In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. I.M. Nijmeijer, de afgifte van een niet afgebouwd vaartuig en bijbehorende goederen van de besloten vennootschap DOCK 25 B.V. De vordering is gebaseerd op revindicatie, zoals vastgelegd in artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek. Eiser heeft goederen aangeschaft en ter beschikking gesteld aan DOCK 25 voor de afbouw van het vaartuig, maar DOCK 25 heeft het vaartuig niet afgebouwd en houdt deze goederen onrechtmatig vast.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het spoedeisend belang van de vordering voortvloeit uit de aard van de ingestelde vorderingen. Eiser heeft aangetoond dat hij eigenaar is van het vaartuig en de goederen, onder andere door aankoopbewijzen en een teboekstelling bij het kadaster. De voorzieningenrechter oordeelt dat het aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn, en heeft de vordering tot afgifte van het vaartuig en de goederen toegewezen.
Daarnaast is DOCK 25 veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 1.101,18. De voorzieningenrechter heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en DOCK 25 in de nakosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 4 november 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad.