ECLI:NL:RBOVE:2022:3635

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
08/963575-16 en 08/963528-18 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan criminele organisatie Satudarah met diverse strafbare feiten

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van het leidinggeven aan de criminele organisatie Satudarah. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn rol binnen deze organisatie, die betrokken was bij ernstige strafbare feiten zoals afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen, en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De man was gedurende meerdere jaren een van de belangrijkste leiders van Satudarah, een organisatie die bekendstaat om haar gewelddadige en criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie hebben gecreëerd en in stand gehouden. De man werd ook schuldig bevonden aan gewoontewitwassen van een bedrag van meer dan € 114.000,- en het voorhanden hebben van een geweer en hagelpatronen. De rechtbank overwoog dat de organisatie een ernstige bedreiging voor de samenleving vormde en dat de gepleegde feiten een grote impact hebben gehad op de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie, en de overschrijding van de redelijke termijn bij de strafoplegging. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf gematigd tot vier jaar, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/963575-16 en 08/963528-18 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 6 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 januari 2018, 30 maart 2018, 19 juni 2018, 13 november 2018, 28 september 2021, 23 november 2021, 13 juni 2022, 3 november 2022, 4 november 2022, 7 november 2022 en 22 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van wat door verdachte, zijn raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Spijkenisse, en zijn raadsman mr. J. Vedder, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 08/963575-16
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 30 maart 2018, ten laste gelegd dat:

1.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met heden in de gemeente(n) Tilburg en/of Enschede en/of Maastricht en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland,
als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie (Satudarah Motor Club), bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer andere perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en/of
- afpersing, en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of
- (zware) mishandeling, en/of
- witwassen, en/of
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en/of
- handelen in strijd met de Opiumwet;

2.

hij op of omstreeks 26 september 2017 in de gemeente Tilburg een of meer (vuur)wapens van categorie 111, te weten een geweer, (merk Squires Bingham/3C) en/of een of meer stuk(s) munitie van categorie I11, te weten een of meer hagelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.

Parketnummer 08/963528-18
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met heden, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 129.738,27 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,

b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 129.738,27 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod tot willekeur, door slechts verdachte en de medeverdachten te vervolgen en niet alle 1200 leden van Satudarah Motor Club.
De rechtbank overweegt dat in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, voor zover hier van belang met het gelijkheidsbeginsel en/of het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging (het ‘verbod van willekeur’). Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur.
Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk moeten worden behandeld, waarbij ook de haalbaarheid en de opportuniteit een rol spelen. In beginsel is van schending van het gelijkheidsbeginsel eerst sprake bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal gelijke gevallen. De rechtbank overweegt daarbij dat het niet vervolgen van derden wier gedragingen evenals die van verdachte het voorwerp van strafvervolging zouden kunnen zijn en min of meer gelijk zijn aan die van de verdachte, niet zonder meer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging tegen de verdachte leidt omdat ook andere omstandigheden van invloed kunnen zijn bij de beantwoording van de vervolgingsvraag.
Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging houdt in dat het Openbaar Ministerie een belangenafweging moet maken tussen enerzijds het algemeen belang dat met een vervolging kan zijn gediend en anderzijds het individuele belang van de verdachte om uit het strafrechtelijke circuit te blijven. Nu de belangenafweging omtrent al dan niet vervolgen door de wetgever expliciet aan het Openbaar Ministerie is toebedeeld, kan de rechtbank de vervolgingsbeslissing slechts marginaal toetsen. De rechtbank kan slechts beoordelen of het Openbaar Ministerie na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
De rechtbank is van oordeel dat er wat betreft verdachte en zijn medeverdachten en de overige leden van Satudarah Motor Club geen sprake is van eenzelfde feitencomplex, dezelfde verdenking en dezelfde rol (verdachte wordt verweten leiding te hebben gegeven aan de criminele organisatie), zodat er geen sprake is van gelijke gevallen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat na afweging van de betrokken belangen de keuze van het Openbaar Ministerie om enkel de leidinggevenden van Satudarah Motor Club te vervolgen alleszins redelijk is en dus geenszins apert onevenredig. Het vervolgen van alle leden van Satudarah Motor Club is ondoenlijk, zodat logischerwijs keuzes dienden te worden gemaakt door het Openbaar Ministerie. Het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging zijn niet geschonden.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank verwijst voor het verweer gevoerd door de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden verklaard, omdat verdachte erop mocht vertrouwen dat op 25 juli 2022 tot een sepot van de witwaszaak is overgegaan, naar de afwijzende beslissing die de rechtbank op de terechtzitting van 3 november 2022 hieromtrent heeft genomen. De rechtbank verwijst voor de motivering van deze beslissing naar het proces-verbaal van die terechtzitting.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
In 2016 startte het onderzoek 26Largo naar aanleiding van de verdenking dat verdachte als leider, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 maart 2018, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, genaamd Satudarah Motor Club (hierna Satudarah), een organisatie die het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven zoals (gekwalificeerde) diefstal, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en het overtreden van de drugs- en wapenwetgeving.
Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en het voorhanden hebben van een geweer en hagelpatronen (munitie van categorie III).
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/963575-16 feit 1
De rechtbank stelt voorop dat zij een eigen afweging heeft gemaakt in deze strafzaak tegen verdachte, maar dat zij op de punten van de organisatie en het criminele oogmerk niet tot een ander oordeel zal komen dan de rechtbank in de zaak tegen de medeverdachten op
21 december 2021, hetgeen hierna zal worden uitgewerkt. Er zal hierdoor in onderhavig vonnis overlap zijn met de vonnissen van de medeverdachten.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging bespreken:
I. Organisatie, II. Oogmerk van de organisatie, III. Deelneming, IV. Leiderschap en V. Periode. Ten slotte zal onder VI. de conclusie worden getrokken.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en medeverdachten zal, in verband met de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder worden aangeduid als verdachte of verdachte [verdachte] en de medeverdachten respectievelijk als verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] .
I. Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Uit de aangetroffen documenten, te weten ‘Statuten Satudarah MC’ [2] , ‘De Rode Draad’ [3] , ‘Uniform Kennis Docu’ [4] , ‘Handboek Satudarah MC’ [5] en ‘Het Chapter reglement en bijlagen Satudarah’ [6] kan naar het oordeel van de rechtbank het volgende worden afgeleid.
Oorspronkelijk vormden de oprichters, de Malessy’s, het centrale bestuur. Vanaf 2008 groeide Satudarah sterk door de oprichting van verschillende chapters, zijnde lokale afdelingen, in binnen- en buitenland, waardoor de functies van Kapikane en Nomad in het leven werden geroepen om de Malessy’s te ondersteunen. Vanaf 2009 werd de term Nationals gebruikt voor de verschillende bestuursrollen van Malessy’s, Kapikanes en Nomads. Sommige Malessy’s en Kapikanes vervulden een specifieke bestuursfunctie zoals die van ‘President Sergeant at Arms’ (veiligheid), ‘Treasurer’ (financiën) of ‘Roadcaptain’ (veiligheid op de weg).
De chapters, waarvan de Nationals geen onderdeel uitmaakten, waren in principe gelijk aan elkaar en het onderscheid ertussen was primair gelegen in de locatie waar zij waren gevestigd. De chapters bestonden uit een bestuur, met aan het hoofd een President, een Vice-president, een Sergeant at Arms, een Treasurer, Secretary en een Road Captain.
Het chapterbestuur, het decentrale bestuur, stond, anders dan verdachte heeft verklaard, in hiërarchie onder de Nationals, het centrale bestuursorgaan.
In de National-presidenten-meeting, bestaande uit Nationals en de presidenten van de verschillende chapters, vond besluitvorming plaats over clubbrede onderwerpen.
Verder bestond een chapter uit leden van wie de bevoegdheden toenamen met de duur van het lidmaatschap: de full-members en aspirant-leden (Prospects, Hangarounds 2, Hangarounds 1 en Wannabe’s). De leden hadden verschillende verplichtingen zoals het betalen van contributie, de aanwezigheid bij bepaalde activiteiten/vergaderingen en de plicht tot het afleggen van de eed waarmee zij onder meer trouw en geheimhouding beloofden.
Leden, ook aspirant-leden, konden in bepaalde gevallen gedegradeerd worden in rang. Die degradatie werd ‘(terug)snijden’ genoemd.
Vanaf het full-membership droegen leden een lederen hesje, de zogenaamde ‘colours’, met daarop applicaties waardoor zichtbaar was dat zij lid waren van Satudarah en welke functie zij bekleedden.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
II. Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven komt naar het oordeel van de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
A. Criminogene factoren
1% Outlaw Motor Gang
Bij haar oprichting heeft Satudarah zich naar het oordeel van de rechtbank geplaatst binnen de gewelddadige cultuur van zogenoemde 1%-MC's, ook wel Outlaw Motor Gangs genoemd (OMG's). Dit zijn groeperingen die zich buiten de maatschappelijke orde plaatsen en deze ook trotseren. Zij eisen een eigen geweldmonopolie voor zich op en ontlenen hun bestaansrecht aan deze zelfgekozen positie van wetteloze outlaws. Het zijn zeer gesloten organisaties met een militair karakter: sterke hiërarchische verhoudingen tussen de 'broeders' die zich conformeren aan regels die zijn geworteld in begrippen als loyaliteit, broederschap, respect en eer. Bovendien heerst er een traditie van intimidatie en geweld die intern is ingemetseld in een strikte zwijgplicht. Door het gewelddadige karakter en een gecultiveerd gevoel van onaantastbaarheid wordt maatschappelijke angst aangewakkerd. Dat geweld keert zich ook naar binnen, waardoor het moeilijk is om uit de groep te treden.
In het aangetroffen Uniform Kennis Docu is hierover opgenomen:
‘Satudarah Maluku MC is een 1%-MC opgericht in 1990 (…)’ [7] . Ook wordt in dit beleidsdocument uitleg gegeven over het 1% teken:
'Daarmee wordt aangegeven, dat je je onderscheidt van andere,
'in het gareel lopende motorrijders’, (…) ‘en behoort tot een ‘hardcore MC’ [8] . Leden van Satudarah, waaronder verdachte [medeverdachte 3] , verdachte [medeverdachte 2] [9] en verdachte [10] , droegen in sommige gevallen ook een patch met de tekst '1%' als ereteken op hun 'colours'. Daarmee draagt Satudarah uit dat zij moet worden geplaatst binnen de traditie van de OMG's.
Het beeld van Satudarah als 1%-MC wordt versterkt door de interne organisatiestructuur, de sterke hiërarchische verhoudingen tussen de leden, maar ook door het bestaan van verschillende regels, sancties en gewoonten binnen de club.
Broederschap vormde blijkens de verschillende beleidsdocumenten een belangrijke waarde binnen Satudarah. Voor het geval leden niet uit zichzelf loyaal waren aan de club, bestond er een stelsel van regels en sancties om deze loyaliteit af te dwingen. Aan leden die de eed af wilden leggen werd voorgehouden dat deze eed nooit meer verbroken kon worden. [11] Leden die toch wilden breken met Satudarah liepen het risico met een bad standing uit de club gezet te worden. Het verplichtende karakter van loyaliteit komt onder meer tot uiting in de statuten van Satudarah:
‘Alle leden van Satudarah MC dienen te geloven in de doelstellingen, die Satudarah MC nastreeft (…) Ieder lid behoort een meerdere te gehoorzamen indien de opdracht te maken heeft met Satudarah MC belangen c.q. activiteiten (…)’. [12] Het eisen van loyaliteit van leden komt verder tot uiting in een aanwezigheidsplicht bij clubactiviteiten, zoals het bijwonen van vergaderingen en deelnemen aan ritten. [13]
Afscherming
Satudarah heeft voorts een gesloten clubcultuur die op verschillende manieren wordt afgeschermd voor buitenstaanders. In de statuten, die alleen mochten worden ingezien door volwaardige leden op straffe van een boete en in het bezit waren van een Malessy, is opgenomen dat rekening moet worden gehouden met geheimhouding van bepaalde zaken binnen de organisatie en dat informatie niet mag worden doorgespeeld aan derden. [14] Om te voorkomen dat leden werden binnengehaald die niet te vertrouwen waren, werden nieuwe leden eerst gescreend. [15]
Verder gold binnen Satudarah de regel te zwijgen tegenover politie en justitie. In het Chapter Reglement is hierover opgenomen:
‘Wanneer een broeder onverhoopt in aanraking komt met de autoriteiten, kan dat nooit anders zijn dan op persoonlijke titel – in elk geval dient desbetreffende broeder te zwijgen totdat de chapter een advocaat heeft geregeld die in goede justitie de onderhavige belangen dan zal behartigen.’ [16]
Er werd tevens gebruik gemaakt van afgeschermde communicatie via PGP. [17] Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat criminele organisaties gebruik maken van een PGP-telefoon teneinde afluisteren door de justitiële autoriteiten tegen te gaan.
Ook waren er regels over het gebruik van Whatsapp, telefoon, email en de Member Area. [18] Zo moest de geschiedenis van de groep-app één keer per week worden verwijderd. De groep-app moest elke maand worden vernieuwd. Nadat dit gebeurd was, moest iedereen de oude groep-app van zijn telefoon verwijderen. Clubaangelegenheden moesten over de telefoon met grote voorzichtigheid worden besproken. Verzonden e-mails moesten altijd meteen worden verwijderd (‘clean mailbox policy’). Bepaalde informatie kon alleen worden gecommuniceerd via de MemberArea, een afgeschermd deel van de website van Satudarah waar alleen volwaardige leden toegang tot hadden.
Door het afschermen van informatie over de organisatie en haar leden werd de cultuur van de club beschermd, werd de onderlinge verbondenheid vergroot en werd het justitie moeilijk gemaakt strafrechtelijk onderzoek te doen.
Jailfund
Passend bij het beeld van Satudarah als 1%-MC is het bestaan van een jailfund, een fonds ter ondersteuning van leden, en hun gezin, die gedetineerd zijn. Dat Satudarah een dergelijk fonds heeft, volgt onder meer uit een verslag van de Treasurer meeting van 5 juni 2013:
‘We hebben het gehad over jailhouse. Ze willen het geld wat ze deze keer bij elkaar hebben gekregen verdelen onder de jongens die nu vastzitten. Ze willen het verder niet meer doen en dat de jongens die vast komen te zitten uit eigen kas worden betaald als we dat willen. De nationals die vast komen te zitten moeten uit de hoofdkas betaald worden. Mocht je vast komen te zitten voor de club dan wordt het wel vergoed uit het noodfonds. [19]
Satudarah betaalde in sommige gevallen ook juridische bijstand van advocaten voor leden. Dat dit stelselmatig plaatsvond volgt uit notulen van een vergadering van Nationals en Presidenten op 30 november 2012:
‘Feedback op financiën, [medeverdachte 3] legt uit dat er veel kosten zijn geweest om advocaten te betalen. Het 20 jarig feest heeft geld gekost, er zijn meerdere kosten geweest. Al met al is de hoofdkas een heel stuk geslonken (…)’. [20]
Uit het financieel ondersteunen van gedetineerde leden en hun gezin en het betalen van advocaten door de club ten behoeve van leden, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door Satudarah leden door de club wordt gefaciliteerd.
Angst voor represailles
De gewelddadige cultuur binnen Satudarah komt verder tot uitdrukking in het feit dat mensen niet of nauwelijks een verklaring durven af te leggen ten nadele van Satudarah uit vrees voor represailles. Zo wil [naam 1] , slachtoffer van een bad standing, zijn laatste verklaring bij de politie niet lezen of ondertekenen omdat hij belastende dingen had verklaard over leden van Satudarah en hij om die reden vreesde voor zijn leven. [21] [naam 1] verklaart hierover :
‘Ik geloofde in de club en het sprookje daarachter. Dat je je mond moet houden enz.. Ik bedoel daarmee dat je geen gevoelige zaken over de club naar buiten brengt. Dat is wat je de club hebt beloofd tijdens de eedaflegging en rituelen als je een andere rang krijgt. Dat je geen dingen zegt die de club kunnen schaden. Dit is tegenover iedereen buiten de club.’
Ook [naam 2] werd met een bad standing de club uitgezet en durfde daarvan geen aangifte te doen, hij verklaart hierover:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn.’ [22] Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] : ‘
Ik ben geloof ik een keer gebeld maar ik wilde niet met ze(politie, OvJ)
praten want daar schiet je niets mee op. Het is een grote machtige club voor je het weet heb je een handgranaat in je tuin.’en ‘
Ik zeg u, ik zit hier niet graag om een verklaring af te leggen. Ik ben nog steeds bang.’ en ‘
Dit wordt allemaal op papier gezet. Ik zit hier niet op te wachten. Straks komen ze vanavond weer bij mij langs terwijl jullie vanavond gewoon naar huis gaan.’. [23]
Uitvaartverzekering
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de verplichte uitvaarverzekering die ieder lid van Satudarah blijkens ‘De Rode Draad’ diende te hebben, past bij de gewelddadige cultuur van Satudarah. [24] Kennelijk werd de kans op overlijden groter dan gemiddeld geacht. Niet valt in te zien waarom leden van een motorclub anders een dergelijke verzekering dienen te hebben.
B. Gepleegde strafbare feiten
In de onderhavige zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op vier specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten, witwassen en het plegen van overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom beperken tot deze categorieën van misdrijven.
Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing
Zoals hiervoor overwogen bestaat er binnen Satudarah een stelsel van regels en sancties om loyaliteit jegens te club af te dwingen en er is tevens sprake van een gewelddadige cultuur. Leden die de regels overtreden of toch willen breken met Satudarah liepen het risico een bad standing te krijgen. Deze sanctie is erop gericht om een lid op een oneervolle manier uit Satudarah te zetten. Het was bijna onmogelijk om Satudarah probleemloos te verlaten. Zo heeft Vice-Malessy [naam 3] verklaard
‘niemand heeft het recht om te zeggen ik stop ermee’. [25] . President [naam 4] verklaarde in dit verband: ‘
als je binnenkomt, dan is dat voor het leven’. [26] En:
‘je moet wel een hele goede reden hebben natuurlijk’,aldus president [naam 5] .
In zijn algemeenheid waren de redenen voor een bad standing dat je als lid de club in gevaar had gebracht, van de club had gestolen, had gelogen of de normen en waarden van Satudarah had geschonden. In het kader van een bad standing moest een lid dan een geldboete betalen en/of was hij verplicht zijn motor en/of een ander voertuig af te staan aan de club. Tevens was een lid bij een bad standing verplicht om al zijn ‘clubtattoos’ te laten verwijderen of weg te werken. De besluitvorming in individuele gevallen over het al dan niet opleggen van een bad standing kon plaatsvinden in een interne rechtbank, bestaande uit onder meer Nationals. [27]
In het ‘Handboek Satudarah Maluku’ is deze sanctie van een bad standing ook opgenomen. Hierin staat vermeld dat bij een bad standing een boete van € 5.500,00 betaald moet worden aan het chapter, waarvan € 5.000,00 was bestemd voor de hoofdkas en € 500,00 voor het chapter. De hoogte van het boetebedrag bij een bad standing was vastgesteld in de meeting van Nationals en Presidenten. [28]
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven. De rechtbank zal dat in het hiernavolgende uiteenzetten.
Zo volgt uit het dossier dat [naam 6] op 1 september 2017 met een bad standing uit Satudarah is gezet. [29] Hem werd verweten dat hij diverse malen niet conform de regels van de club had gecommuniceerd en dat hij zich negatief had uitgelaten over de Sergeant at Arms van zijn chapter. [30] Uit de op 1 september 2017 opgenomen vertrouwelijke communicatie volgt dat bij de bad standing van [naam 6] geweld is gebruikt en dat hij € 5.500,00 moest betalen. Verder volgt uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie dat georganiseerd werd dat het geld van [naam 6] , de papieren van diens motor en zijn motor zouden worden opgehaald. Bij deze bad standing werd een strategie gebruikt, die erop neerkwam dat bij [naam 6] de indruk moest worden gewekt dat hij ervan af zou zijn als hij zijn motor zou afstaan en € 5.500,00 zou betalen aan de club en dat hij aan niemand mocht vertellen wat hem in het kader van zijn bad standing was afgenomen en aangedaan. [31]
Bevestiging van deze gang van zaken rondom de bad standing van [naam 6] kan worden gevonden in de verklaring van [naam 6] zelf. Op 15 september 2017 verklaarde hij dat hij twee weken daarvoor een bad standing had gekregen en dat hij in elkaar was geslagen. In het ziekenhuis was vastgesteld dat hij enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang had. Geld, zijn motor, een Ducati ter waarde van € 14.000,00 en de bijbehorende kentekenpapieren waren door Satudarah afgenomen. Hij wenste geen aangifte te doen tegen Satudarah, omdat hij anders alleen maar meer problemen van de club verwachtte. [32]
Uit onderzoek bleek voorts dat er op 5 september 2017 een bedrag van in totaal € 5.000,00 was opgenomen van de bankrekening van [naam 6] en/of zijn echtgenote. [33]
Blijkens de verklaring van [naam 7] op 19 september 2017 stond de motor van [naam 6] bij hem voor onderhoud en verbouwing en dat hij op 31 augustus of
1 september 2017 was gebeld door een onbekend iemand met de mededeling dat hij de motor van [naam 6] kwam ophalen. [naam 6] moest volgens hem de motor zelf ophalen of daar toestemming voor geven. Op 2 september 2017 kwam [naam 6] met een bont en blauw gezicht bij hem om de factuur te betalen en vertelde hij hem dat iemand zijn motor zou ophalen. Op 6 september 2017 kwamen drie onbekende mannen de motor van [naam 6] ophalen. De motor was € 14.000,00 waard. [34]
In een telefoongesprek tussen [naam 6] en zijn echtgenote op 7 september 2017 zegt hij bang te zijn dat de 'hogere' erachter zouden komen wat er gebeurd was, dat ze het er niet mee eens zijn en 'verhaal komen doen'. [naam 6] noemde daarbij de namen [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) en [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ). [35]
Uit het dossier volgt ook dat jegens [naam 8] in de nacht van 6 op 7 maart 2017, tijdens een clubavond van Satudarah in [café] in Weert, in het kader van een bad standing zodanig geweld is gebruikt dat artsen voor zijn leven hebben gevreesd. [naam 9] , de dochter van [naam 8] , verklaarde hierover dat haar vader zijn ribben had gebroken, een gescheurde milt had, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken en dat er op zijn voorhoofd vier of vijf strepen zaten waardoor het leek of er met een schoen tegen zijn voorhoofd was getrapt. Zijn telefoon, horloge, pasjes en rijbewijs waren gestolen. [naam 8] ontkende bij de politie weliswaar dat zijn mishandeling te maken had met Satudarah, maar uit onderzoek bleek dat zijn telefoon de telefoonmast aan [adres 2] te Weert had aangestraald op maandag 6 maart 2017 om 22:56 uur en op 7 maart 2017 om 00:56 uur, welke mast zich hemelsbreed op circa 375 meter van [café] bevindt, en dat hij in de nacht van 6 op 7 maart 2017 met een voertuig op naam van een clublid ( [naam 10] ) zwaar gewond was afgezet vlakbij het ziekenhuis in Geldrop. [36] Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verwondingen van [naam 8] verband hielden met zijn bad standing, uitgevoerd in de nacht van 6 op 7 maart 2017 tijdens een clubavond van Satudarah.
