ECLI:NL:RBOVE:2022:3609

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
08-034641-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes tijdens een slaapfeestje

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 39-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man werd schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen met vier minderjarige meisjes tijdens een slaapfeestje in zijn woning in Denekamp op 3 april 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de meisjes op verschillende manieren had betast, waaronder het aanraken van de billen, buik en schaamstreek, deels onder de kleding. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar en voldoende onderbouwd door getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank concludeerde dat zijn handelingen seksueel van aard waren en in strijd met de sociaal-ethische normen. Naast de gevangenisstraf werd de man ook een taakstraf van 240 uur opgelegd en moest hij een schadevergoeding van ruim 4.000 euro betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere schone strafblad en de hulp die hij had gezocht na de incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-034641-22 (P)
Datum vonnis: 1 december 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat in Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op of omstreeks 3 april 2021 met vier minderjarige kinderen ontucht heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (over de kleding heen) betasten van de lies en/of de buik en/of de billen van die [slachtoffer 1] ;
2
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het (over de kleding heen) betasten van de billen en/of de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn hand, althans zijn vinger(s) in de onderbroek van die [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2010) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn hand, althans zijn vinger(s) in de onderbroek van die [slachtoffer 3] en/of
- het (onder de kleding) betasten van de billen van die [slachtoffer 3] ;
4
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5] 2011) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (over de kleding heen) betasten van de benen en/of de rug en/of de buik van die [slachtoffer 4] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor alle feiten moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het wettige bewijs ontbreekt naar het oordeel van de raadsman, omdat de belastende verklaringen onbetrouwbaar zijn en daarom niet tot bewijs kunnen dienen. Indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft betast, dan kunnen die handelingen volgens de raadsman niet als ontuchtig worden gekwalificeerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het procesdossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 2 op 3 april 2021 logeerden de toen tienjarige [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en de negenjarige [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) in de woning van verdachte in Denekamp vanwege een slaapfeestje van de dochter van verdachte. Tussen 22.30 uur en 24.00 uur is verdachte thuisgekomen van een bedrijfsfeest.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar in de nacht van 2 op 3 april 2021 heeft betast op de lies, buik en billen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar die nacht heeft betast op de billen en schaamstreek, en dat hij zijn hand in haar onderbroek heeft gebracht. Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), moeder van [slachtoffer 3] , heeft verklaard dat [slachtoffer 3] heeft verteld dat zij door verdachte is betast op haar billen en dat hij zijn hand in haar onderbroek heeft gedaan. Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), moeder van [slachtoffer 4] , heeft verklaard dat [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij door verdachte is betast op haar benen, rug en buik.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen betwist. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of voornoemde verklaringen betrouwbaar zijn en overweegt als volgt.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , afgelegd in een studioverhoor bij de politie en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zijn consistent en komen op detailniveau overeen. Zo verklaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden dat verdachte na zijn thuiskomst luide muziek heeft opgezet en dat verdachte (enige tijd) achter een plant heeft gestaan in de woonkamer. Ook verklaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat ze samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de volgende ochtend aan [naam 1] , de vrouw van verdachte, hebben verteld dat verdachte hen heeft betast. Ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben die details genoemd, zo blijkt uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben in het studioverhoor op verschillende vragen geantwoord dat zij het antwoord niet weten en daarmee hebben zij geen eigen invulling gegeven aan feiten of omstandigheden. Ook hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaard dat zij bepaalde tenlastegelegde handelingen niet zelf hebben waargenomen, maar dat zij verklaren wat zij van de anderen hebben gehoord.
Weliswaar is er contact geweest tussen de ouders van de minderjarigen en de minderjarigen onderling, voordat zij door de politie zijn gehoord, maar dit maakt – gelet op het voorgaande – de verklaringen niet onbetrouwbaar Daar komt bij dat niet is gebleken dat overeenkomsten in verklaringen zijn ontstaan door overleg tussen ouders of kinderen.
De rechtbank acht de verklaringen dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Wat betreft de overige verklaringen waarvan de raadsman de betrouwbaarheid heeft betwist, overweegt de rechtbank dat deze verklaringen niet voor het bewijs zullen worden gebruikt, zodat de rechtbank de betrouwbaarheid ervan verder niet zal bespreken.
