ECLI:NL:RBOVE:2022:2996

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
08-284546-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor stalking, bedreiging en smaad gericht tegen zijn voormalige stagebegeleidster

Op 18 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 610 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De man heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks misdrijven die gericht waren tegen zijn voormalige stagebegeleidster, waaronder stalking, bedreiging en smaad. Gedurende meer dan een jaar heeft hij haar lastiggevallen door ongepaste en beledigende berichten te versturen, zowel via sociale media als e-mail, en door nepaccounts aan te maken. Hij heeft haar persoonlijke levenssfeer ernstig geschonden en haar eer en goede naam aangetast door valse beschuldigingen van fraude en oplichting te verspreiden. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een contact- en locatieverbod van vijf jaar op en verplichtte de man om bijna 18.000 euro schadevergoeding te betalen aan de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de ernst van de feiten een zware straf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op 17.537,85 euro, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-284546-20 (P)
Datum vonnis: 18 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 januari 2021, 13 april 2021, 6 juli 2021 en 4 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.M. van Dam, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 13 april 2021 – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
-
feit 1:in de periode van 29 juli 2019 t/m 10 november 2020 [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
-
feit 2:op 28 juni 2020 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
-
feit 3:zich in de periode van 29 juli 2019 t/m 10 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift dan wel aan laster ten aanzien van [slachtoffer 1] en/of haar bedrijf [bedrijf 1] ;
-
feit 4:in de periode van 29 juli 2019 t/m 10 november 2020 de voornaam, de achternaam en/of e-mailadressen van [slachtoffer 1] heeft gebruikt met de bedoeling om zijn eigen identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te misbruiken;
-
feit 5:zich in de periode van 25 oktober 2020 t/m 10 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift dan wel aan laster ten aanzien van [slachtoffer 4] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 te Enschede, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van naam [slachtoffer 1] en/of één of meer personen in de directe omgeving van die [slachtoffer 1] , door:
- op sociale media, in elk geval internet, één of meerdere (beledigende en/of seksueel getinte) berichten te plaatsen over het project [project] en/of de projectleider van voornoemd project,
- meerdere malen op internet een account aan te maken op een (seksueel getinte) website namens die [slachtoffer 1] en één of meer berichten te sturen uit naam van die [slachtoffer 1] ,
- meerdere malen die [slachtoffer 1] via internet/sociale media berichten te sturen (What’sapp, Facebook)
- meerdere malen namens die [slachtoffer 1] (seksueel getinte) berichten te sturen naar [hogeschool 1] ,
- meerdere malen via internet/sociale media (seksueel getinte en/of beledigende) berichten te sturen over die [slachtoffer 1] ,
- meerdere malen, in elk geval eenmaal, een brief achter de ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer 1] achter te laten,
met het oogmerk die naam [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te Enschede
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , in elk geval één of meerdere medewerker(s) van [hogeschool 1] , heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een e-mail te sturen naar 3 e-mailadressen van het secretariaat van [hogeschool 1] met in de bijlage twee foto’s waarop een persoon met een vuurwapen is te zien en/of
- in voornoemde e-mail de tekst op te nemen: “anders komt een vriend van mij bij jullie langs”;
3 primair.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 te Enschede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] en/of haar bedrijf [bedrijf 1] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door:
- naar één of meerdere kranten, in elk geval media, berichten te sturen waarin die [slachtoffer 1] wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter en/of
- Meerdere malen, in elk geval eenmaal, op internet een bericht te plaatsen waarin die
[slachtoffer 1] en/of haar bedrijf wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter;
Subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 te Enschede opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] en/of haar bedrijf [bedrijf 1] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
