12.2.1.De bestemming van perceel 8479 is “Sport” op grond van het bestemmingsplan. Gelet op de bestemmingsomschrijving (artikel 21.1 van de planregels) in combinatie met de bouwvoorschriften (artikel 21.2 van de planregels) mogen op perceel 8479 enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht. Dit betreft bouwwerken ten dienste van sportvoorzieningen en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca. De maximaal toegestane hoogte van andere-bouwwerken is afhankelijk van de aard/functie van die andere-bouwwerken. In artikel 21.2.2 van de planregels is hierbij een onderscheid gemaakt tussen vlaggenmasten, lichtmasten, ballenvangers en overige andere-bouwwerken. Voor overige andere-bouwwerken geldt dat de maximale hoogte 3 meter mag bedragen.
De beoogde zendmast is ten dienste van telecommunicatie en daardoor in strijd met deze bestemmingsomschrijving.
Artikel 45 van de planregels bevat de algemene vrijstellingsregels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels bepaalt dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m.
12.2.2.Het standpunt van eiser - dat uit de redactie van artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels volgt dat enkel van de bouwregels (en dus niet van de gebruiksregels, neergelegd in de bestemmingsomschrijving) kan worden afgeweken - onderschrijft de rechtbank niet.
Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat in artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels de term ‘bestemmingsbepalingen’ is gebruikt. Bestemmingsbepalingen zien zowel op bouwregels als op gebruiksregels.
Verder overweegt de rechtbank dat in deze planregel expliciet wordt verwezen naar kunstwerken, zend-, ontvang- en/of sirenemasten. Degelijke andere-bouwwerken zijn in de regel in strijd met (nagenoeg) alle bestemmingen in het bestemmingsplan. Indien deze afwijkingsbevoegdheid enkel betrekking zou hebben op het mogen afwijken van de bouwregels bij de verschillende bestemmingen, zoals eiser stelt, zou deze afwijkingsbevoegdheid een dode letter zijn. Deze afwijkingsbevoegdheid kan dan immers nooit worden toegepast, omdat de bestemmingsomschrijving bij de verschillende bestemmingen zich tegen andere-bouwwerken met een dergelijke functie verzet. Dit kan niet de bedoeling van de planwetgever zijn geweest.
De rechtbank begrijpt de bedoeling van de planwetgever met betrekking tot artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels als volgt. In de verschillende bestemmingen is bepaald dat enkel mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming en er zijn regels opgenomen met betrekking tot de maximale hoogte van andere-bouwwerken die ten dienste van deze bestemming mogen worden gebouwd. Van deze maximale hoogte kan worden afgeweken, maar enkel indien sprake is van een ander-bouwwerk met een specifieke functie, te weten een kunstwerk, een zendmast, een ontvangmast of een sirenemast. Omdat dergelijke andere-bouwwerken in de regel niet ten dienste van de bestemming worden gebouwd, voorziet artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels naar het oordeel van de rechtbank in de bevoegdheid om zowel af te wijken van de gebruiksregels (opgenomen in de bestemmingsomschrijving) als om af te wijken van de bouwregels met betrekking tot de hoogte.
12.2.3.Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels een toereikende grondslag biedt om alle strijdigheden met het bestemmingsplan (dus zowel strijd met de gebruiksregels als strijd met de bouwregels) op te heffen. Verweerder heeft zich terecht bevoegd geacht om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo in samenhang met artikel 45, onder a, onder 5, van de planregels af te wijken van het bestemmingsplan.
Het gebruiken van de bevoegdheid
13. Van de hiervoor vermelde afwijkingsbevoegdheid kan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo slechts gebruik worden gemaakt indien de vergunde activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt dat het bestuursorgaan bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter toetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
14. Eiser stelt dat de vergunde activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Ter onderbouwing hiervan heeft eiser aangevoerd dat de vergunde activiteit in strijd is met zowel het gemeentelijke antennebeleid, neergelegd in het Antennebeleid 2011, als met het gemeentelijke groenbeleid, neergelegd in het Beleid Groenstructuur Oldenzaal. Ook stelt eiser dat er alternatieve locaties zijn.
De rechtbank zal deze beroepsgronden hierna beoordelen.
Strijd met het Antennebeleid 2011?
15. Eiser stelt dat in het antennebeleid staat dat het niet wenselijk is om antenne-installaties in woongebied te plaatsen. In deze zaak wordt de zendmast geplaatst direct aan de grens van de drukst bevolkte wijk van Oldenzaal, De Thij.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.