10.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 4
telkens het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
88 (achtentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 134,58 (zegge: honderdvierendertig euro en achtenvijftig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 115,44 (zegge: honderdvijftien euro en vierenveertig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 105,78 (zegge: honderdenvijf euro en achtenzeventig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr.drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2022.
Buiten staat
Mr. Van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2021197572. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat er van 2 op 3 april 2021 een slaapfeestje was in mijn woning in Denekamp, waar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aanwezig waren. Dat klopt. Ik ben die nacht thuisgekomen na een feest op het werk. Het kan zijn dat ik hen heb gekriebeld.
2.
Het proces-verbaal studioverhoor van [slachtoffer 1] van 15 juli 2021, pagina’s 83, 86 en 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A (= [slachtoffer 1] ): [verdachte] ging aan ons zitten. Bij mij hierzo en hier.
V (= verbalisant): Hoe noem jij dat?
A: Dit is de lies en dit is de blaas en aan mijn billen.
V: En waarmee ging hij aan je zitten bij je lies, bij je blaas en bij je billen?
A: Gewoon met de hand.
A: [slachtoffer 3] die werd onder de onderbroek en bij de benen en ook bij de lies. Bij [slachtoffer 2] ook onder de onderbroek. En [slachtoffer 4] die had gewoon bij de benen.
V: En wat deed die precies bij je blaas en bij je lies met de hand?
A: Gewoon zo kriebelen.
V: En hoe kriebelt die dan?
A: Zo beetje zo (noot verbalisant: [slachtoffer 1] beweegt haar vingers op de tafel)
V: Wat heb jij gezien wat die bij anderen deed?
A: Ik zag wel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat hij in de onderbroek ging.
Het proces-verbaal studioverhoor van [slachtoffer 2] van 20 juli 2021, pagina’s 148 en 149, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V (= verbalisant): En nou vertelde jij dat die vader (de rechtbank begrijpt: verdachte) jou ging kriebelen. Dat die met de hand hier in ging.
A (= [slachtoffer 2] ): Ja alleen onder die band (noot verbalisant: de tailleband aan de broek). En hij ging hier gewoon zo op nog, niet onder mijn onderbroek. Het eerste rondje deed die bij mijn billen. Maar het tweede rondje toen lag ik op mijn rug. Toen deed die het hier.
V: En hoe gaat die dan bij je billen kriebelen?
A: Toen ging die gewoon zo en toen ging die zo een beetje zo wrijven.
V: Jij doet dan zo kriebelen en wrijven. En hoe was dat dan met je onderbroek?
A: De onderbroek die zat nog gewoon aan.
A: Bij [slachtoffer 1] ging die ook alleen over de billen en bij [slachtoffer 3] ook?
V: Hoe weet je dat?
A: Dat zei ze.
V: Dat was het eerste rondje. En toen ging die weer naar jou? En hoe lag jij toen in je bed?
A: Toen lag ik op mijn rug. Toen ging die over mijn plassertje ging die daar over heen wrijven en een beetje achter dat elastiek en deed die zo.
V: Ja. Maar hoe begon die dan de tweede keer.
A: De tweede keer zat die ook daar en hij begon hij ook gewoon bij de benen.
V: En toen?
A: Toen ging die naar mijn plassertje.
V: En je had de onderbroek aan en ging die naar je plassertje en wat deed die toen met zijn hand?
A: Ging die ook weer wrijven en kietelen.
V: En waar voelde je het bij je plasser? Want je kunt het een beetje aan de bovenkant voelen, je kunt het nog tussen je benen voelen.
A: Gewoon aan de bovenkant.
V: En hij ging een beetje met zijn vinger onder je elastiek van je onderbroek toen. Hoe ver ging die toen met de vingers eronder?
A: Kijk heb je hier zo die onderbroek en ging die alleen een beetje zo (noot verbalisant: er ligt een A-4tje op tafel en [slachtoffer 2] tilt het blaadje iets op en legt haar vinger eronder).
V: Een vingertopje. Onder dat elastiek. En wat deed die dan met de vinger als die onder het elastiek ging?
A: Toen deed die gewoon zo.
V: Een beetje kriebelen.
A: Ja.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 17 juni 2021, pagina’s 117-118, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 april 2021 hebben we [slachtoffer 3] aangesproken. [naam 2] heeft aan [slachtoffer 3] gezegd dat wij hadden gehoord dat er wat op dat slaapfeestje was gebeurd. [slachtoffer 3] vertelde dat [verdachte] thuis kwam. “Toen moesten we gaan slapen en dan ging hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) kietelen. Bij [slachtoffer 4] over de benen, bij [slachtoffer 2] hier mama. Ze wees met haar hand achter haar onderbroek. Ze zei "Jij noemt dat toch blaas mama?" Bij mij heeft hij achter de onderbroek aan mijn billen gezeten.”
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 17 juni 2021, pagina 112, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 april 2021 kwam bij [slachtoffer 4] het hele verhaal er uit (de rechtbank begrijpt: over het slaapfeestje in de nacht van 2 op 3 april 2021). Ze vertelde dat [verdachte] haar op haar rug benen en buik had gekriebeld. Rond half twee, twee uur was [verdachte] naar boven gegaan. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben op dat moment verteld dat [verdachte] met zijn hand bij hen achter de onderbroekjes had gezeten.