ECLI:NL:RBOVE:2022:3273

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
C/08/264545 / HA ZA 21-154
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete en schadevergoeding in civiele procedure tussen Summma International B.V. en [A]

In deze civiele procedure tussen Summma International B.V. en [A] heeft de Rechtbank Overijssel op 26 oktober 2022 een eindvonnis gewezen. De zaak betreft een geschil over een contractuele boete en schadevergoeding. In een eerder tussenvonnis van 11 mei 2022 had de rechtbank al geoordeeld dat een deel van de vordering van Summma, ter hoogte van € 6.800,00, toewijsbaar was, omdat [A] dit bedrag erkende. Het resterende bedrag van € 53.397,87 werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd afgewezen, omdat [A] niet had gereageerd op de gelegenheid om zijn verweer nader te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat [A] het gehele bedrag van € 60.197,87 aan Summma moest terugbetalen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.376,98.

Daarnaast werd de door Summma gevorderde contractuele boete afgewezen. De rechtbank had eerder in het tussenvonnis geoordeeld dat het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig resultaat leidde en dat matiging van de boete aan de orde was. Summma had verzocht om heroverweging van deze beslissing, maar de rechtbank zag geen aanleiding om terug te komen op haar eerdere oordeel. De rechtbank benadrukte dat de bindende eindbeslissing niet op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag berustte en dat Summma geen nieuwe informatie had aangedragen die tot een andere conclusie zou leiden.