Uit het dossier blijkt ook dat [naam 2] op 20 mei 2016 met een bad standing uit Satudarah is gezet. [naam 2] was tot mei 2016 President van het chapter Arnhem/Riverside. Op een gegeven moment moest [naam 2] zich melden bij het clubhuis in Apeldoorn met zijn motor. In Apeldoorn werd hem door drie Nomads gezegd dat hij zijn Satudarah hesje uit moest doen en werd hij mishandeld door zes tot acht mannen. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte hierbij aanwezig was. [37] Daarna werd hij met een auto op ongeveer 100 meter van het ziekenhuis Rijnstate in Arnhem afgezet waar hij moest worden behandeld aan zijn verwondingen, bestaande uit: twee gebroken armen, gebroken ribben, een gebroken oogkas en een scheve neus. [naam 2] wilde geen aangifte doen van zijn mishandeling of van de diefstal van zijn motor, uit angst voor zijn eigen veiligheid, die van zijn gezin en zijn zaakmedewerkers. [naam 2] was bang dat in opdracht van de Malessy's bijvoorbeeld een handgranaat in zijn woning zou worden gegooid. Op 23 mei 2016 liet [naam 2] een wijkagent weten geen aangifte van mishandeling te willen doen en verklaarde:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn. lk heb ze inmiddels ook al hier thuis gehad en moet aan mijn vrouw en kinderen denken. lk heb mijn motor en Porsche in moeten leveren en hoop dat het daarmee klaar is’. [38]
Op 4 juni 2016 en 15 juni 2016 werd verdachte als bestuurder gezien in de Porsche Cayenne van [naam 2] . Op 29 juni 2016 werd de auto van [naam 2] uit Nederland uitgevoerd. [39]
Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] ten slotte dat hij met bad standing uit de club was gezet toen hij op een gegeven moment geen lid meer wilde zijn. Zijn motor en auto werden afgepakt, hij moest € 50.000,00 betalen en hij kreeg klappen. Hij verklaarde voorts dat Satudarah een grote machtige club is, dat de Nomads en Malessy’s de club aansturen en dat Presidenten niet veel te zeggen hebben. [40]
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van (extreem) gewelddadig gedrag uitgeoefend door leden van Satudarah. Daarbij kregen de slachtoffers van de bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor onder bedreiging inleveren. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het oogmerk van Satudarah mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling.
Witwassen
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting [41] blijkt dat van de boete van € 5.500,00 voor een bad standing € 5.000,00 de hoofdkas invloeide. De wijze van verkrijgen van de bad standing gelden – namelijk door diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling – maakt de afdracht aan de hoofdkas crimineel. De inkomsten uit bad standing hebben dan ook een criminele herkomst. Het geld van de hoofdkas werd blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting gebruikt om onder andere reiskosten voor de Nationals te betalen. Daarnaast volgt uit de administratie van de hoofdkas dat met het geld ook PGP-toestellen werden aangeschaft, een stash werd bekostigd en kosten voor juridisch advies werden betaald. [42] Het geld met een criminele herkomst is beoogd om omgezet te worden in goederen of diensten. Hiermee is het oogmerk van Satudarah ook gericht op witwassen van de ontvangen bad standing gelden.
Opiumwet
Uit in het dossier bevindende Ennetcom data volgt dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 via zijn PGP gesprekken voerde over ‘Ke’ en ‘M’. [43] De rechtbank is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] hiermee Ketamine en MDMA bedoelde. Voorts blijkt uit de PGP gesprekken dat verdachte [medeverdachte 4] de beschikking had over een stash, een geheime opslagplaats voor waardevolle spullen en/of geld [44] en dat er zich op 16 april 2016 800 gram MDMA in die stash bevond. [45]
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de Ennetcom data niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat dat een inbreuk maakt op het recht op vertrouwelijke communicatie en de onschuldpresumptie van de gebruikers van Ennetcom, doordat het Openbaar Ministerie bij de verkrijging van de Ennetcom data artikel 125la Sv niet in acht heeft genomen. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, als het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan het verzuim (de zogenoemde Schutznorm). Nu het niet gaat om gegevens van een aan verdachte toebehorende PGP-telefoon, is hij niet door de gestelde niet-naleving van het betreffende voorschrift getroffen. Van enig nadeel in de vorm van een schending van zijn privacy is dan ook geen sprake.
De Ennetcom data zijn derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Voorts is gebleken dat in februari en maart 2016, een periode die is gelegen vlak voordat de hierboven genoemde PGP-gesprekken van verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 plaatsvonden, in de administratie van de hoofdkas van Satudarah € 250,00 [46] en € 200,00 [47] is opgenomen voor de huur van een stash. Op grond hiervan acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 middels PGP heeft gesproken over een door Satudarah gehuurde stash, dat deze stash werd gebruikt voor de opslag van MDMA en dat zich in deze stash 800 gram MDMA bevond. Nu de kosten van de stash werden betaald uit de clubkas van Satudarah, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] zich uit hoofde van Satudarah bezig hield met de handel in drugs en dat het oogmerk van Satudarah derhalve gericht is op overtreding van de Opiumwet.
De verdediging heeft een emailbericht afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 4] aan mr. Blonk d.d. 30 oktober 2022 te 14:31 uur overgelegd, waarin [medeverdachte 4] aangeeft dat een stash een andere betekenis heeft dan hierboven is weergegeven, maar de rechtbank hecht hier geen geloof aan nu dit niet nader onderbouwd is.
Wapens en munitie
Ten aanzien van het oogmerk van Satudarah op het overtreden van de Wet wapens en munitie overweegt de rechtbank het volgende. Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van
19 januari 2016 werd verdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor de uitvoer van vuurwapens en het voorhanden hebben van een pistool met munitie. In het vonnis is overwogen dat verdachte [medeverdachte 1] binnen Satudarah een leidende en sturende rol heeft en vanuit die positie automatische vuurwapens en munitie naar Duitsland heeft doen uitgaan. [48]
Daarnaast werd [naam 11] , lid van chapter South Clan, op 18 februari 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van diverse wapens, waaronder een handgranaat. [49] In een OVC-gesprek geeft [naam 4] , president van chapter Southclan, aan dat de strafzaak van [naam 11] een clubaangelegenheid is en dat de advocaatkosten door de club moeten worden betaald. [50]
Voorts is uit OVC-gesprekken en camerabeelden, opgenomen in het clubhuis van het chapter Geleen, af te leiden dat [naam 12] , president van de chapter Geleen, op 18 november 2017 een vuurwapen gelijkend op een Kalasjnikov in handen heeft gehad. [51] De rechtbank Limburg heeft bij vonnis d.d. 22 februari 2019 (onderzoek Fuut) overwogen dat dit heeft plaatsgevonden in clubverband. [52]
Gelet op deze veroordelingen in combinatie met de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van Satudarah ook gericht is op overtreding van de Wet wapens en munitie.
