witwassen van de ontvangen bad standing gelden.
Opiumwet
Uit in het dossier bevindende Ennetcom data volgt dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 via zijn PGP gesprekken voerde over ‘Ke’ en ‘M’.De rechtbank is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] hiermee Ketamine en MDMA bedoelde. Voorts blijkt uit de PGP gesprekken dat verdachte [medeverdachte 4] de beschikking had over een stash, een geheime opslagplaats voor waardevolle spullen en/of gelden dat er zich op 16 april 2016 800 gram MDMA in die stash bevond.
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de Ennetcom data niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat dat een inbreuk maakt op het recht op vertrouwelijke communicatie en de onschuldpresumptie van de gebruikers van Ennetcom, doordat het Openbaar Ministerie bij de verkrijging van de Ennetcom data artikel 125la Sv niet in acht heeft genomen. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, als het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan het verzuim (de zogenoemde Schutznorm). Nu het niet gaat om gegevens van een aan verdachte toebehorende PGP-telefoon, is hij niet door de gestelde niet-naleving van het betreffende voorschrift getroffen. Van enig nadeel in de vorm van een schending van zijn privacy is dan ook geen sprake.
De Ennetcom data zijn derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Voorts is gebleken dat in februari en maart 2016, een periode die is gelegen vlak voordat de hierboven genoemde PGP-gesprekken van verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 plaatsvonden, in de administratie van de hoofdkas van Satudarah € 250,00en € 200,00is opgenomen voor de huur van een stash. Op grond hiervan acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 middels PGP heeft gesproken over een door Satudarah gehuurde stash, dat deze stash werd gebruikt voor de opslag van MDMA en dat zich in deze stash 800 gram MDMA bevond. Nu de kosten van de stash werden betaald uit de clubkas van Satudarah, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] zich uit hoofde van Satudarah bezig hield met de handel in drugs en dat het oogmerk van Satudarah derhalve gericht is op overtreding van de Opiumwet.
De verdediging heeft een emailbericht afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 4] aan mr. Blonk d.d. 30 oktober 2022 te 14:31 uur overgelegd, waarin [medeverdachte 4] aangeeft dat een stash een andere betekenis heeft dan hierboven is weergegeven, maar de rechtbank hecht hier geen geloof aan nu dit niet nader onderbouwd is.
Wapens en munitie
Ten aanzien van het oogmerk van Satudarah op het overtreden van de Wet wapens en munitie overweegt de rechtbank het volgende. Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van
19 januari 2016 werd verdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor de uitvoer van vuurwapens en het voorhanden hebben van een pistool met munitie. In het vonnis is overwogen dat verdachte [medeverdachte 1] binnen Satudarah een leidende en sturende rol heeft en vanuit die positie automatische vuurwapens en munitie naar Duitsland heeft doen uitgaan.
Daarnaast werd [naam 11] , lid van chapter South Clan, op 18 februari 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van diverse wapens, waaronder een handgranaat.In een OVC-gesprek geeft [naam 4] , president van chapter Southclan, aan dat de strafzaak van [naam 11] een clubaangelegenheid is en dat de advocaatkosten door de club moeten worden betaald.
Voorts is uit OVC-gesprekken en camerabeelden, opgenomen in het clubhuis van het chapter Geleen, af te leiden dat [naam 12] , president van de chapter Geleen, op 18 november 2017 een vuurwapen gelijkend op een Kalasjnikov in handen heeft gehad.De rechtbank Limburg heeft bij vonnis d.d. 22 februari 2019 (onderzoek Fuut) overwogen dat dit heeft plaatsgevonden in clubverband.
Gelet op deze veroordelingen in combinatie met de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van Satudarah ook gericht is op overtreding van de Wet wapens en munitie.