In reconventie werden de vorderingen van [A] afgewezen, en werd [A] veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank compenseerde de proceskosten in conventie, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de vorderingen van Summma en Suplementos toegewezen, met uitzondering van de contractuele boete.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/264545 / HA ZA 21-154
Vonnis van 26 oktober 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUMMMA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Deventer,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
SUPLEMENTOS PARA MASCOTAS MUNOZ MAGANA SA,
gevestigd te San Francisco (Mexico),
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. P.J.P. van Huizen te Rotterdam,
tegen
[A], handelend onder de naam
[bedrijf],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Summma, Suplementos en [A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 mei 2022;
- de akte uitlating van Summma en Suplementos.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [A] niet gereageerd op de akte van Summma en Suplementos.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis van 11 mei 2022 (hierna te noemen: het tussenvonnis) heeft de rechtbank ten aanzien van het door Summma gevorderde bedrag van € 60.197,87 overwogen dat daarvan in ieder geval een bedrag van € 6.800,00 toewijsbaar is, omdat [A] dat bedrag erkent. Wat betreft het resterende bedrag van € 53.397,87 heeft de rechtbank [A] in de gelegenheid gesteld zijn verweer dat dat bedrag, althans een deel daarvan, voorgeschoten zakelijke kosten betreft, bij akte nader te onderbouwen. [A] heeft niet van die gelegenheid gebruik gemaakt. De rechtbank zal daarom, zoals zij reeds in het tussenvonnis heeft aangekondigd in dat geval te zullen doen, het verweer in kwestie als onvoldoende onderbouwd passeren en ervan uitgaan dat [A] zich het bedrag van € 53.397,87 inderdaad op onrechtmatige wijze heeft toegeëigend. Dit leidt ertoe dat [A] het gehele bedrag van € 60.197,87 aan Summma dient terug te betalen. Dit deel van de vorderingen van Summma zal dus worden toegewezen. In verband met de vertraging in de betaling, is de over het bedrag van € 60.197,87 gevorderde rente eveneens toewijsbaar
.
2.2.
De door Summma over het bedrag van € 60.197,87 gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.376,98 komen ook voor toewijzing in aanmerking. Summma heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het op grond van de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde bedrag. De wettelijke rente over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen. Dit geldt ook voor wat betreft de rente over de door Suplementos gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die reeds in het tussenvonnis toewijsbaar zijn geacht.
2.3.
Wat betreft de door Summma gevorderde contractuele boete heeft de rechtbank in het tussenvonnis geoordeeld dat het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt en dat daarom matiging van de boete aan de orde is tot het bedrag van de schadevergoeding op grond van de wet. Omdat onduidelijk was hoe hoog dit bedrag is, heeft de rechtbank Summma in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten. Summma heeft de rechtbank vervolgens in haar akte verzocht om laatstbedoeld oordeel te heroverwegen en zich op het standpunt gesteld dat de boete gematigd zou moeten worden tot een bedrag van € 15.000,00. Zij heeft in dit kader kort samengevat betoogd dat indien vast komt te staan dat [A] onrechtmatig gelden heeft onttrokken, het aan hemzelf te wijten is dat hij nauwelijks invulling heeft kunnen geven aan zijn functie zodat dit geen reden kan zijn voor matiging van de boete en dat deze omstandigheid ook moet worden meegewogen bij de vraag of de verschuldigde boete draconisch is. Summma heeft er verder op gewezen dat [A] zelf heeft onderhandeld over het non-concurrentiebeding en dat het non-concurrentiebeding een lege huls wordt, indien wordt aangesloten bij de schadevergoeding op grond van de wet.
2.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen op haar beslissing om de contractuele boete te matigen tot het bedrag van de schadevergoeding op grond van de wet. Die beslissing is namelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen en betreft dus een bindende eindbeslissing. De rechter is aan die beslissing in beginsel in het verdere verloop van het geding gebonden. Die gebondenheid geldt echter niet onverkort. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800). Een bindende eindbeslissing berust onder meer op een onjuiste feitelijke grondslag indien de rechter, na een dergelijke heroverweging, inziet dat zijn uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel was gegrond op een onhoudbare feitelijke lezing van een of meer gedingstukken, welke lezing, bij handhaving, zou leiden tot een einduitspraak waarvan de rechter overtuigd is dat die ondeugdelijk zou zijn (HR 26 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8521). Summma heeft niets gesteld om aan te nemen dat de beslissing tot matiging van de contractuele boete op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag berust, zodat de rechtbank haar verzoek om terug te komen op die beslissing passeert. De rechtbank blijft dus bij haar beslissing dat de contractuele boete moet worden gematigd tot het bedrag aan schadevergoeding op grond van de wet.
2.5.
Summma heeft in haar akte geen financiële onderbouwing gegeven van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de overtreding van het
non-concurrentiebeding. Zij heeft slechts nogmaals toegelicht waarom zij schade heeft geleden en heeft de rechtbank verzocht de schade te schatten, omdat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Om te komen tot een schatting had het mede gelet op de inhoud van het tussenvonnis echter op de weg van Summma gelegen om voldoende informatie aan te dragen op grond waarvan de rechtbank tot een schatting zou kunnen overgaan. Nu deze informatie ontbreekt, heeft de rechtbank geen enkel aanknopingspunt om de schade te kunnen schatten. Dit leidt ertoe dat de vordering tot betaling van de contractuele boete zal worden afgewezen.
2.6.
Ten aanzien van de overige vorderingen in conventie is in het tussenvonnis reeds een beslissing genomen.
2.7.
Gelet op de uitkomst van deze procedure in conventie, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.
in reconventie
2.8.
In het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat alle vorderingen van [A] in reconventie moeten worden afgewezen.
2.9.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie. Deze kosten worden aan de zijde van Summma en Suplementos begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00)

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [A] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan Summma te betalen een bedrag van € 61.574,85, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 60.197,87 vanaf 26 januari 2021 en over een bedrag van € 1.376,98 vanaf 19 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [A] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan Suplementos te betalen een bedrag van € 10.875,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 10.000,00 vanaf 26 januari 2021 en over een bedrag van € 875,00 vanaf 19 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten in conventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen af;
3.7.
veroordeelt [A] in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van Summma en Suplementos tot op heden begroot op € 563,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2022.