C. Conclusie
Gelet op het feit dat Satudarah alle kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’, met soortgelijke rangen en standen en gebruiken zoals broederschap, zwijgplicht, bad standing en de jailhouseprocedure, alsmede de concreet gepleegde strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld of dreiging met geweld, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van Satudarah, zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere - legale - doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
III. Deelneming
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
A. Behoren tot de organisatie
Verdachte (Kapikane [verdachte] ) was sinds 2000 lid van Satudarah en was vanaf dat moment Sergeant at Arms bij chapter Southside. Sinds 2007 bekleedde hij de functie van president bij dit chapter. Op 22 januari 2011 werd verdachte gepromoveerd tot Nomad National en op
9 maart 2012 tot Kapikane. [53]
Verdachte [medeverdachte 3] (Malessy [medeverdachte 3] ) was in 1990 één van de oprichters van Satudarah. Hij was tussen 1997 en 2010 geen lid omdat hij in bad standing Satudarah moest verlaten. In maart 2010 werd verdachte [medeverdachte 3] in ere hersteld als National en Malessy. [54]
Verdachte [medeverdachte 2] (President World Malessy [medeverdachte 2] ) werd in 2008 lid van Satudarah en hij bekleedde achtereenvolgens de volgende functies binnen de club: Sergeant at Arms van chapter Southside, President van chapter Southside en Kapikane. [55]
Verdachte [medeverdachte 1] (Kapikane [medeverdachte 1] ) was sinds 2000 lid van Satudarah. In 2011 werd hij bevorderd tot National Nomad en in 2013 tot Kapikane. [56]
Op 6 juni 2015 werden verdachte, verdachte [medeverdachte 3] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] als ‘nieuwe generatie leiders’ van Satudarah gepresenteerd. [57]
Verdachte [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) werd lid van Satudarah in 2008 en in 2009 werd hij full member. Vervolgens werd hij in 2012 lid van chapter Southside in de functie van Treasurer. Volgens aangetroffen notulen was hij in oktober 2013 National Nomad en aanwezig bij Treasurermeetings. [58] Vanaf eind 2014 vervulde hij de rol van National Treasurer. [59]
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten behoorden tot de organisatie van Satudarah.
B. Aandeel in/ondersteuning van gedragingen oogmerk
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 1 Sr ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming’ voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is overwogen, uit de verschillende beleidsdocumenten van Satudarah dat de club kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’. Blijkens de verklaringen van de medeverdachten ter terechtzitting van
28 september 2021 [60] moesten alle clubleden, alvorens full-member te kunnen worden, op de hoogte zijn van de inhoud van deze beleidsdocumenten. Voor verdachte en zijn medeverdachten geldt dan ook dat zij in zijn algemeenheid hebben geweten dat Satudarah niet alleen een club was die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven.
Verdachte heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van verdachte dat de gepleegde misdrijven chapter aangelegenheden waren en dan met name van de Trailer Trash, waar hij geen enkele weet van had, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De groep die behoorde tot de zogenoemde Trailer Trash is immers in juni 2014 al weggegaan bij Satudarah. [61] De hiervoor aangehaalde misdrijven hebben na deze periode plaatsgevonden. Ook blijkt nergens uit dat hij het initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen. De stelling van verdachte dat hij daarover in onwetendheid heeft verkeerd, acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar verdachte zich aan heeft gecommitteerd.
De rechtbank is overigens niet alleen van oordeel dat verdachte in zijn algemeenheid ervan op de hoogte was dat Satudarah het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven, dat hij daarvan geen afstand heeft genomen en dat hij geen initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen, maar is van oordeel dat er in het dossier zelfs concrete aanwijzingen bestaan dat hij zelf een aandeel heeft gehad in gedragingen die dat oogmerk ondersteunen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 7 april 2015 te 23:11 uur geeft verdachte door dat per direct alle contact moet worden verbroken met de president van Eastborder, omdat hij een relatie verborgen had gehouden met de vrouw van een member. Verdachte zegt om 23:15 uur: “dit is een duidelijk BS!!”, waarna [naam 13] reageert met “Alles afnemen! En klappen erbij!”. [62]
Op 30 juli 2011 vond een confrontatie plaats op de Scheldestraat te Amsterdam tussen leden van Satudarah en de politie Amsterdam. Door de leden van Satudarah werd gegooid en geslagen met stoelen, tafels, flessen, glazen en overige goederen die de Satudarah leden voorhanden kregen van het terras. Er werden commando’s gegeven om het geweld te starten, die direct werden opgevolgd door de overige leden van Satudarah. Het verzet tegen de politie was dusdanig massaal en gewelddadig dat inzet van een politiehond noodzakelijk was en een politieagent gebruik heeft gemaakt van zijn dienstwapen. Vier politieambtenaren raakten gewond, waarbij het letsel bestond uit kneuzing, blauwe plekken en een snijwond in het gelaat. Uiteindelijk werden 56 Satudarah leden aangehouden, waaronder verdachte, en er werden zes messen, twee vuurwapens, munitie en twee kogelwerende vesten in beslag genomen. [63] De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij hier niets van af wist, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Hoewel dit incident strikt genomen buiten de bewezen verklaarde periode valt (zie hierna), geeft dit wel aan dat verdachte reeds toen over wetenschap beschikte dat Satudarah strafbare feiten pleegde. Hij was toen ook al lid van Satudarah.
Op 6 oktober 2012 heeft er op een Moluks feest “Pesta Ullath” op de Amelandstraat te Breda een (zware) mishandeling plaatsgevonden van [naam 14] . Hij werd door meerdere Satudarah leden tegelijk geslagen en geschopt, voornamelijk op zijn hoofd, ten gevolge waarvan hij een bebloed gezicht had, een aantal verdikkingen en verwondingen op zijn gezicht en een aantal voortanden miste. [64] Een getuige heeft verklaard dat
[verdachte] voor de beveiliging zou zorgen tijdens het feest. [65]
Op 23 en 24 maart 2013 is er vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen in het clubhuis van [clubhuis] te Tilburg. In genoemde periode vond daar een vergadering van de Nationals van Satudarah plaats, waaruit blijkt dat Satudarah Duitsland in maart 2013 “in oorlog leeft”. Bij dit gesprek was onder meer verdachte aanwezig.
Ten slotte was, zoals hiervoor overwogen, verdachte aanwezig op 20 mei 2016 bij de bad standing van [naam 2] en is hij later rijdend gezien in de Porsche Cayenne, die [naam 2] moest inleveren nadat hij in bad standing de club had verlaten.
De rechtbank is gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat hij Sergeant at Arms was, van oordeel dat verdachte niet alleen wist dat Satudarah het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven, maar daar ook zelf een aandeel in heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah.
IV. Leiderschap
Verdachte wordt tevens verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan als leider worden aangemerkt.