C. Conclusie
Gelet op het feit dat Satudarah alle kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’, met soortgelijke rangen en standen en gebruiken zoals broederschap, zwijgplicht, bad standing en de jailhouseprocedure, alsmede de concreet gepleegde strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld of dreiging met geweld, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van Satudarah, zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere - legale - doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
III. Deelneming
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
A. Behoren tot de organisatie
Verdachte (Kapikane [verdachte] ) was sinds 2000 lid van Satudarah en was vanaf dat moment Sergeant at Arms bij chapter Southside. Sinds 2007 bekleedde hij de functie van president bij dit chapter. Op 22 januari 2011 werd verdachte gepromoveerd tot Nomad National en op
9 maart 2012 tot Kapikane.
Verdachte [medeverdachte 3] (Malessy [medeverdachte 3] ) was in 1990 één van de oprichters van Satudarah. Hij was tussen 1997 en 2010 geen lid omdat hij in bad standing Satudarah moest verlaten. In maart 2010 werd verdachte [medeverdachte 3] in ere hersteld als National en Malessy.
Verdachte [medeverdachte 2] (President World Malessy [medeverdachte 2] ) werd in 2008 lid van Satudarah en hij bekleedde achtereenvolgens de volgende functies binnen de club: Sergeant at Arms van chapter Southside, President van chapter Southside en Kapikane.
Verdachte [medeverdachte 1] (Kapikane [medeverdachte 1] ) was sinds 2000 lid van Satudarah. In 2011 werd hij bevorderd tot National Nomad en in 2013 tot Kapikane.
Op 6 juni 2015 werden verdachte, verdachte [medeverdachte 3] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] als ‘nieuwe generatie leiders’ van Satudarah gepresenteerd.
Verdachte [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) werd lid van Satudarah in 2008 en in 2009 werd hij full member. Vervolgens werd hij in 2012 lid van chapter Southside in de functie van Treasurer. Volgens aangetroffen notulen was hij in oktober 2013 National Nomad en aanwezig bij Treasurermeetings.Vanaf eind 2014 vervulde hij de rol van National Treasurer.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten behoorden tot de organisatie van Satudarah.
B. Aandeel in/ondersteuning van gedragingen oogmerk
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 1 Sr ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming’ voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is overwogen, uit de verschillende beleidsdocumenten van Satudarah dat de club kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’. Blijkens de verklaringen van de medeverdachten ter terechtzitting van
28 september 2021moesten alle clubleden, alvorens full-member te kunnen worden, op de hoogte zijn van de inhoud van deze beleidsdocumenten. Voor verdachte en zijn medeverdachten geldt dan ook dat zij in zijn algemeenheid hebben geweten dat Satudarah niet alleen een club was die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven.
Verdachte heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van verdachte dat de gepleegde misdrijven chapter aangelegenheden waren en dan met name van de Trailer Trash, waar hij geen enkele weet van had, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De groep die behoorde tot de zogenoemde Trailer Trash is immers in juni 2014 al weggegaan bij Satudarah.De hiervoor aangehaalde misdrijven hebben na deze periode plaatsgevonden. Ook blijkt nergens uit dat hij het initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen. De stelling van verdachte dat hij daarover in onwetendheid heeft verkeerd, acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar verdachte zich aan heeft gecommitteerd.
De rechtbank is overigens niet alleen van oordeel dat verdachte in zijn algemeenheid ervan op de hoogte was dat Satudarah het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven, dat hij daarvan geen afstand heeft genomen en dat hij geen initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen, maar is van oordeel dat er in het dossier zelfs concrete aanwijzingen bestaan dat hij zelf een aandeel heeft gehad in gedragingen die dat oogmerk ondersteunen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 7 april 2015 te 23:11 uur geeft verdachte door dat per direct alle contact moet worden verbroken met de president van Eastborder, omdat hij een relatie verborgen had gehouden met de vrouw van een member. Verdachte zegt om 23:15 uur: “dit is een duidelijk BS!!”, waarna [naam 13] reageert met “Alles afnemen! En klappen erbij!”.
