4.4Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Identificatie mobiele telefoongebruikers
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen tapgesprekken en berichten. De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, eerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie de officier van justitie vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van het telefoonnummer.
Als het antwoord op die vraag bevestigend is, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden. De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen zijn opgenomen en de verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 13 oktober 2022, dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Alle tapgesprekken en berichten vanaf dit telefoonnummer zijn aan [medeverdachte 1] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [medeverdachte 1] werd gebruikt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen zijn opgenomen dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Alle tapgesprekken en berichten vanaf dit telefoonnummer zijn aan [verdachte] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [verdachte] werd gebruikt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen zijn opgenomen, dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Alle tapgesprekken en berichten vanaf dit telefoonnummer zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] werd gebruikt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4]
De rechtbank stelt vast, op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen zijn opgenomen, dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Alle tapgesprekken en berichten zijn aan [medeverdachte 3] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [medeverdachte 3] werd gebruikt. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] aanduiden als [medeverdachte 3] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5]
De rechtbank stelt vast op grond van de verklaring van [medeverdachte 4] bij de politie, dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Alle tapgesprekken en berichten zijn aan [medeverdachte 4] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [medeverdachte 4] werd gebruikt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 6]
De rechtbank stelt vast op grond van de verklaring van [medeverdachte 5] bij de politie, dat [medeverdachte 5] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Alle tapgesprekken en berichten zijn aan [medeverdachte 5] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit telefoonnummer (ook) door een ander dan [medeverdachte 5] werd gebruikt.
De rechtbank bespreekt de in het dossier besproken leveringen per datum en in de aflopende volgorde vanaf het moment waarop de politie na observaties, tapgesprekken en gegevens verkregen uit het Automatic Number Plate Recognition systeem (verder: ANPR) op 7 mei 2019 invallen heeft gedaan op diverse adressen.
Op 7 mei 2019 wordt via ANPR waargenomen dat de auto van [verdachte] het knooppunt Azelo passeert. Enkele seconden later volgt de auto van [medeverdachte 1] . Het observatieteam neemt waar dat omstreeks 12.11 uur beide voertuigen geparkeerd staan aan de Van Stolwijkstraat in Rotterdam. Omstreeks 13.07 uur arriveert [medeverdachte 3] . Omstreeks 13.20 uur staan drie voertuigen, waaronder de auto’s van [verdachte] en [medeverdachte 1] met geopende kofferbak bij elkaar.
Omstreeks 13.35 uur nemen [verdachte] en [medeverdachte 1] plaats in hun auto’s en rijden weg. Omstreeks 15.10 uur worden zij gecontroleerd door een motoragent. Uit WhatsApp-gesprekken blijkt dat [verdachte] een bericht naar [medeverdachte 1] stuurt met de inhoud: “dacht daar gaan we”. [medeverdachte 1] antwoordt “dat dacht ik ook”.
Omstreeks 15.37 uur arriveert [medeverdachte 1] aan [adres 4] in Enschede. [medeverdachte 2] komt daar met [medeverdachte 6] en opent de deur van de woning. [medeverdachte 6] neemt iets aan van [medeverdachte 1] en gaat daarmee naar binnen. [medeverdachte 2] pakt een doos en gaat daarmee naar binnen. [medeverdachte 1] gaat ook met een doos naar binnen. Omstreeks 16.02 uur treedt de politie de woning binnen.
In de woning van [medeverdachte 2] vindt de politie 170 hennepstekken, 1043 gram hennep en 97 gram hash.
In de auto van [medeverdachte 1] vindt de politie 140 hennepstekken.
[verdachte] rijdt naar een bedrijfspand aan [adres 2] in Den Ham en arriveert daar om omstreeks 15.48 uur. De politie treedt kort daarna het pand binnen en treft [verdachte] en twee onbekende personen aan. In het pand worden negen dozen met in totaal 1040 hennepstekken aangetroffen.
[medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] worden op 7 mei 2019 aangehouden.
Op 25 april 2019 ontvangt [medeverdachte 1] een bestelling van 180 stekken van [medeverdachte 5] .
Op 25 april 2019 wil [medeverdachte 2] 170 van [medeverdachte 1] lenen. Op 26 april 2019 vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] om een postpakket van 100. Op 26 april 2019 spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] over een flatje waar 170 meter behang in moet. Op 29 april 2019 komt er weer een verzoek van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] om 175 en misschien 135 te lenen. Op 29 april 2019 spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] over 175 en 135 voor volgende week. En 170 voor vrijdag. Op 30 april 2019 vraagt [medeverdachte 5] om 140 klein materiaal hetgeen [medeverdachte 1] bevestigt voor dinsdag.
Op 2 mei 2019 geeft [verdachte] [medeverdachte 1] door dat hij er nog 50 bij moet voor vrijdag.
Op 2 mei 2019 geeft [medeverdachte 5] [medeverdachte 1] door dat 20 stuks van het klein materiaal niets
waren. [medeverdachte 1] zegt voor nieuwe te zorgen. Op 3 mei 2019 geeft [medeverdachte 1] aan [verdachte] door dat de bestelling om drie uur wordt gebracht door DHL, waar ook de 20 stuks van [medeverdachte 5] bij zitten.
Op 3 mei 2019 geeft [medeverdachte 1] een bestelling door aan [medeverdachte 3] . Het gaat om 170, 175, 135, 1040, 140 en 50 stuks.
Op 7 mei 2019 bevestigt [medeverdachte 3] 1040 en 170 stuks bij [medeverdachte 1] . De rest ziet er niet uit, zegt [medeverdachte 3] .
Op 12 april 2019 bestelt [medeverdachte 2] 270 stekken (in versluierd taalgebruik) bij [medeverdachte 1] . Op 15 april 2019 bestelt [medeverdachte 5] 115 en 180 stekken bij [medeverdachte 1] . Op 16 april 2019 spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] over een grote bestelling van een man uit Nieuwegein.
In de periode van 16 april 2019 tot en met 18 april 2019 bestelt [medeverdachte 1] 270, 115 en 180 hennepstekken bij [medeverdachte 3] . Op 18 april 2019 bestelt [medeverdachte 2] 580 stekken bij [medeverdachte 1] , waarop [medeverdachte 1] de bestelling direct doorgeeft aan [medeverdachte 3] .
Op 19 april 2019 omstreeks 11.23 uur wordt via ANPR waargenomen dat de auto van [verdachte] knooppunt Azelo passeert. Op 19 april 2019 omstreeks 11.28 uur geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] op diens vraag of alles oké is, door dat hij onderweg is ”.
Omstreeks 14.48 uur straalt de telefoon van [verdachte] een mast bij [adres 3] in Rotterdam aan. Omstreeks 13.17 uur is er contact tussen de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] zegt dat een
‘maat’ komt, omdat het super druk is op de weg. [medeverdachte 5] reageert dat dit goed is en dat hij ook nog iets heeft voor [medeverdachte 1] .
iets heeft voor [medeverdachte 1] .
Omstreeks 16.08 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat zijn vriend wil weten hoe laat hij komt. [medeverdachte 1] zegt hem dat zijn maat komt maar dat het erg druk op de weg en dat hij denkt dat die er tegen zes uur is.
Op 19 april 2019 omstreeks 22.22 uur bestelt [medeverdachte 1] 350 stekken voor [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 3] .
Op 28 maart 2019 omstreeks 13.52 uur bestelt [medeverdachte 2] “3 euro 70 voor dinsdag” bij [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] bestelt om 13.54 uur “370 voor dinsdag” bij [medeverdachte 3] .
Op 31 maart 2019 omstreeks 22.09 uur geeft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] door “10 moet 200 worden”. Hierna geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] door “200 erbij vriend”. [medeverdachte 3] bevestigt dit.