Verdachte maakte als Kapikane deel uit van de groep van Nationals. De Nationals waren degenen die regels invoerden waaraan de chapters en individuele leden zich moesten houden. Dit komt met name tot uitdrukking in de statuten van Satudarah:
‘Zowel nieuwe regels en/of wijzigingen in de statuten kunnen worden ingebracht door de secretaris, mits deze vooraf schriftelijk zijn voorgelegd aan de leiding van de chapter. Na goedkeuring door de verantwoordelijke National vindt opname ervan in de Statuten plaats.’ [66] Daarnaast volgt uit de statuten dat de Nationals beslisten over de oprichting van chapters, over de toedeling van kaderfuncties, over de plaatsing van gewone leden, over promoties binnen de chapters en zij beslisten over het reilen en zeilen van buitenlandse chapters. [67] De Nationals hadden het, gelet op hun rang en functie, voor het zeggen binnen Satudarah en zij presenteerden zich ook zo naar de leden en de buitenwereld. Tekenend hiervoor zijn de op de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen berichten, verstuurd in de periode van 21 oktober 2014 tot en met
25 september 2017 in de Whatsapp-groep ‘ [omschrijving] ’. [medeverdachte 2] zegt onder meer: ‘
K heb zelf 4 uitzonderingen waar ik toestemming voor heb gegeven’en ‘
Maar goed, we moeten binnenkort maar ff zitten met [medeverdachte 3] er bij… Alleen wij Malessy en kapi’s’.Verdachte zegt: ‘
…wij beslissen toch’en ‘
Zelfde ook met prospect chapters, denk dat wij zulke onderwerpen in klein comite moeten bespreken zodat het gelijk vaststaat…wij met [medeverdachte 3] erbij..’En verdachte [medeverdachte 1] zegt: ‘
Nomads moeten iedere week op bezoek bij de chapters zo houden we ze kort.’ [68]
Zoals hierboven overwogen, is van autonoom opererende chapters die niet zijn gebonden aan de regels van Satudarah geenszins gebleken. Er was juist sprake van een zeer hiërarchische organisatie die van bovenaf door de leiders werd aangestuurd en waarvan verdachte een van de leiders was.
Verdachte heeft in een interview in de Nieuwe Revu van januari 2014 het volgende verklaard:
‘de Kapikanes en Malessy bepalen het beleid’. [69] Voorts heeft verdachte in een interview op de radio bij Omroep Brabant op 17 oktober 2016 verklaard: “Als je Kapikane bent, ben je eigenlijk een aanvoerder en één van de leiders van Satudarah”. [70] Voorts blijkt uit e-mailverkeer in augustus 2013 dat verdachte op dat moment België, Maleisië, Indonesië, Thailand, Mauritius, Singapore en Australië “onder zich” had. [71]
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten niet slechts raadgevers waren, zoals verdachte ter terechtzitting heeft betoogd, maar daadwerkelijk leiders met macht en zeggenschap binnen de organisatie
Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah.
V. Periode
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vanaf 9 maart 2012, het moment waarop hij Kapikane werd [72] , tot aan 30 maart 2018 als leider deelgenomen aan de criminele organisatie.
VI. Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte in de periode van
9 maart 2012 tot en met 30 maart 2018 als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, welke organisatie onder meer bestond uit verdachte, verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] . Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft subsidiair, indien de rechtbank niet mocht komen tot integrale vrijspraak van het ten laste gelegde, een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan.
De verdediging heeft allereerst verzocht om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren. De rechtbank heeft deze verzoeken onder andere bij beslissing van 1 februari 2021 afgewezen. De rechtbank ziet thans geen noodzaak om op de eerder gegeven beslissingen terug te komen, omdat zij zich voldoende voorgelicht acht. Dit betekent dat het voorwaardelijke gedane verzoek, om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren, wordt afgewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de voorwaardelijke verzoeken die zien op de Bayonnes dat de rechtbank deze getuigenverklaringen niet heeft gebezigd voor het bewijs. De voorwaardelijke verzoeken ten aanzien van de Bayonnes worden dan ook afgewezen.
De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek dat ziet op de TCI-informatie dat zij deze informatie evenmin heeft gebezigd voor het bewijs. Dit voorwaardelijke verzoek wordt derhalve eveneens afgewezen.
De rechtbank heeft bij dit alles de vraag onder ogen gezien of de procedure in zijn geheel (‘as a whole’) voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.
Parketnummer 08/963575-16 feit 2
Uit belastinggegevens bleek dat verdachte als gebruiker stond geregistreerd van een garagebox aan de Azuurweg 286 in Tilburg. Op 26 september 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in deze garagebox en werd er onder meer een sleutel gevonden met het label “ [adres 3] te Tilburg”, waarna deze garagebox eveneens werd doorzocht. [73]
Tijdens de doorzoeking werden in de garagebox aan [adres 3] (persoonlijke) spullen van verdachte aangetroffen en daarnaast een hagelgeweer met 10 hagelpatronen, twee wapenholsters, een agenda 1e Kapikane-pressen meeting 11 januari clubhuis Rotterdam en aantekeningen 9 januari 2008 met onderaan onderstreept de tekst: ‘Tas niet vergeten met pipa (wapen/pistool)’ [74] , een boek over pistolen en revolvers [75] , een verlopen paspoort van verdachte [76] en een instructieboekje van een Glock vuistvuurwapen. [77]
Het hagelgeweer betreft een vuurwapen, merk Squires Bingham/3C, kleur zwart voorzien van een serienummer 556008, kaliber 12 hagel. Het hagelgeweer is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Het hagelgeweer is van het type pumpaction. De munitie betreft 10 hagelpatronen, merk FN Browing/Legia 12, kaliber 12 hagel, meerkleurig. [78]
Het begrip voorhanden hebben in de zin van de Wet wapens en munitie veronderstelt een drietal cumulatieve factoren. Een eerste factor is de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader, waarbij het in eerste instantie niet van belang is waar het wapen zich bevindt maar wel dat de dader erover kan beschikken. Er dient voorts een zekere relatie te bestaan tussen het voorwerp en de dader, in die zin dat er met betrekking tot het wapen een zekere vorm van machtsuitoefening mogelijk moet zijn oftewel een zekere handelingsbevoegdheid of beschikkingsmacht. Tot slot dient bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten opzichte van het aanwezig hebben van het wapen.
Nu het geweer en de hagelpatronen zijn aangetroffen in een garagebox waarvan verdachte de gebruiker was, in de garagebox persoonlijke spullen van verdachte zijn aangetroffen waaronder een verlopen paspoort van verdachte en verdachte bij de politie geen verklaring heeft gegeven door zich steeds te beroepen op zijn zwijgrecht en eerst ter terechtzitting met een niet onderbouwde en zeer algemene verklaring is gekomen dat meerdere mensen toegang hadden tot de garagebox, oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het geweer en de hagelpatronen voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 08/963528-18
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid, concreet, misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal ook het ten laste gelegde aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Contante stortingen en autohuur
Op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd in de periode van
1 januari 2014 tot 12 april 2016 € 26.842,24 contant gestort. Op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van verdachte werd in de periode van 1 januari 2014 tot
1 april 2014 € 6.147,30 contant gestort. [79] Op de bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [naam 15] , de partner van verdachte waarmee hij een economische eenheid vormde, werd in 2014 € 22.690,00, in 2015 € 15.750,00 en in 2016 € 4.400,00 contant gestort. [80] Op de bankrekeningen van verdachte en zijn partner is derhalve - in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 april 2016 - in totaal € 75.829,54 contant gestort.