Op 30 juli 2011 vond een confrontatie plaats op de Scheldestraat te Amsterdam tussen leden van Satudarah en de politie Amsterdam. Door de leden van Satudarah werd gegooid en geslagen met stoelen, tafels, flessen, glazen en overige goederen die de Satudarah leden voorhanden kregen van het terras. Er werden commando’s gegeven om het geweld te starten, die direct werden opgevolgd door de overige leden van Satudarah. Het verzet tegen de politie was dusdanig massaal en gewelddadig dat inzet van een politiehond noodzakelijk was en een politieagent gebruik heeft gemaakt van zijn dienstwapen. Vier politieambtenaren raakten gewond, waarbij het letsel bestond uit kneuzing, blauwe plekken en een snijwond in het gelaat. Uiteindelijk werden 56 Satudarah leden aangehouden, waaronder verdachte, en er werden zes messen, twee vuurwapens, munitie en twee kogelwerende vesten in beslag genomen.De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij hier niets van af wist, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Hoewel dit incident strikt genomen buiten de bewezen verklaarde periode valt (zie hierna), geeft dit wel aan dat verdachte reeds toen over wetenschap beschikte dat Satudarah strafbare feiten pleegde. Hij was toen ook al lid van Satudarah.
Op 6 oktober 2012 heeft er op een Moluks feest “Pesta Ullath” op de Amelandstraat te Breda een (zware) mishandeling plaatsgevonden van [naam 14] . Hij werd door meerdere Satudarah leden tegelijk geslagen en geschopt, voornamelijk op zijn hoofd, ten gevolge waarvan hij een bebloed gezicht had, een aantal verdikkingen en verwondingen op zijn gezicht en een aantal voortanden miste.Een getuige heeft verklaard dat
[verdachte] voor de beveiliging zou zorgen tijdens het feest.
Op 23 en 24 maart 2013 is er vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen in het clubhuis van [clubhuis] te Tilburg. In genoemde periode vond daar een vergadering van de Nationals van Satudarah plaats, waaruit blijkt dat Satudarah Duitsland in maart 2013 “in oorlog leeft”. Bij dit gesprek was onder meer verdachte aanwezig.
Ten slotte was, zoals hiervoor overwogen, verdachte aanwezig op 20 mei 2016 bij de bad standing van [naam 2] en is hij later rijdend gezien in de Porsche Cayenne, die [naam 2] moest inleveren nadat hij in bad standing de club had verlaten.
De rechtbank is gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat hij Sergeant at Arms was, van oordeel dat verdachte niet alleen wist dat Satudarah het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven, maar daar ook zelf een aandeel in heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah.
IV. Leiderschap
Verdachte wordt tevens verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan als leider worden aangemerkt.
Verdachte maakte als Kapikane deel uit van de groep van Nationals. De Nationals waren degenen die regels invoerden waaraan de chapters en individuele leden zich moesten houden. Dit komt met name tot uitdrukking in de statuten van Satudarah:
‘Zowel nieuwe regels en/of wijzigingen in de statuten kunnen worden ingebracht door de secretaris, mits deze vooraf schriftelijk zijn voorgelegd aan de leiding van de chapter. Na goedkeuring door de verantwoordelijke National vindt opname ervan in de Statuten plaats.’Daarnaast volgt uit de statuten dat de Nationals beslisten over de oprichting van chapters, over de toedeling van kaderfuncties, over de plaatsing van gewone leden, over promoties binnen de chapters en zij beslisten over het reilen en zeilen van buitenlandse chapters.De Nationals hadden het, gelet op hun rang en functie, voor het zeggen binnen Satudarah en zij presenteerden zich ook zo naar de leden en de buitenwereld. Tekenend hiervoor zijn de op de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen berichten, verstuurd in de periode van 21 oktober 2014 tot en met
25 september 2017 in de Whatsapp-groep ‘ [omschrijving] ’. [medeverdachte 2] zegt onder meer: ‘
K heb zelf 4 uitzonderingen waar ik toestemming voor heb gegeven’en ‘
Maar goed, we moeten binnenkort maar ff zitten met [medeverdachte 3] er bij… Alleen wij Malessy en kapi’s’.Verdachte zegt: ‘
…wij beslissen toch’en ‘
Zelfde ook met prospect chapters, denk dat wij zulke onderwerpen in klein comite moeten bespreken zodat het gelijk vaststaat…wij met [medeverdachte 3] erbij..’En verdachte [medeverdachte 1] zegt: ‘
Nomads moeten iedere week op bezoek bij de chapters zo houden we ze kort.’