Op 1 april 2019 omstreeks 22.17 uur geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] door dat hij om ongeveer 12.00 uur bij verdachte [medeverdachte 3] is. Hij vraagt ook of [medeverdachte 3] “er even 5 apart bij kan doen”.
Op 2 april 2019 omstreeks 09.44 uur passeert de auto van [medeverdachte 1] knooppunt Azelo. Omstreeks 11.02 uur passeert het voertuig Hardinxveld. Omstreeks 12.08 passeert dat voertuig weer Hardinxveld. Om 12.08 uur meldt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat deze klus niet doorgaat. Hij vraagt of [verdachte] morgen (3 april 2019) die kant op kan. [verdachte] bevestigt dit.
Om 12.43 uur geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] door dat het morgen wordt.
Omstreeks 14.16 uur geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] door dat hij er nog 300 nodig heeft voor morgen. Deze bestelling werd kort daarvoor door [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] gedaan.
Op 3 april 2019 omstreeks 10.52 uur zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] dat alles klaar staat.
De auto van [verdachte] rijdt omstreeks 12.25 uur bij Deventer. Om 13.23 uur is dat voertuig bij Hardinxveld.
Omstreeks 15.06 uur meldt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] dat “hij” er met een uur is. [medeverdachte 2] wordt ongeduldig.
Omstreeks 16.30 uur passeert het voertuig knooppunt Azelo en omstreeks 16.45 uur arriveert [verdachte] op de Poolsmansweg. [verdachte] levert daar vijf dozen af. Een aantal van die dozen wordt korte tijd later opgehaald.
Op 19 maart 2019 omstreeks 8.43 uur bestelt [medeverdachte 5] 260 bij [medeverdachte 1] . Op 21 maart 2019 bestelt [medeverdachte 1] 260 stekken bij [medeverdachte 3] die de bestelling op 22 maart 2019 bevestigt.
Op 25 maart 2019 bestelt [medeverdachte 1] 220 extra stekken bij [medeverdachte 3] .
Op 25 maart 2019 omstreeks 20.34 uur meldt [medeverdachte 3] dat het vanaf 11.00 uur kan.
Op 26 maart 2019 vraagt [medeverdachte 3] de bestelling door te schuiven naar vrijdag 27 maart 2019. Hij heeft te weinig gehad. Op 27 maart 2019 zegt [medeverdachte 3] dat hij slechts 220 kan leveren. Korte tijd later zegt [medeverdachte 3] dat hij toch de volledige bestelling kan leveren.
Op 27 maart 2019 omstreeks 15.05 uur ziet het observatieteam dat [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk een kantoorruimte aan [adres 3] in Rotterdam verlaten en een loods met nummer 51a binnengaan. [medeverdachte 3] pakt zes dozen uit een auto die hij overhandigt aan [medeverdachte 1] . Die zet ze vervolgens in zijn auto.
Omstreeks 18.10 uur worden uit de Mercedes van [medeverdachte 1] dozen in een Volkswagen Caddy gezet. De Volkswagen Caddy staat op naam van [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 1] en [verdachte] rijden vervolgens naar [adres 4] in Enschede. Daar worden weer een aantal dozen uitgeladen.
Op 28 februari 2019 sms’t [medeverdachte 4] met [verdachte] . De levering zal plaatsvinden op zaterdag of maandag. Op 5 maart 2019 verplaatst de telefoon van [verdachte] zich vanaf 10.04 uur in de richting van Groningen, de woonplaats van [medeverdachte 4] . Op 5 maart 2019 in de middag is de telefoon van [verdachte] terug in Almelo. [verdachte] meldt dan aan [medeverdachte 1] dat hij 625 heeft gekregen.
Levering 26 februari 2019
Op 14 februari 2019 voert [medeverdachte 1] een gesprek met de heer [naam] waarin een levering van 1200 en 1000 wordt besproken.