- Meerdere malen, in elk geval eenmaal, naar één of meerdere kranten, in elk geval media, en/of één of meerdere perso(o)n(en) werkzaam bij [hogeschool 1] , berichten te sturen waarin die [slachtoffer 1] en/of haar bedrijf wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter en/of
- Meerdere malen, in elk geval eenmaal, op internet een bericht te plaatsen waarin die
[slachtoffer 1] en/of haar bedrijf wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter,
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 te Enschede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten de voornaam, de achternaam en/of één of meerdere e-mailadres(sen) van die
[slachtoffer 1] heeft gebruikt door:
- Met e-mailadres [mailadres 1] en/of uit naam van/namens die [slachtoffer 1] een of meerdere (seksueel getinte en/of beledigende) berichten te sturen,
- Op naam van die [slachtoffer 1] en/of met e-mailadres [mailadres 1] één of meerdere account(s) op (een) of meerdere website(s) aan te maken,
- Op internet één of meerdere (seksueel getinte en/of beledigende) berichten te plaatsen uit naam van die [slachtoffer 1] , met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
5 primair.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Enschede en/of Hengelo
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door:
- op internet meerdere malen, in elk geval eenmaal, berichten te plaatsen waarin die
[slachtoffer 4] wordt beschuldigd van moord en/of drugshandel;
Subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Enschede en/of Hengelo
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door
- op internet meerdere malen, in elk geval eenmaal, berichten te plaatsen waarin die
[slachtoffer 4] wordt beschuldigd van moord en/of drugshandel,
terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) heeft op 30 december 2019 aangifte gedaan, omdat zij dagelijks werd lastiggevallen met e-mailberichten, aanmeldingen op sekssites met haar naam en vunzige teksten. De accounts werden aangemaakt met haar bedrijfsmail ‘ [mailadres 1] ’. De aangeefster heeft tevens een klacht ingediend.
Op 17 november 2020 heeft aangeefster opnieuw aangifte gedaan, omdat zij nog steeds met regelmaat werd lastiggevallen via onder andere sociale media, berichten en e-mailberichten. Die berichten werden niet door aangeefster of haar bedrijf gemaakt, maar werden wel uit haar naam en/of de naam van haar bedrijf (te weten [bedrijf 1] ) verstuurd. Daarbij ging het veelal om seksueel getinte berichten. Het met haar gegevens aanmelden op sekssites vond ook nog steeds plaats.
Door aangeefster is recherchebureau [bedrijf 2] ingeschakeld. In het rapport dat door dit recherchebureau is opgesteld, zijn berichten opgenomen die aangeefster heeft ontvangen van nepaccounts en die allen de strekking hebben dat zij seksueel contact heeft gehad met verdachte. Daarover heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad berichten, waaronder fakeberichten, naar aangeefster heeft gestuurd.
De verdachte heeft ook verklaard dergelijke berichten naar [hogeschool 1] te hebben gestuurd en daarbij gebruik te hebben gemaakt van de gegevens van aangeefster, evenals het
e-mailadres van haar bedrijf [bedrijf 1] . Een aantal berichten die in naam van aangeefster naar [hogeschool 1] zijn gestuurd, betreffen: “Wanneer begint ons onderzoek, kan ik studenten neuken”, “Ik doe het met mijn stagiaire en we doen lekker samen onderzoek” en “Ik heb heerlijk met mijn stagiaire geneukt en vervolgens ervoor gezorgd dat zijn onderzoek niet doorging. Ik ben blij dat mijn onderzoek wel doorgaat, al heb ik daar veel mannen voor moeten pijpen, maar willen jullie [verdachte] van school sturen. Hij valt mij lastig. Als jullie dat doen, kan ik verder neuken”. Blijkens de loggegevens zijn deze berichten verzonden via het IP-adres [ip-adres] . Dit IP-adres hoort bij [adres 1] , op welk adres verdachte en zijn moeder staan ingeschreven. Er zijn ook (seksuele) berichten naar [hogeschool 1] gestuurd met het fakeaccount [mailadres 2] . Met hetzelfde e-mailadres zijn bestellingen geplaatst op Bol.com. Daarbij is wederom gebruik gemaakt van het IP-adres [ip-adres] , behorende bij het adres waar verdachte woonachtig is. Verdachte heeft bekend die bestellingen gedaan te hebben.
Daarnaast zijn via internet/sociale media berichten gestuurd over aangeefster, waarin zij wordt neergezet als een onzedelijke vrouw. Een aantal van deze berichten is met een nepaccount op naam van [naam 1] op LinkedIn geplaatst. De woorden uit deze berichten komen voor in het gebruikerswoordenboek, ook wel aangeduid als de
user dictionary,van de tablet van verdachte.