Het is niet aannemelijk geworden dat andere personen dan de tenaamgestelde(n) contant geld op de bankrekeningen hebben gestort. De tenaamgestelde(n) moet(en) dan ook in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor stortingen van contant geld die op eigen rekening plaatsvinden. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte samen met zijn partner verantwoordelijk wordt gehouden voor de stortingen die op de bankrekeningen hebben plaatsgevonden.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat verdachte en zijn partner [naam 15] veelvuldig auto’s huurden bij [bedrijf 1] . In de periode van 2014 tot en met 2016 werd daar in totaal
€ 30.695,91contant afgerekend. [81] Daarnaast bleek dat met de creditcard op naam van [naam 16] , één van de eigenaren van [bedrijf 1] , twee betalingen waren verricht aan [bedrijf 1] Nederland ten behoeve van autoverhuur op naam van verdachte en/of [naam 15] in de periode 2015/2016 voor een totaalbedrag van € 2.904,12. [82] In de administratie van [bedrijf 1] werden voorts 4 huurovereenkomsten aangetroffen voor de verhuur van auto’s aan verdachte en [naam 15] die niet in de uitgeleverde gegevens van [bedrijf 1] Nederland vermeld stonden. Deze 4 huurovereenkomsten stonden op naam van [verdachte] , [naam 15] en [bedrijf 2] en direct voorafgaand aan de overboekingen werden de bankrekeningen waarmee betaald werd gevoed door contante stortingen. Het betreft in totaal € 5.308,70. [83]
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de door verdachte verrichtte contante stortingen en betalingen en een bepaald misdrijf.
Wel is het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante stortingen op de bankrekeningen en de uitgaven aan autohuur uit enig misdrijf afkomstig zijn nu de herkomst van de bedragen niet kunnen worden verklaard met gegevens uit legaal inkomen. Er waren geen inkomensgegevens van verdachte bij de belastingdienst bekend en het saldo op zijn bankrekening [rekeningnummer 2] was in 2012 € 762,00, in 2013 - € 204,00 en in 2014 € 0,00. Het saldo op zijn bankrekening [rekeningnummer 1] was in 2014 € 0,00 en in 2015 € 112,00. [84] Zijn partner [naam 15] had in de periode 2014 tot en met 2016 een zeer beperkt inkomen, te weten in totaal € 62.750,73, bestaande uit contante stortingen, kinderbijslag, kindgebonden budget, zorgtoeslag en teruggaven van de belastingdienst. [85] De inkomsten van verdachte en [naam 15] waren volgens de normen van het NIBUD onvoldoende om de kosten van het huishouden te dragen.
Vervolgens is het aan verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare verklaring te geven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de contante geldbedragen een legale herkomst hebben.
Verdachte heeft eerst ter terechtzitting van 3 november 2022 verklaard dat het contante geld afkomstig was van familieleden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet een concrete, min of meer verifieerbare verklaring, nu verdachte dit in een heel laat stadium heeft aangevoerd en zonder enige onderbouwing.
Eerst ter terechtzitting van 3 november 2022 heeft verdachte over de betalingen aan [bedrijf 1] verklaard dat er regelmatig personen zijn geweest die onder zijn naam auto’s huurden bij [bedrijf 1] , maar dat deze personen zelf betaalden. Nu verdachte dit op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd, hij ook niet heeft kunnen verklaren wat hier nu precies de reden voor was of het voordeel van zou zijn geweest en zijn verklaring bovendien geen steun vindt in het dossier, acht de rechtbank ook deze verklaring niet concreet en min of meer verifieerbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom de conclusie gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat de contante bedragen die gestort zijn op de bankrekening van verdachte en/of zijn partner en de contante betalingen ten behoeve van autohuur onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap had.
Ontvangsten hoofdkas
De rechtbank leidt uit de administratie van de hoofdkas van Satudarah af dat verdachte, aangeduid met zijn bijnaam “kale”, een bedrag van € 15.000,00 uit de hoofdkas van Satudarah heeft ontvangen nu in het bestand “2016.txt” van september 2016 staat vermeld
‘15000 lening kale’.Deze lening staat ook vermeld in de administratie aangetroffen bij [verdachte] , de vice president van chapter Southside ten tijde van de lening. [86]
Uit het dossier volgt dat de hoofdkas van Satudarah werd gevoed met contante bedragen afkomstig van leden van Satudarah in de vorm van een deel van de contributie die via het chapter werd afgedragen. In de periode september 2015 tot en met januari 2017 betrof dit een totaalbedrag van € 115.819,00. Daarnaast werd de hoofdkas voornamelijk gevoed met inkomsten uit bad standings, te weten een bedrag van € 110.000,00 over voornoemde periode. Aan de verkoop van clubkleding werd in dezelfde periode slechts € 5.865,00 verdiend. [87]
De rechtbank overweegt dat er mogelijk echter sprake kan zijn van dubbeltelling, nu niet valt uit te sluiten dat de contant ontvangen bedragen uit de kas van Satudarah contant zijn gestort op de bankrekening van verdachte en/of besteed zijn bij [bedrijf 1] . De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 15.000,00 in mindering brengen op het witwasbedrag.
Medeplegen
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met zijn partner schuldig gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst. Tussen verdachte en zijn partner was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking nu zij in de ten laste gelegde periode een economische eenheid vormden en samen van de contante bedragen gebruik hebben gemaakt.
Gewoonte
Gelet op de duur van de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden kan naar het oordeel van de rechtbank tevens worden bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/963575-16
1.
hij in de periode van 9 maart 2012 tot en met 30 maart 2018 in Nederland als leider heeft deelgenomen aan een organisatie (Satudarah Motor Club), bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en
- afpersing, en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- (zware) mishandeling, en
- witwassen, en
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en
- handelen in strijd met de Opiumwet;
2.
hij op 26 september 2017 in de gemeente Tilburg een vuurwapen van categorie III, te weten een geweer (merk Squires Bingham/3C) en munitie van categorie III, te weten hagelpatronen, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 08/963528-18
verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 maart 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 114.738,27 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die geldbedragen – middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 420ter Sr en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08/963575-16
feit 1: het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2: het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 08/963528-18
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval het tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de verdediging subsidiair een beroep gedaan op verschillende strafmatigende omstandigheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft, samen met anderen, leiding gegeven aan Satudarah. Binnen deze club behoorden afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, (zware) mishandeling, witwassen, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met de Opiumwet tot de gebruikelijke gang van zaken. Zoals hiervoor overwogen is Satudarah daarmee een criminele organisatie. Van Satudarah ging een sterk ondermijnend effect uit op de samenleving en de club is inmiddels door de civiele rechter verboden. Verdachte was gedurende een aantal jaren één van de belangrijkste leiders van de organisatie.
Bij Satudarah heerste een cultuur van geweld en intimidatie waarbij de leden zich lange tijd onaantastbaar hebben gewaand en dat ook daadwerkelijk zijn geweest. Er was sprake van een soort parallelle samenleving die draaide om macht, geweld, angst en intimidatie. Onderzoeken naar verdenkingen jegens de club of leden van de club waren lastig, juist door de cultuur van afscherming, geweld en intimidatie en de angst die daarmee gepaard ging.
De gepleegde strafbare feiten hebben een enorme impact gehad en hebben grote angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Met name het geweld dat werd gebruikt bij de slachtoffers in het dossier die met bad standing Satudarah hebben of moesten verlaten is naar het oordeel van de rechtbank zeer ernstig. Hun angst was zodanig dat zij niet durfden te vertellen wat hen was aangedaan. Daarbij komt dat het gepleegde geweld enorm was. Zo had een slachtoffer enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang en had een ander slachtoffer gebroken ribben, een gescheurde milt, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken. De omstandigheid dat verdachte hier geen afstand van heeft genomen, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Daarbij komt dat men op allerlei manieren probeerde uit het zicht van politie en justitie te blijven door onder andere het gebruik van PGP toestellen te faciliteren en door de eerder beschreven geldende zwijgplicht binnen Satudarah.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben leiding gegeven aan deze internationale criminele organisatie. Zij zijn bepalend geweest bij het creëren en in stand houden van een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie.