Op 15 februari 2019 omstreeks 14.53 uur spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over 370 stuks waarna [medeverdachte 1] het aantal van 370 voor dinsdag doorgeeft aan [medeverdachte 3] .
Op 18 februari 2019 omstreeks 10.44 uur geeft [medeverdachte 1] de aantallen 1000 en 375 door aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] bevestigt met “ok”. Later stelt [medeverdachte 2] het aantal van 1000 bij naar 900, waarna [medeverdachte 1] dat gelijk doorgeeft aan [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 2] bestelt 450 hennepstekken bij [medeverdachte 1] , waarna [medeverdachte 1] 450 bij [medeverdachte 3] bestelt.
Op 18 februari 2019 omstreeks 20.16 uur meldt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] dat hij niets heeft. Vrijdag kan hij weer leveren.
Op 18 februari 2019 omstreeks 20.30 uur meldt [medeverdachte 1] aan [naam] dat hij niet eerder kan leveren dan vrijdag. Ook [medeverdachte 2] meldt hij dat hij niet eerder kan leveren dan vrijdag.
Op 19 februari 2019 omstreeks 18.05 uur geeft [medeverdachte 2] de volgende aantallen door aan Van
[medeverdachte 1] : 330, 220 en 430. Om 18.20 uur geeft [medeverdachte 1] deze aantallen met de opmerking “voor dinsdag” door aan [medeverdachte 3] .
Op 21 februari 2019 omstreeks 7.00 uur geeft [medeverdachte 1] door aan [medeverdachte 3] : 900 wordt 750 en 450 en 375.
Op 26 februari 2019 omstreeks 10.16 uur laat [medeverdachte 4] aan [verdachte] weten dat hij tot 4,5 is gekomen. Op dat moment blijkt uit mastgegevens dat de telefoon van [verdachte] onderweg is naar Groningen.
Op 26 februari 2019 omstreeks 20.33 uur laat [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] weten dat hij pas over twee weken weer wat kan doen.
Levering 15 februari 2019
Op 12 februari 2019 meldt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] dat hij 150 stuks mist. Gelijktijdig bestelt hij 300 stuks bij. Op 12 februari 2019 meldt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] dat hij nog twee kratjes bier mee moet nemen. Kort daarna meldt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] dat hij 200 er bij wil.
Op 12 februari 2019 meldt [naam] aan [medeverdachte 1] dat hij 2 à 3000 stuks heild (de rechtbank begrijpt: een hennepsoort) nodig heeft. 1000 stuks mag ook.
Op 13 februari 2019 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] “vrijdag 1000, dinsdag 1200 lukt dat vriend?” Op 13 februari 2019 bevestigt [medeverdachte 3] deze bestelling. [medeverdachte 1] geeft [naam] door dat vrijdag en dinsdag oké is.
Bij [medeverdachte 3] wordt een bestelling van in totaal 1775 geplaatst.
Op 15 februari 2019 verplaatst de auto van [verdachte] zich vanuit Almelo via Arnhem richting Rotterdam. Omstreeks 14.12 uur meldt [medeverdachte 1] aan [naam] dat hij er met vijf tot 20 minuten is.
Omstreeks 18.21 uur meldt [medeverdachte 2] dat ze het verkeerde hebben meegegeven.
Levering 12 februari 2019
Op 8 februari 2019 omstreeks 18.44 uur bestelt [medeverdachte 2] 560 en 230 hennepstekken bij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] geeft daarna deze aantallen door aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] bevestigt deze bestelling.
Op 8 februari omstreeks 20.53 uur bestelt [medeverdachte 2] 450 stekken bij [medeverdachte 1] die dat aantal direct doorgeeft aan [medeverdachte 3] .