Zoals hierboven overwogen, is van autonoom opererende chapters die niet zijn gebonden aan de regels van Satudarah geenszins gebleken. Er was juist sprake van een zeer hiërarchische organisatie die van bovenaf door de leiders werd aangestuurd en waarvan verdachte een van de leiders was.
Verdachte heeft in een interview in de Nieuwe Revu van januari 2014 het volgende verklaard:
‘de Kapikanes en Malessy bepalen het beleid’.Voorts heeft verdachte in een interview op de radio bij Omroep Brabant op 17 oktober 2016 verklaard: “Als je Kapikane bent, ben je eigenlijk een aanvoerder en één van de leiders van Satudarah”.Voorts blijkt uit e-mailverkeer in augustus 2013 dat verdachte op dat moment België, Maleisië, Indonesië, Thailand, Mauritius, Singapore en Australië “onder zich” had.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten niet slechts raadgevers waren, zoals verdachte ter terechtzitting heeft betoogd, maar daadwerkelijk leiders met macht en zeggenschap binnen de organisatie
Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah.
V. Periode
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vanaf 9 maart 2012, het moment waarop hij Kapikane werd, tot aan 30 maart 2018 als leider deelgenomen aan de criminele organisatie.
VI. Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte in de periode van
9 maart 2012 tot en met 30 maart 2018 als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, welke organisatie onder meer bestond uit verdachte, verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] . Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft subsidiair, indien de rechtbank niet mocht komen tot integrale vrijspraak van het ten laste gelegde, een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan.
De verdediging heeft allereerst verzocht om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren. De rechtbank heeft deze verzoeken onder andere bij beslissing van 1 februari 2021 afgewezen. De rechtbank ziet thans geen noodzaak om op de eerder gegeven beslissingen terug te komen, omdat zij zich voldoende voorgelicht acht. Dit betekent dat het voorwaardelijke gedane verzoek, om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren, wordt afgewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de voorwaardelijke verzoeken die zien op de Bayonnes dat de rechtbank deze getuigenverklaringen niet heeft gebezigd voor het bewijs. De voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van de Bayonnes worden dan ook afgewezen.
De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek dat ziet op de TCI-informatie dat zij deze informatie evenmin heeft gebezigd voor het bewijs. Dit voorwaardelijke verzoek wordt derhalve eveneens afgewezen.
De rechtbank heeft bij dit alles de vraag onder ogen gezien of de procedure in zijn geheel (‘as a whole’) voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.
Parketnummer 08/963575-16 feit 2
Uit belastinggegevens bleek dat verdachte als gebruiker stond geregistreerd van een garagebox aan de Azuurweg 286 in Tilburg. Op 26 september 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in deze garagebox en werd er onder meer een sleutel gevonden met het label “ [adres 3] te Tilburg”, waarna deze garagebox eveneens werd doorzocht.
Tijdens de doorzoeking werden in de garagebox aan [adres 3] (persoonlijke) spullen van verdachte aangetroffen en daarnaast een hagelgeweer met 10 hagelpatronen, twee wapenholsters, een agenda 1e Kapikane-pressen meeting 11 januari clubhuis Rotterdam en aantekeningen 9 januari 2008 met onderaan onderstreept de tekst: ‘Tas niet vergeten met pipa (wapen/pistool)’, een boek over pistolen en revolvers, een verlopen paspoort van verdachteen een instructieboekje van een Glock vuistvuurwapen.