Op de tablet van verdachte zijn voorts woordenreeksen aangetroffen die overeenkomen met berichten die namens aangeefster aan [hogeschool 1] zijn gestuurd en een bericht dat namens haar is gestuurd aan één van de op haar naam gemaakte nepaccounts op een sekssite.
Tot slot heeft aangeefster een brief achter de ruitenwisser van haar voertuig aangetroffen. Deze brief en een brief die in de tas van verdachte is aangetroffen, vertonen grote gelijkenissen met elkaar: de handgeschreven (liefdes)brieven hebben vrijwel dezelfde tekst en het papier van de twee brieven is identiek. De verdachte heeft verklaard dat hij de brief die achter de ruitenwisser van de auto van aangeefster is aangetroffen wel heeft geschreven.
De aangeefster heeft verklaard dat het ten laste gelegde handelen was gestopt in de periode dat de tablet en mobiele telefoon van verdachte in beslag waren genomen voor onderzoek en dat het weer begon nadat verdachte zijn goederen terug had gekregen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat bij dit feit onder het eerste gedachtestreepje is ten laste gelegd en zal verdachte hier derhalve van vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich voor het overige schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan – gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven van aangeefster – worden gesproken van belaging. Aangeefster werd immers geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de berichten die door verdachte werden verzonden.
De rechtbank acht aldus het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.3.3
Feit 3
De feiten en omstandigheden
Onder 4.3.1 is reeds overwogen dat aangeefster tweemaal aangifte heeft gedaan en klachten heeft ingediend. Ook is daar reeds overwogen dat met het e-mailadres [mailadres 2] bestellingen zijn geplaatst met gebruikmaking van het IP-adres gekoppeld aan het adres van verdachte.
Met het e-mailadres [mailadres 2] zijn ook berichten gestuurd naar (onder andere) verschillende kranten, in welke berichten aangeefster en/of haar bedrijf worden beschuldigd van oplichting en/of fraude. Woordenreeksen van meerdere van deze berichten zijn in de
user dictionaryop de tablet van verdachte teruggevonden.
Op het internet zijn ook berichten geplaatst waarin aangeefster en/of haar bedrijf worden uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter. Deze berichten zijn met nepaccounts geplaatst op LinkedIn en kenmerkende woorden daaruit zijn teruggevonden in de
user dictionaryop de tablet van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte berichten heeft gestuurd naar onder andere kranten, waarin aangeefster en/of haar bedrijf worden beschuldigd van fraude en/of oplichting. De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – met gebruikmaking van nepaccounts – berichten met een soortgelijke inhoud heeft geplaatst op het internet.
Door het handelen van verdachte zijn aangeefster en haar bedrijf in hun eer en goede naam aangetast. Aangezien de berichten op het internet (zijnde een openbare bron) zijn geplaatst en verdachte de berichten ook naar meerdere kranten heeft gestuurd, kan het niet anders dan dat hij het kennelijke doel heeft gehad om de aantijgingen ter kennis van een bredere kring van derden te brengen en is aldus sprake van ‘ruchtbaarheid geven’, als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank acht aldus het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4
Feit 4
De rechtbank stelt voorop dat onder hoofdstuk 4.3.1 reeds is overwogen dat verdachte uit naam van aangeefster en met gebruikmaking van het e-mailadres van haar bedrijf (seksueel getinte en/of beledigende) berichten heeft gestuurd, accounts heeft aangemaakt op websites en (seksueel getinte en/of beledigende) berichten heeft geplaatst op het internet.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door op die wijze gebruik te maken van de identificerende gegevens van aangeefster (voornaam, achternaam en e-mailadressen) het oogmerk gehad om zijn eigen identiteit te verhelen en de identiteit van aangeefster te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
De rechtbank acht aldus het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5
Feit 5
De feiten en omstandigheden
Op 18 november 2020 heeft [slachtoffer 4] (hierna: aangever) voor de tweede keer aangifte gedaan van smaad/smaadschrift.
Op het internet zijn berichten geplaatst over aangever (als voorzitter van voetbalvereniging [voetbalvereniging] ) waarin hij wordt beschuldigd van moord en/of drugshandel.