Juridisch kader
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of op grond van het procesdossier en de behandeling ter terechtzitting de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen objectieve onderzoeksresultaten bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De beoordeling van het ten laste gelegde dient plaats te vinden op basis van de afgelegde verklaringen, wat kenmerkend is voor veel zedenzaken.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit geldt voor de hele tenlastelegging. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient daarom naast een verklaring van een getuige sprake te zijn van steunbewijs. Het steunbewijs hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring van de getuige op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De redengevende feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar heeft betast op haar billen, buik en lies. [slachtoffer 1] heeft gezien dat verdachte met zijn hand in de onderbroek van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ging en dat hij [slachtoffer 4] over haar benen heeft geaaid. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar over haar billen heeft gewreven, terwijl ze haar onderbroek aan had, en dat hij over haar schaamstreek heeft gewreven. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte vervolgens met zijn vingertopje onder de tailleband van haar onderbroek ging. [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] dezelfde nacht horen zeggen dat verdachte hen op hun billen heeft aangeraakt. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte onder haar onderbroek haar billen heeft betast, dat hij [slachtoffer 4] heeft aangeraakt op haar benen en [slachtoffer 2] bij de schaamstreek. [slachtoffer 3] heeft na het slaapfeestje, toen zij werd opgehaald door haar moeder, ook tegen haar moeder gezegd dat zij die nacht heel bang was geweest. [slachtoffer 3] wilde niet aan haar moeder vertellen wat er was, omdat verdachte dan boos zou worden. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte haar rug, benen en buik heeft betast en dat hij bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn hand achter de onderbroek had gedaan.
De verklaringen zijn op hoofdlijnen consistent over de aard van de handelingen, bij wie deze hebben plaatsgevonden en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het gaat om meerdere (vier) afgelegde verklaringen die over en weer steun vinden op specifieke onderdelen van de ten laste gelegde feiten. De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] vinden ook steun in de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het kan zijn dat hij de meisjes heeft gekriebeld. Hij kan dat wel geloven omdat hij ook regelmatig zijn eigen dochters in slaap kriebelt. Daarnaast komen hun verklaringen overeen wat betreft de context. Alle meisjes hebben verklaard dat verdachte vreemd gedrag vertoonde, dat [slachtoffer 2] bang was, dat zij [naam 1] de volgende ochtend hebben verteld wat er in de nacht was gebeurd en dat verdachte huilend zijn excuses heeft aangeboden aan de toen nog in de woning aanwezige [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de lies, buik en billen van [slachtoffer 1] heeft betast, de billen en schaamstreek van [slachtoffer 2] heeft betast en zijn vinger in haar onderbroek heeft gebracht, de billen van [slachtoffer 3] heeft betast en zijn vinger in haar onderbroek heeft gebracht, en dat verdachte de benen, rug en buik van [slachtoffer 4] heeft betast.