Het hagelgeweer betreft een vuurwapen, merk Squires Bingham/3C, kleur zwart voorzien van een serienummer 556008, kaliber 12 hagel. Het hagelgeweer is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het hagelgeweer is van het type pumpaction. De munitie betreft 10 hagelpatronen, merk FN Browing/Legia 12, kaliber 12 hagel, meerkleurig.
Het begrip voorhanden hebben in de zin van de Wet wapens en munitie veronderstelt een drietal cumulatieve factoren. Een eerste factor is de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader, waarbij het in eerste instantie niet van belang is waar het wapen zich bevindt maar wel dat de dader erover kan beschikken. Er dient voorts een zekere relatie te bestaan tussen het voorwerp en de dader, in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn oftewel een zekere handelingsbevoegdheid of beschikkingsmacht. Tot slot dient bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
Nu het geweer en de hagelpatronen zijn aangetroffen in een garagebox waarvan verdachte de gebruiker was, in de garagebox persoonlijke spullen van verdachte zijn aangetroffen waaronder een verlopen paspoort van verdachte en verdachte bij de politie geen verklaring heeft gegeven door zich steeds te beroepen op zijn zwijgrecht en eerst ter terechtzitting met een niet onderbouwde en zeer algemene verklaring is gekomen dat meerdere mensen toegang hadden tot de garagebox, oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het geweer en de hagelpatronen voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 08/963528-18
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid, concreet, misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal ook het ten laste gelegde aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Contante stortingen en autohuur
Op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd in de periode van
1 januari 2014 tot 12 april 2016 € 26.842,24 contant gestort. Op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van verdachte werd in de periode van 1 januari 2014 tot
1 april 2014 € 6.147,30 contant gestort.Op de bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [naam 15] , de partner van verdachte waarmee hij een economische eenheid vormde, werd in 2014 € 22.690,00, in 2015 € 15.750,00 en in 2016 € 4.400,00 contant gestort.Op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner is derhalve - in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 april 2016 - in totaal € 75.829,54 contant gestort.
Het is niet aannemelijk geworden dat andere personen dan de tenaamgestelde(n) contant geld op de bankrekeningen hebben gestort. De tenaamgestelde(n) moet(en) dan ook in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor stortingen van contant geld die op eigen rekening plaatsvinden. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte samen met zijn partner verantwoordelijk wordt gehouden voor de stortingen die op de bankrekeningen hebben plaatsgevonden.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat verdachte en zijn partner [naam 15] veelvuldig auto’s huurden bij [bedrijf 1] . In de periode van 2014 tot en met 2016 werd daar in totaal
€ 30.695,91contant afgerekend.Daarnaast bleek dat met de creditcard op naam van [naam 16] , één van de eigenaren van [bedrijf 1] , twee betalingen waren verricht aan [bedrijf 1] Nederland ten behoeve van autoverhuur op naam van verdachte en/of [naam 15] in de periode 2015/2016 voor een totaalbedrag van € 2.904,12.In de administratie van [bedrijf 1] werden voorts 4 huurovereenkomsten aangetroffen voor de verhuur van auto’s aan verdachte en [naam 15] die niet in de uitgeleverde gegevens van [bedrijf 1] Nederland vermeld stonden. Deze 4 huurovereenkomsten stonden op naam van [verdachte] , [naam 15] en [bedrijf 2] en direct voorafgaand aan de overboekingen werden de bankrekeningen waarmee betaald werd gevoed door contante stortingen. Het betreft in totaal € 5.308,70.
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de door verdachte verrichtte contante stortingen en betalingen en een bepaald misdrijf.