Het bericht met de beschuldiging van moord is geplaatst onder de naam ‘ [naam 2] ’ en het bericht met de beschuldiging inzake drugshandel onder de naam ‘ [alias verdachte] ’. Zoekend op de naam ‘ [alias verdachte] ’ kwam een foto van verdachte [verdachte] tevoorschijn.
De aangever heeft verklaard dat het plaatsen van dergelijke berichten was gestopt in de periode dat de tablet en mobiele telefoon van verdachte in beslag waren genomen voor onderzoek, maar dat het plaatsen van berichten weer begon nadat verdachte zijn goederen terug had gekregen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte berichten op het internet heeft geplaatst waarin aangever wordt beschuldigd van drugshandel. De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van de berichten met beschuldigingen van moord, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld of deze berichten door verdachte zijn verspreid. De verdachte zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Door het handelen van verdachte is aangever aangetast in zijn eer en goede naam. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte voorts het kennelijke doel gehad om de berichten ter kennis van een bredere kring van derden te brengen, nu hij die berichten op het internet (zijnde een openbare bron) heeft geplaatst. Daarmee is sprake van ‘ruchtbaarheid geven’ in de zin van artikel 261 Sr.
De rechtbank acht aldus het onder 5 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 en onder 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
- meerdere malen op internet een account aan te maken op een (seksueel getinte) website namens die [slachtoffer 1] en berichten te sturen uit naam van die [slachtoffer 1] ,
- meerdere malen die [slachtoffer 1] via internet/sociale media berichten te sturen (WhatsApp, Facebook),
- meerdere malen namens die [slachtoffer 1] (seksueel getinte) berichten te sturen naar [hogeschool 1] ,
- meerdere malen via internet/sociale media (seksueel getinte en beledigende) berichten te sturen over die [slachtoffer 1] ,
- een brief achter de ruitenwisser van de auto van die [slachtoffer 1] achter te laten,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
2.
hij op 28 juni 2020 te Enschede
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van [hogeschool 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- een e-mail te sturen naar 3 e-mailadressen van [hogeschool 1] met in de bijlage twee foto’s waarop een persoon met een vuurwapen is te zien en
- in voornoemde e-mail de tekst op te nemen: ‘anders komt een vriend van mij bij jullie langs’;
3 primair.
hij in de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 in Nederland,
opzettelijk,
de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] en haar bedrijf [bedrijf 1] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften verspreid en openlijk tentoongesteld, door:
- naar kranten berichten te sturen waarin die [slachtoffer 1] wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter en
- meerdere malen op internet een bericht te plaatsen waarin die [slachtoffer 1] en/of haar bedrijf wordt uitgemaakt voor fraudeur en/of oplichter;
4.
hij in de periode van 29 juli 2019 tot en met 10 november 2020 in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de voornaam, de achternaam en e-mailadressen van [slachtoffer 1] heeft gebruikt door:
- met e-mailadres [mailadres 1] en uit naam van die [slachtoffer 1] (seksueel getinte en/of beledigende) berichten te sturen,
- op naam van die [slachtoffer 1] en/of met e-mailadres [mailadres 1] accounts op websites aan te maken,
- op internet (seksueel getinte en/of beledigende) berichten te plaatsen uit naam van die
[slachtoffer 1] ,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
5 primair.
hij in de periode van 25 oktober 2020 tot en met 10 november 2020 te Enschede,
opzettelijk,
de eer en de goede naam van [slachtoffer 4] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften verspreid en openlijk tentoongesteld, door:
- op internet een bericht te plaatsen waarin die [slachtoffer 4] wordt beschuldigd van drugshandel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 231b, 261, 285 en 285b Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van eendaadse samenloop. In de rechtspraak van de Hoge Raad is het accent gaandeweg komen te liggen op de strekking van de aan de orde zijnde strafbepalingen, waarmee wordt gedoeld op de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidende delictsomschrijvingen strekken. Het is echter niet noodzakelijk dat sprake is van eenzelfde strekking voor het aannemen van eendaadse samenloop. Het komt vooral aan op de vraag of de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt, mits de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet wezenlijk uiteenloopt. [1]
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de onder 1, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde feiten eenzelfde strekking en kan worden gesproken van een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex die voortvloeit uit één ongeoorloofd wilsbesluit van verdachte. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de genoemde feiten.