De vraag waar de rechtbank zich tot slot voor gesteld ziet, is of deze handelingen als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Daarvan is sprake indien het een handeling betreft die is gericht op seksueel contact of contact van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm. Verdachte heeft meermalen ongevraagd en onverhoeds vier minderjarige meisjes betast op de billen, benen, buik en in de schaamstreek, deels onder de kleding van de meisjes. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze opzettelijke aanrakingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische normen. Daarmee staat voor de rechtbank het ontuchtige karakter van het handelen van verdachte vast en is verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten. Het verweer van de verdediging dat verdachte met zijn grote handen per ongeluk de billen, benen, buik en schaamstreek heeft aangeraakt en met zijn vinger in de onderbroek is gekomen, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat verdachte gedurende langere tijd, op verschillende momenten en bij verschillende personen meerdere ontuchtige handelingen heeft verricht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de redengevende feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2010) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het over de kleding heen betasten van de lies en de buik en de billen van die [slachtoffer 1] ;
2
hij omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2010) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het over de kleding heen betasten van de billen en de schaamstreek van die [slachtoffer 2] en
- het brengen van zijn vinger in de onderbroek van die [slachtoffer 2] ;
3
hij omstreeks 3 april 2021 te Denekamp met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2010) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn hand, althans zijn vinger(s) in de onderbroek van die [slachtoffer 3] en
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 3] ;
4
hij omstreeks 3 april 2021 te Denekamp
met [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum 5] 2011) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het over de kleding heen betasten van de benen en de rug en de buik van die [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2, 3 en 4
telkens het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is, met de impact van deze zaak op verdachte en zijn gezin, en met de negatieve gevolgen die een gevangenisstraf zou hebben voor verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met vier jonge meisjes. De ontuchtige handelingen vonden plaats tijdens een slaapfeestje van de dochter van verdachte in het huis van verdachte. In die situatie moeten de slachtoffers zich veilig kunnen voelen en ook hun ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat hun kinderen veilig zijn. Verdachte heeft die veiligheid niet geboden. Verdachte was tijdens het plegen van de ontuchtige handelingen onder invloed van alcohol. De slachtoffers hebben zich die nacht zeer angstig gevoeld door het handelen van verdachte. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de nog jonge slachtoffers. Verdachte is voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de rechtbank neemt hem dit kwalijk. Het is algemeen bekend dat dergelijke zedendelicten gevolgen kunnen hebben voor de slachtoffers, ook op de langere termijn. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] , en hun ouders, nog kampen met de gevolgen van het handelen van verdachte. Ook maken de ouders zich zorgen over de gevolgen van het handelen van verdachte voor hun dochters op de lange termijn. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 3 juni 2022. Verdachte is via de huisarts aangemeld bij Transfore en heeft een behandeltraject gevolgd voor het aanleren van copingvaardigheden. Verdachte is gestopt met het drinken van alcohol. De kans op recidive wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert om de zaak af te doen zonder het opleggen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 10 oktober 2022. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Bij de op te leggen straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ook zelf is getroffen door de gevolgen van het delict en dat hij na de gebeurtenissen meteen vrijwillig hulp heeft gezocht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze zaak negatieve gevolgen heeft gehad voor zijn sociale leven in de (dorps)gemeenschap en dat hij bereid is om alles te doen wat nodig is in het belang van het verwerkingsproces van de slachtoffers.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ingediend door mr. E.M. Keulen, advocaat te Enschede, die daartoe door de ouders van de minderjarige slachtoffers is gemachtigd.
8.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. E.M. Keulen heeft zich namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.384,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,-- gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 134,58 gevorderd.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,-- en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.384,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. E.M. Keulen heeft zich namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.365,44 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,-- gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 115,44 gevorderd.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,-- en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.365,44, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.3
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4)
8.3.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. E.M. Keulen heeft zich namens de benadeelde partij [slachtoffer 4] gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.355,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,-- gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 105,78 gevorderd.
8.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schadevergoeding moet worden gematigd tot een bedrag van € 500,-- en voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] . De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.355,78 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1, 2 en 4 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met per elk van de drie vorderingen 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3 en 4
telkens het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
88 (achtentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoedingen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 134,58 (zegge: honderdvierendertig euro en achtenvijftig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 115,44 (zegge: honderdvijftien euro en vierenveertig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4) toe tot een bedrag van € 1.250,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 1.250,-- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 105,78 (zegge: honderdenvijf euro en achtenzeventig eurocent), en in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--, (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr.drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2022.
Buiten staat
Mr. Van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2021197572. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 november 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat er van 2 op 3 april 2021 een slaapfeestje was in mijn woning in Denekamp, waar [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aanwezig waren. Dat klopt. Ik ben die nacht thuisgekomen na een feest op het werk. Het kan zijn dat ik hen heb gekriebeld.
2.
Het proces-verbaal studioverhoor van [slachtoffer 1] van 15 juli 2021, pagina’s 83, 86 en 87, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A (= [slachtoffer 1] ): [verdachte] ging aan ons zitten. Bij mij hierzo en hier.
V (= verbalisant): Hoe noem jij dat?
A: Dit is de lies en dit is de blaas en aan mijn billen.
V: En waarmee ging hij aan je zitten bij je lies, bij je blaas en bij je billen?
A: Gewoon met de hand.