Het gegeven dat de verdachte en zijn medeverdachten niet zelf actief hebben deelgenomen aan de gewelddadigheden zoals die door andere leden zijn gepleegd, doet aan de strafwaardigheid van de deelname aan een criminele organisatie niet af.
Deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van ruim € 114.000,-. Witwassen is een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geweer en hagelpatronen. Het voorhanden hebben van een verboden wapen en verboden munitie veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving en onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen.
De rechtbank is van oordeel dat voor feiten als het onderhavige enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2021, waaruit onder andere blijkt dat hij op 12 juli 2021, wegens gewoontewitwassen, door het Gerechtshof
‘s-Hertogenbosch (nog niet onherroepelijk) is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank houdt daarmee op grond van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening. De rechtbank moet daarbij constateren dat de verdachte zich in deze zaak derhalve niet voor het eerst schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Overschrijding van de redelijke termijn
Namens de verdachte is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat dit moet leiden tot strafvermindering. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 26 september 2017, omdat verdachte op die datum is aangehouden en hij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld.
De einddatum staat niet ter discussie en is heden, de dag waarop vonnis wordt gewezen.
Voor wat betreft de met de berechting van de zaak gemoeide tijd overweegt de rechtbank dat de redelijke termijn met ruim drie jaren is overschreden, welke overschrijding niet alleen aan de verdediging toegerekend kan worden. De rechtbank zal hier derhalve rekening mee houden bij de strafmaat.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van straf aansluiting gezocht bij de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. Nu bewezen is verklaard dat verdachte een langere periode leiding heeft gegeven aan de criminele organisatie dan drie van zijn medeverdachten, zal de rechtbank verdachte een langere gevangenisstraf opleggen dan deze drie medeverdachten. Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en drie maanden passend en geboden, maar zal deze gelet op de overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte zou in beginsel tot de conclusie moeten leiden dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte zwaarder wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom zou moeten worden opgeheven. Gelet op de beslissingen van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 26 januari 2022, waarin het hof de voorlopige hechtenis van de medeverdachten heeft geschorst en hierbij heeft overwogen dat niet verwacht kan worden dat de zaken op korte termijn inhoudelijk behandeld gaan worden, is de rechtbank van oordeel dat het niet opportuun is om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte thans op te heffen. De rechtbank zal derhalve de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand laten.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen administratie, het wapen, de munitie en het holster, de kleding van Satudarah, de telefoons en de Blackberry toestellen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen geld moet worden verbeurd verklaard.
De verdediging heeft teruggave betoogd van alle in beslag genomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde kleding moet worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke het feit is begaan.
De rechtbank is verder van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geld moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort of die geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde administratie, het wapen, de munitie en het holster vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde Blackberry toestellen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde telefoons, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het uitvoeren van eerder ingediende onderzoekswensen;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/963575-16
feit 1: het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2: het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 08/963528-18
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen kleding en het in beslag genomen geld;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen administratie, het in beslag genomen wapen, de munitie en het holster en de in beslag genomen Blackberry toestellen;
- gelast de teruggave van de in beslag genomen telefoons aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer , voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar ordners en pagina’s, zijn dit ordners/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met de aanduiding 26Largo/LERAA16015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Ordner 7 pagina 48 tot en met 74
3.Ordner 7 pagina 102 tot en met 105
4.Ordner 7 pagina 88 tot en met 101
5.Ordner 10 pagina 1730 tot en met 1735
6.Ordner 10 pagina 1370 tot en met 1458
7.Ordner 7 pagina 90
8.Ordner 7 pagina 249
9.Ordner 8 pagina 471
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 november 2022
11.Ordner 7 pagina 95
12.Ordner 7 pagina 69
13.Ordner 7 pagina 70
14.Ordner 7 pagina 63
15.Ordner 10 pagina 164
16.Ordner 10, pagina 1369
17.Ordner 32 pagina 416
18.Ordner 5 pagina 391
19.Ordner 9 pagina 1026
20.Ordner 7 pagina 164
21.Ordner 16 pagina 2717
22.Ordner 16 pagina 2993
23.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juni 2019
24.Ordner 7 pagina 105
25.Ordner 12 pagina 936
26.Ordner 12 pagina 962 en 975
27.Ordner 11 pagina 7 en 124 en 225
28.Ordner 11 pagina 290
29.Ordner 14 pagina 1997-1998
30.Ordner 14 pagina 2040-2057
31.Ordner 15 pagina 2068-2075
32.Ordner 14 pagina 1997-1998
33.Ordner 15 pagina 2148-2150
34.Ordner 15 pagina 2152-2153
35.Ordner 15 pagina 2180-2182
36.Ordner 15 pagina 2187-2202
37.Ordner 16 pagina 2957
38.Ordner 16 pagina 2993
39.Ordner 16 pagina 2954-2967
40.Proces-verbaal van het verhoor van [naam 2] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 juni 2019
41.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 november 2022
42.Ordner 32 pagina 417
43.Ordner 33 pagina 710
44.Ordner 24 pagina 770
45.Ordner 33 pagina 713
46.Ordner 24, pagina 791
47.Ordner 24, pagina 770
48.Ordner 20 pagina 166 tot en met 209
49.Ordner 20 pagina 260 tot en met 286
50.Ordner 20 pagina 290
51.Ordner 20 pagina 246 en 247
53.Ordner 2 pagina 11 tot en met 19
54.Ordner 31 pagina 15 tot en met 27 en proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021, verklaring verdachte
55.Ordner 1 pagina 19 tot en met 23
56.Ordner 3 pagina 30-31
57.Ordner 7 loopproces-verbaal pagina 7-8
58.Ordner 4 pagina 3 tot en met 9
59.Ordner 4 pagina 43
60.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021
61.Ordner 9, pagina 877
62.Ordner 32; pagina 286
63.Ordner 18 pagina 107 tot en met 110
64.Ordner 18 pagina 263 tot en met 272 en 284 tot en met 285
65.Ordner 18 pagina 298
66.Ordner 7 pagina 11
67.Ordner 7 pagina 12
68.Ordner 5 pagina 344, 345, 352, 354 en 522
69.Ordner 8 pagina 630 tot en met 633
70.Ordner 2, pagina 191
71.Ordner 32 pagina 90
72.Ordner 7, loopproces-verbaal pagina 7-8
73.Ordner 20 pagina 115 tot en met 117
74.Ordner 20 pagina 131 en 133
75.Ordner 20 pagina 141
76.Ordner 20 pagina 142 en 143
77.Ordner 20 pagina 144 en 145
78.Ordner 20 pagina 153 tot en met 156
79.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 7 en pagina 82-84
80.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 7 en pagina 85
81.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 9 en pagina 28 en pagina 88 en pagina 301
82.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 8 en pagina 32 en pagina 109-110 en pagina 318-325 en pagina 341-342
83.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 9 en pagina 29 en pagina 348-349
84.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1, persoonsdossier, loopproces-verbaal pagina 9
85.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1, persoonsdossier, loopproces-verbaal pagina 10-11
86.ZD Witwassen MANUX74 ordner 1 loopproces-verbaal pagina 10 en pagina 378-379 en pagina 397
87.Ordner 24 pagina 780