Op 9 februari omstreeks 15.26 uur bestelt [medeverdachte 2] 502 stekken bij [medeverdachte 1] die dat aantal kort daarna doorgeeft aan [medeverdachte 3] . Omstreeks 16.10 uur bestelt [medeverdachte 2] nog 300 stekken bij [medeverdachte 1] . Ook deze bestelling geeft [medeverdachte 1] vrijwel direct door aan [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat alles gaat lukken. Alles gaat naar vrijdag (i.e. 15 februari 2019).
Op 10 februari 2019 bestelt [medeverdachte 1] nog eens 250 hennepstekken bij [medeverdachte 3] die de bestelling op 11 februari 2019 bevestigt.
Op 12 februari 2019 rijdt een vrachtautootje dat op naam van [verdachte] staat, richting Rotterdam. Omstreeks 14.00 uur sms’t [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] dat hij twee doosjes mist. Een kwartier later sms’t [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] dat hij er echt 150 mist.
Afgesproken wordt dat die 150 vrijdag (i.e. 15 februari 2019) er bij komen. Het laatste deel van de bestelling lijkt naar vrijdag (i.e. 15 februari 2019) te zijn verplaatst.
De verklaringen van de verdachten
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2022 verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode meerdere keren hennepstekken heeft besteld bij [medeverdachte 3] . Hij deed dat zowel op verzoek van anderen zoals [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] als voor zichzelf.
Bij de bestellingen werd weliswaar niet steeds rechttoe-rechtaan gesproken over hennepstekken, maar wel werden er steeds hennepstekken mee bedoeld. De gevraagde aantallen hennepstekken gaf hij door aan [medeverdachte 3] die hem de aantallen bevestigde waarna hij de bestellingen, al dan niet samen met [verdachte] , bij [medeverdachte 3] in Rotterdam ophaalde.
[medeverdachte 1] handelde niet in slagroompatronen en heeft deze dan ook niet bij [medeverdachte 4] besteld. Hij heeft [medeverdachte 4] een keer gezien toen hij met [verdachte] bij [medeverdachte 4] was. [medeverdachte 4] was een oude maat van [verdachte] en deed vroeger in hennep.
[medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2022 verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode hennepstekken heeft besteld bij [medeverdachte 1] . Soms deed hij dat in sluiertaal. Hij deed de bestellingen in opdracht van anderen. De naam van die personen wil hij niet zeggen, omdat hij vreest voor zijn veiligheid.
[medeverdachte 3] heeft bij de politie een beroep op zijn zwijgrecht gedaan. Op de terechtzitting van 13 oktober 2022 heeft hij verklaard dat hij aan [adres 3] in Rotterdam in een bedrijfspand een growshop heeft gehad waar hij voor de hennepteelt benodigde materialen verkocht. Die materialen werden veelal in dozen aangeleverd en werden in beginsel vanuit het magazijn geleverd. Het kwam wel eens voor dat hij dozen vanuit zijn auto in de auto van een koper heeft gezet. [medeverdachte 1] heeft hij wel eens in zijn winkel gezien.
[verdachte] heeft bij de politie een ontkennende verklaring afgelegd. [verdachte] is niet op de terechtzittingen verschenen.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie de ten laste gelegde feiten ontkend. Hij kent [verdachte] al vele jaren. Hij kent [medeverdachte 1] uit de tijd dat hij wel in hennep deed en heeft wel contact gehad met [medeverdachte 1] en [verdachte] , maar dat had betrekking op de verkoop van slagroompatronen. Met [verdachte] had hij meer contact dan met [medeverdachte 1] . Als hij contact had dan had hij dat via zijn eigen telefoonnummer. [medeverdachte 4] is niet op de terechtzittingen verschenen.
[medeverdachte 5] heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht. [medeverdachte 5] is niet op de terechtzittingen verschenen.
[medeverdachte 6] heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting van 13 oktober 2022 het hem ten laste gelegde feit ontkend. Hij was op 7 mei 2019 bij [medeverdachte 2] op bezoek, heeft daar een doos aangepakt en die doos vervolgens in de woonkamer neergezet.