Het bewezen verklaarde levert aldus op:
feit 1, feit 3 primair en feit 4
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: belaging
en
het misdrijf: smaadschrift
en
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 5 primair
het misdrijf: smaadschrift.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 245 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van vijf jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de desbetreffende bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat in het kader van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr een contact- en locatieverbod wordt opgelegd ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1] , waarbij voor iedere overtreding wordt overgegaan tot twee weken vervangende hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft met betrekking tot de maatregel ex artikel 38v Sr opgemerkt dat bij overtreding kan worden volstaan met vervangende hechtenis voor de duur van één week.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting van 4 oktober 2022 naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De aard en de ernst van de feiten
In een periode van ruim een jaar heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks misdrijven die direct dan wel indirect waren gericht tegen zijn voormalige stagebegeleidster [slachtoffer 1] . Het handelen van verdachte bestond voor een belangrijk deel uit het zoeken van contact met aangeefster en het versturen/verspreiden van berichten namens aangeefster en/of haar bedrijf. Die berichten waren veelal seksueel en/of beledigend van aard. Daarmee heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Door ook berichten te verspreiden waarin aangeefster en/of haar bedrijf werden beschuldigd van fraude en/of oplichting, heeft verdachte bovendien de eer en de goede naam van aangeefster en haar bedrijf aangetast.
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring die op de terechtzitting van 4 oktober 2022 is voorgedragen, heeft het handelen van verdachte nog steeds een enorme impact op het leven van aangeefster. Met zijn daden heeft verdachte niet alleen het leven van aangeefster en haar gezin ontwricht, maar heeft hij ook haar gevoel van vrijheid en veiligheid ontnomen.
Het handelen van verdachte was primair gericht op aangeefster [slachtoffer 1] , maar gaandeweg zijn ook andere personen het mikpunt geworden. Door een e-mailbericht uit naam van [slachtoffer 1] naar [hogeschool 1] te sturen met foto’s van gewapende mannen en een onheilspellende tekst, heeft hij namelijk ook twee medewerkers van [hogeschool 1] bedreigd. Daarnaast heeft aangever [slachtoffer 4] op enig moment verdachte aangesproken op zijn handelen, waarna een bericht op het internet verscheen waarin aangever wordt beschuldigd van drugshandel.
7.3.2
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder tweemaal is veroordeeld voor belaging.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van hetgeen over de persoon van verdachte is opgenomen in de volgende rapporten:
- het Pro Justitia-rapport van 18 februari 2021, opgesteld door D.J. Burck,
GZ-psycholoog;
  • het Pro Justitia-rapport van 8 oktober 2021, opgesteld door G.J.A.M. Bakkeren, psychiater;
  • het reclasseringsrapport van 21 september 2022, opgesteld door M. Hagenbeek, reclasseringswerker bij Tactus verslavingszorg.
De verdachte lijdt volgens de gedragsdeskundigen aan een psychische stoornis in de vorm van een primaire waanstoornis van het erotomane type. De gedragsdeskundigen menen dat de stoornis ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waardoor verdachte op dat moment onvoldoende wilsvrijheid had om tegenwicht te bieden aan zijn gedragingen. De conclusie van beide gedragsdeskundigen is dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De invloed/doorwerking van de psychische stoornis was zodanig dat het handelen van verdachte daar in enige mate, maar niet volledig door werd bepaald.
Door de gedragsdeskundigen wordt het risico op geweld ingeschat als laag-matig en wordt het risico op volharding ingeschat als hoog. Door de reclassering wordt het recidiverisico als gemiddeld ingeschat. De verdachte lijkt wel reeds baat te hebben bij het ingezette behandel- en begeleidingstraject. Beide gedragsdeskundigen menen dat de oplegging van de maatregel TBS (met voorwaarden) nog een brug te ver is. Een klinische behandeling wordt geadviseerd, hetgeen naar het inzicht van de gedragsdeskundigen en de reclassering kan plaatsvinden in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Door de reclassering zijn de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), ambulante begeleiding en een contactverbod.
