ECLI:NL:RBOVE:2022:3001

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
08.261289.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor openlijke geweldpleging en poging tot diefstal in Enschede

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, voor openlijke geweldpleging en poging tot diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 31 mei 2021 in Enschede, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer en heeft geprobeerd diens portemonnee te stelen. Tijdens de zitting op 4 oktober 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.E.B. Rasing, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. V.P.J. Tuma, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de feiten bekend, wat heeft geleid tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft ook het advies van de reclassering in overweging genomen, dat een hoge kans op recidive aangaf. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet direct aan de bewezen feiten kon worden toegeschreven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.261289.21 (P)
Datum vonnis: 18 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
nu uit anderen hoofde verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E.B. Rasing en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 31 mei 2021 in Enschede openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 2:op 31 mei 2021 in Enschede heeft geprobeerd een portemonnee weg te nemen uit de broekzak van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Enschede, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Wenninkgaarde en/of de Minkgaarde en/of de Noorderhagen en/of de Bolwerkstraat en/of de Molenstraat en/of het Willem Wilminkplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] achterna te rennen/te achtervolgen en/of
- die [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen en/of te duwen en/of
- ( dreigend) om die [slachtoffer] heen te staan en/of
- op die [slachtoffer] (toen hij gevallen was) te gaan liggen/leunen en/of die [slachtoffer] te beletten om op te staan en/of
- in de zakken van die [slachtoffer] te voelen en/of
- die [slachtoffer] te betasten aan zijn kleding;
2
hij op of omstreeks 31 mei 2021 te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- aan de broekzak van die [slachtoffer] heeft gevoeld en/of
- de portemonnee uit de broekzak van die [slachtoffer] heeft proberen te pakken en/of heeft gepakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard, nu verdachte heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 oktober 2022, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 31 mei 2021, pagina’s 24 en 25;
3. het proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2021, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] , pagina 28;
4. het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2021, betreffende analyse van camerabeelden, pagina 88 t/m 98;
5. . het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 juni 2021, pagina 163 -164.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 31 mei 2021 te Enschede, openlijk, te weten aan de openbare weg, de Wenninkgaarde en de Minkgaarde en de Noorderhagen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] achterna te rennen/te achtervolgen en
- die [slachtoffer] te slaan en te duwen en
- ( dreigend) om die [slachtoffer] heen te staan en
- in de zakken van die [slachtoffer] te voelen en
- die [slachtoffer] te betasten aan zijn kleding;
2.
hij op 31 mei 2021 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- aan de broekzak van die [slachtoffer] heeft gevoeld en
- de portemonnee uit de broekzak van die [slachtoffer] heeft proberen te pakken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 310 en 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
het misdrijf:
poging tot diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer] in Enschede. De wetgever heeft de strafbaarstelling van een openlijke geweldpleging, zoals in deze strafzaak, in het leven geroepen ter bescherming van de openbare orde en de lichamelijke integriteit van een persoon. Deze norm heeft verdachte met zijn gedrag geschonden. Daarbij geldt dat een slachtoffer van dit soort strafbare feiten nog lange tijd nadelige fysieke en psychische gevolgen kan ondervinden van wat hem is overkomen. Bovendien brengen dit soort feiten in de samenleving gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een portemonnee van hetzelfde slachtoffer.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 30 augustus 2022 blijkt onder meer dat hij bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 4 maart 2022 is veroordeeld wegens poging tot doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. In dat verband houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 28 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte geen eigen/stabiele woonsituatie heeft, dat hij geen werk of een andere dagbesteding heeft, dat hij schulden heeft, dat er sprake is van een negatieve invloed vanuit het sociaal netwerk en dat er sprake is van (problematisch) middelengebruik. Uit het rapport blijkt voorts dat het NIFP in 2021 hechtingsproblematiek heeft vastgesteld in combinatie met een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en aanwijzingen voor problematisch middelengebruik. Op basis van de delictsgeschiedenis en de aanwezige criminogene factoren wordt zowel het recidiverisico als het geweldsrisico als hoog ingeschat. De reclassering betwijfelt of verdachte een taakstraf tot een goed einde zal brengen gelet op zijn houding. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat dan ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor meerderjarigen in het geval van ‘openlijke geweldpleging’ als uitgangspunt: een taakstraf voor de duur van 150 uren. Gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten, de houding van verdachte en het reclasseringsrapport, is de rechtbank in dit geval van oordeel dat de strafmodaliteit van een taakstraf niet passend is. De rechtbank zal alles afwegende aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 64.961,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- daggeldvergoeding letselschaderaad 51 dagen opname € 1.581,00;
- mantelzorg conform letselschaderaad 26 weken € 3.380,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 60.000,00 gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 5.932,03 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij aansluiting gezocht dient te worden bij het vonnis van de rechtbank Overijssel met het nummer ECLI:NL:RBOVE:2017:4055. De vordering dient overeenkomstig dit vonnis slechts te worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. [slachtoffer] vordert immers de schade ten gevolge van de steekpartij, welk feit aan verdachte niet is ten laste gelegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2
het misdrijf:
poging tot diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer](feiten 1 en 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer Hyena 21 / ON2R021042. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.