Wel is het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante stortingen op de bankrekeningen en de uitgaven aan autohuur uit enig misdrijf afkomstig zijn nu de herkomst van de bedragen niet kunnen worden verklaard met gegevens uit legaal inkomen. Er waren geen inkomensgegevens van verdachte bij de belastingdienst bekend en het saldo op zijn bankrekening [rekeningnummer 2] was in 2012 € 762,00, in 2013 - € 204,00 en in 2014 € 0,00. Het saldo op zijn bankrekening [rekeningnummer 1] was in 2014 € 0,00 en in 2015 € 112,00.Zijn partner [naam 15] had in de periode 2014 tot en met 2016 een zeer beperkt inkomen, te weten in totaal € 62.750,73, bestaande uit contante stortingen, kinderbijslag, kindgebonden budget, zorgtoeslag en teruggaven van de belastingdienst.De inkomsten van verdachte en [naam 15] waren volgens de normen van het NIBUD onvoldoende om de kosten van het huishouden te dragen.
Vervolgens is het aan verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare verklaring te geven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de contante geldbedragen een legale herkomst hebben.
Verdachte heeft eerst ter terechtzitting van 3 november 2022 verklaard dat het contante geld afkomstig was van familieleden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet een concrete, min of meer verifieerbare verklaring, nu verdachte dit in een heel laat stadium heeft aangevoerd en zonder enige onderbouwing.
Eerst ter terechtzitting van 3 november 2022 heeft verdachte over de betalingen aan [bedrijf 1] verklaard dat er regelmatig personen zijn geweest die onder zijn naam auto’s huurden bij [bedrijf 1] , maar dat deze personen zelf betaalden. Nu verdachte dit op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd, hij ook niet heeft kunnen verklaren wat hier nu precies de reden voor was of het voordeel van zou zijn geweest en zijn verklaring bovendien geen steun vindt in het dossier, acht de rechtbank ook deze verklaring niet concreet en min of meer verifieerbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom de conclusie gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat de contante bedragen die gestort zijn op de bankrekening van verdachte en/of zijn partner en de contante betalingen ten behoeve van autohuur onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap had.
Ontvangsten hoofdkas
De rechtbank leidt uit de administratie van de hoofdkas van Satudarah af dat verdachte, aangeduid met zijn bijnaam “kale”, een bedrag van € 15.000,00 uit de hoofdkas van Satudarah heeft ontvangen nu in het bestand “2016.txt” van september 2016 staat vermeld
‘15000 lening kale’.Deze lening staat ook vermeld in de administratie aangetroffen bij [verdachte] , de vice president van chapter Southside ten tijde van de lening.
Uit het dossier volgt dat de hoofdkas van Satudarah werd gevoed met contante bedragen afkomstig van leden van Satudarah in de vorm van een deel van de contributie die via het chapter werd afgedragen. In de periode september 2015 tot en met januari 2017 betrof dit een totaalbedrag van € 115.819,00. Daarnaast werd de hoofdkas voornamelijk gevoed met inkomsten uit bad standings, te weten een bedrag van € 110.000,00 over voornoemde periode. Aan de verkoop van clubkleding werd in dezelfde periode slechts € 5.865,00 verdiend.
De rechtbank overweegt dat er mogelijk echter sprake kan zijn van dubbeltelling, nu niet valt uit te sluiten dat de contant ontvangen bedragen uit de kas van Satudarah contant zijn gestort op de bankrekening van verdachte en/of besteed zijn bij [bedrijf 1] . De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 15.000,00 in mindering brengen op het witwasbedrag.
Medeplegen
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn partner schuldig gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst. Tussen verdachte en zijn partner was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking nu zij in de ten laste gelegde periode een economische eenheid vormden en samen van de contante bedragen gebruik hebben gemaakt.
Gewoonte
Gelet op de duur van de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden kan naar het oordeel van de rechtbank tevens worden bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.