Op de terechtzitting van 4 oktober 2022 heeft deskundige J.J. Berkel, reclasseringswerker, een toelichting gegeven op het reclasseringsrapport. De deskundige heeft daartoe naar voren gebracht dat verdachte zich open en eerlijk lijkt op te stellen en dat verdachte zijn medewerking verleent aan de behandeling van Transfore en de begeleiding van Zorg Plus. Het netwerk van verdachte wordt bij het ingezette traject betrokken en lijkt verdachte daarin te ondersteunen.
7.3.3
De straf en/of maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de ernst van de gepleegde feiten dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 365 dagen met de bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsrapport zijn geadviseerd. Daarmee tracht de rechtbank te bereiken dat verdachte – vanwege een stok achter de deur – zijn medewerking blijft verlenen aan zorgverleners die bij zijn behandeling en begeleiding zijn betrokken, opdat het recidiverisico wordt verminderd. De rechtbank zal een proeftijd van drie jaren opleggen en niet een proeftijd van vijf jaren zoals door de officier van justitie is gevorderd. Er is immers bij de ten laste gelegde feiten geen sprake van een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zoals op grond van artikel 14b lid 2 Sr is vereist.
De rechtbank zal de voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden – anders dan is gevorderd – niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu de wet daar geen ruimte voor biedt. Er is immers bij de ten laste gelegde feiten geen sprake van een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zoals op grond van artikel 14e Sr is vereist.
De rechtbank zal ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, met een contact- en locatieverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] . Daarbij zal de rechtbank de duur van de maatregel bepalen op vijf jaren en zal voor iedere overtreding vervangende hechtenis voor de duur van twee weken gelden. Naar het oordeel van de rechtbank moet deze maatregel bovendien dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte opnieuw zal overgaan tot het plegen van een strafbaar feit en/of hij zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] . De rechtbank baseert die conclusie op het strafblad en de problematiek van verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat het risico bestaat dat verdachte – bij het wegvallen van de bijzondere voorwaarden – opnieuw een strafbaar feit zoals belaging zal begaan.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst vermelde goederen (te weten de mobiele telefoon met omschrijving [nummer 1] en de tablet met omschrijving [nummer 2] ) worden verbeurdverklaard.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon ( [nummer 1] ) en tablet ( [nummer 2] ) dienen te worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De schade van benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
– bijgestaan door mr. E.M. Keulen – heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 41.540,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade behelst een bedrag van € 36.540,36 en bestaat uit de volgende posten:
- [bedrijf 2] recherchediensten € 10.230,55
- Camerabeveiliging € 2.495,85
- Personal boxing € 5.493,60
- Psychologische behandeling € 1.695,00
- Toekomstige schade € 2.000,00
- Gederfd inkomen € 13.753,00
- Reiskosten € 872,36
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
Daarnaast heeft de benadeelde partij gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld in de proceskosten van € 4.900,52, welk bedrag bestaat uit € 24,72 aan reiskosten en € 4.875,80 aan advocatenkosten.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de volgende posten niet-ontvankelijk te verklaren:
  • ‘ [bedrijf 2] recherchediensten’, ‘personal boxing’ en ‘camerabeveiliging’, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen deze posten en het handelen van verdachte.
  • ‘Gederfd inkomen’, omdat het vaststellen van de hoogte een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Met betrekking tot de proceskosten heeft de raadsman aangevoerd dat deze op basis van het toepasselijke liquidatietarief van rechtbanken en gerechtshoven dienen te worden vastgesteld.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een deel van de facturen die aan de opgevoerde schadeposten ten grondslag liggen op naam staan van de onderneming van de benadeelde partij en niet aan haar als persoon zijn gericht. Het voorgaande maakt dat de rechtbank aanneemt dat de daarover verschuldigde BTW zakelijk is geboekt, hetgeen met zich brengt dat de benadeelde partij die BTW kan verrekenen met verschuldigde BTW.
De rechtbank zal daarom bij toewijzing van de betreffende schadeposten deze exclusief de gerekende BTW toewijzen.
- [bedrijf 2] recherchediensten
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De hoogte van deze schadepost is niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze post bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de kosten van het inhuren van de recherchediensten in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 6:96, tweede lid onder b, Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank kwalificeert deze kosten als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder ook zijn begrepen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen, zodat deze voor vergoeding in aanmerking komen. [2]
De rechtbank stelt vast dat de kosten voor de recherchediensten zijn gefactureerd aan de onderneming van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de in rekening gebrachte kosten minus de BTW toewijzen.
