Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonend in [woonplaats] ,
handelend onder de naam [bedrijfsnaam] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak huren beide partijen een etage van hetzelfde gebouw en het bijbehorende terrein. Gedaagde heeft twee camera's geïnstalleerd die gericht zijn op het terrein. Eiser stelt dat hij zijn woning niet kan betreden of verlaten zonder in beeld van de camera's te komen, wat volgens hem een inbreuk op zijn privacy vormt. Hij vordert de verwijdering van de camera's en een verbod op het plaatsen van nieuwe camera's, onder dreiging van een dwangsom. De kantonrechter oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat er sprake is van een inbreuk op zijn privacy. Echter, het belang van gedaagde bij het gebruik van de camera's weegt zwaarder dan het belang van eiser bij bescherming van zijn privacy. Daarom wordt geoordeeld dat er geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van eiser is en worden de vorderingen afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 4 oktober 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 oktober 2022. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl gedaagde ook met haar gemachtigde verscheen. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en uiteindelijk vonnis gewezen. De feiten tonen aan dat eiser de bovenste etage huurt en gedaagde de begane grond voor haar onderneming. De camera's zijn geïnstalleerd voor beveiligingsdoeleinden, omdat gedaagde eerder problemen heeft gehad met vandalisme. De kantonrechter concludeert dat de inbreuk op de privacy van eiser minimaal is en dat het gebruik van de camera's proportioneel is. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.