De conclusie van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank concludeert op basis van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] samenwerkten bij de verkoop van hennepstekken.
[medeverdachte 1] ontving de bestellingen en gaf deze door aan [medeverdachte 3] die hem de bestellingen bevestigde, maar hem ook liet weten of de gevraagde aantallen al dan niet geleverd konden worden. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben over de gedane bestellingen regelmatig contact met elkaar. Het observatieteam heeft waargenomen dat zij - al dan niet samen - naar Rotterdam afreizen om bij [medeverdachte 3] de door [medeverdachte 1] bestelde hennepstekken op te halen, die bij terugkomst in Twente worden afgeleverd bij [medeverdachte 2] dan wel [medeverdachte 5] in Enschede. De rechtbank acht de Rotterdamse leveringen dan ook bewezen.
De rechtbank acht eveneens de Groningse leveringen bewezen. Het kan niet anders dan dat [verdachte] bij [medeverdachte 4] hennepstekken bestelde op het moment dat duidelijk werd dat [medeverdachte 3] minder of helemaal niet kon leveren. [verdachte] haalde op 26 februari 2019 de stekken in Groningen op. Ook op 5 maart 2019 haalde [verdachte] stekken in Groningen op en nam die mee naar Almelo. Hij meldde [medeverdachte 1] dan dat hij er 625 heeft gekregen.
[verdachte] heeft geen redelijke, de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring gegeven die maakt dat alle voornoemde bevindingen anders moeten worden beoordeeld.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het medeplegen van het vervoeren van hennepplanten op 15 februari 2019. Weliswaar is waargenomen dat de auto van [verdachte] zich die dag heeft verplaatst vanuit Almelo, via Arnhem naar Rotterdam, maar op grond van het dossier is er geen bewijs dat [verdachte] op dat moment de bestuurder van de auto is geweest.
Het tenlastegelegde ‘medeplegen’
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen bewezenverklaard worden indien is komen vast te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Over de specifieke rollen en activiteiten van de verdachten overweegt de rechtbank in dat verband volgende. [medeverdachte 1] kreeg de te bestellen hoeveelheden door van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en gaf het daarop door aan [medeverdachte 3] die hem zowel de aantallen als de datum waarop de levering in Rotterdam kon plaatsvinden, bevestigde. Ook als [medeverdachte 3] niet kon leveren, meldde hij dat.
[verdachte] had veelvuldig contact met [medeverdachte 1] over de aantallen, over de dagen waarop de stekken in Rotterdam opgehaald werden en over het onderweg zijn en of hij al dan niet verlaat was. [verdachte] had daarnaast contact met [medeverdachte 4] in Groningen en zorgde ook daar voor het vervoeren van de bestelde aantallen. Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] had daardoor regie over de leveringen. Alleen of met [medeverdachte 1] haalde hij de hennepstrekken op bij [medeverdachte 3] en bij terugkeer in Twente leverde hij de hennepstekken af bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in Enschede.
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren, verkopen, afleveren en/of verstrekken van telkens grote hoeveelheden hennepplanten in de ten laste gelegde periode. De overige gevoerde verweren tot vrijspraak worden verworpen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde. Op grond van het dossier is er geen wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] , al dan niet samen met anderen, 1040 hennepplanten aanwezig heeft gehad in een bedrijfspand aan [adres 2] in Den Ham. Weliswaar heeft het observatieteam waargenomen dat [verdachte] op 7 mei 2019 bij genoemd adres is gearriveerd, maar niet is waargenomen dat de na de politie-inval in het bedrijfspand aangetroffen dozen uit de auto van [verdachte] afkomstig waren, dan wel dat dat deze dozen op een eerder moment door [verdachte] in of bij het pand zijn afgeleverd. Daar komt bij dat wel is waargenomen dat [verdachte] moest wachten op anderen om toegang te krijgen tot het pand. Niet is komen vast te staan dat [verdachte] de huurder of eigenaar van de pand was.