A: [slachtoffer 3] die werd onder de onderbroek en bij de benen en ook bij de lies. Bij [slachtoffer 2] ook onder de onderbroek. En [slachtoffer 4] die had gewoon bij de benen.
V: En wat deed die precies bij je blaas en bij je lies met de hand?
A: Gewoon zo kriebelen.
V: En hoe kriebelt die dan?
A: Zo beetje zo (noot verbalisant: [slachtoffer 1] beweegt haar vingers op de tafel)
V: Wat heb jij gezien wat die bij anderen deed?
A: Ik zag wel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat hij in de onderbroek ging.
3.
Het proces-verbaal studioverhoor van [slachtoffer 2] van 20 juli 2021, pagina’s 148 en 149, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V (= verbalisant): En nou vertelde jij dat die vader (de rechtbank begrijpt: verdachte) jou ging kriebelen. Dat die met de hand hier in ging.
A (= [slachtoffer 2] ): Ja alleen onder die band (noot verbalisant: de tailleband aan de broek). En hij ging hier gewoon zo op nog, niet onder mijn onderbroek. Het eerste rondje deed die bij mijn billen. Maar het tweede rondje toen lag ik op mijn rug. Toen deed die het hier.
V: En hoe gaat die dan bij je billen kriebelen?
A: Toen ging die gewoon zo en toen ging die zo een beetje zo wrijven.
V: Jij doet dan zo kriebelen en wrijven. En hoe was dat dan met je onderbroek?
A: De onderbroek die zat nog gewoon aan.
A: Bij [slachtoffer 1] ging die ook alleen over de billen en bij [slachtoffer 3] ook?
V: Hoe weet je dat?
A: Dat zei ze.
V: Dat was het eerste rondje. En toen ging die weer naar jou? En hoe lag jij toen in je bed?
A: Toen lag ik op mijn rug. Toen ging die over mijn plassertje ging die daar over heen wrijven en een beetje achter dat elastiek en deed die zo.
V: Ja. Maar hoe begon die dan de tweede keer.
A: De tweede keer zat die ook daar en hij begon hij ook gewoon bij de benen.
V: En toen?
A: Toen ging die naar mijn plassertje.
V: En je had de onderbroek aan en ging die naar je plassertje en wat deed die toen met zijn hand?
A: Ging die ook weer wrijven en kietelen.
V: En waar voelde je het bij je plasser? Want je kunt het een beetje aan de bovenkant voelen, je kunt het nog tussen je benen voelen.
A: Gewoon aan de bovenkant.
V: En hij ging een beetje met zijn vinger onder je elastiek van je onderbroek toen. Hoe ver ging die toen met de vingers eronder?
A: Kijk heb je hier zo die onderbroek en ging die alleen een beetje zo (noot verbalisant: er ligt een A-4tje op tafel en [slachtoffer 2] tilt het blaadje iets op en legt haar vinger eronder).
V: Een vingertopje. Onder dat elastiek. En wat deed die dan met de vinger als die onder het elastiek ging?
A: Toen deed die gewoon zo.
V: Een beetje kriebelen.
A: Ja.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 17 juni 2021, pagina’s 117-118, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7 april 2021 hebben we [slachtoffer 3] aangesproken. [naam 2] heeft aan [slachtoffer 3] gezegd dat wij hadden gehoord dat er wat op dat slaapfeestje was gebeurd. [slachtoffer 3] vertelde dat [verdachte] thuis kwam. “Toen moesten we gaan slapen en dan ging hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) kietelen. Bij [slachtoffer 4] over de benen, bij [slachtoffer 2] hier mama. Ze wees met haar hand achter haar onderbroek. Ze zei "Jij noemt dat toch blaas mama?" Bij mij heeft hij achter de onderbroek aan mijn billen gezeten.”
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 17 juni 2021, pagina 112, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 april 2021 kwam bij [slachtoffer 4] het hele verhaal er uit (de rechtbank begrijpt: over het slaapfeestje in de nacht van 2 op 3 april 2021). Ze vertelde dat [verdachte] haar op haar rug benen en buik had gekriebeld. Rond half twee, twee uur was [verdachte] naar boven gegaan. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben op dat moment verteld dat [verdachte] met zijn hand bij hen achter de onderbroekjes had gezeten.