De rechtbank zal het gevorderde aldus gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 8.455,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van € 1.775,55 afwijzen.
- Camerabeveiliging
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De hoogte van deze schadepost is niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze post bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk is.
De rechtbank overweegt dat deze post rechtstreeks voortvloeit uit het handelen van verdachte en de angst en onveiligheid die de benadeelde partij als gevolg daarvan ervaart. De noodzaak om camerabeveiliging aan te schaffen, is aldus niet – zoals door de verdediging is betoogd – eerst ontstaan na de bedreiging die door een oom van verdachte is geuit.
De rechtbank stelt vast dat de kosten voor de camerabeveiliging zijn gefactureerd aan de onderneming van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de in rekening gebrachte kosten minus de BTW toewijzen.
De rechtbank zal het gevorderde aldus gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 2.062,69, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van € 433,16 afwijzen.
- Personal boxing
De onder deze post opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en door de verdediging voldoende gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij die gelegenheid niet worden geboden.
De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering (te weten € 5.493,60) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Psychologische behandeling
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Deze schadepost is niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is deze post bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.695,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
- Toekomstige schade
De onder deze post opgevoerde kosten zijn nog niet gemaakt noch is met zekerheid te stellen dat deze kosten zullen worden gemaakt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering (te weten € 2.000,00) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Gederfd inkomen
Het vaststellen van de onder deze post opgevoerde schade zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, nu deze schadepost is betwist en het gederfde inkomen niet kan worden vastgesteld zonder nader onderzoek te verrichten.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering (te weten
€ 13.753,00) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Reiskosten
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Deze schadepost is niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is deze post bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk, maar enkel voor zover het de reiskosten naar [organisatie] betreft.
De rechtbank zal het gevorderde daarom gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 325,16,
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het deel van de reiskosten die betrekking hebben op de personal boxing (te weten € 547,20) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Deze schadepost is niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is deze post bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00,
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Conclusie
Op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet, komt de rechtbank tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 17.537,85. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in een deel van de vordering, te weten voor een bedrag van € 21.793,80.
De vordering van de benadeelde partij wordt voor het resterende deel van € 2.208,71 afgewezen.
- Proceskosten
De proceskosten bestaan uit reiskosten en advocatenkosten.
De rechtbank zal de reiskosten van € 24,72 in het geheel toewijzen.
De rechtbank zoekt voor het bepalen van de hoogte van de te vergoeden advocatenkosten aansluiting bij het liquidatietarief van rechtbanken en gerechtshoven. Daarbij wordt op grond van het toegewezen bedrag uitgegaan van de waardering van de punten zoals genoemd in tarief II. Aan het indienen van de vordering en het bijwonen van de zitting wordt ieder één punt toegekend. Daarmee komt de berekening van de advocatenkosten uit op (2 punten x
€ 563,00) € 1.126,00.
De rechtbank zal de gevorderde proceskosten aldus toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 1.150,72.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1, 3 en 4 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 122 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 38v, 38w, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1,
onder 2,
onder 3 primair,
onder 4en
onder 5 primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 3 primair en feit 4
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: belaging
en
het misdrijf: smaadschrift
en
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 5 primair
het misdrijf: smaadschrift;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
610 (zeshonderdtien) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich volgens afspraak meldt bij Tactus Reclassering op het adres Raiffeisenstraat 75 in Enschede. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling verloopt volgens afspraak en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Daaronder kan worden begrepen het innemen van medicijnen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan de ambulante begeleiding van Zorg Plus. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met mevrouw [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende vijf jaren niet in de [straat] in Borne mag bevinden;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende vijf jaren niet in of bij het bedrijfspand van mevrouw [slachtoffer 1] (te weten: [bedrijf 1] ), gelegen aan [adres 2] , mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
2 (twee) weken hechtenisen bepaalt daarbij dat de
maximale hechtenis zes maandenbedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens mevrouw [slachtoffer 1] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 17.537,85(bestaande uit € 12.537,85 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feiten 1, 3 primair en 4) van een bedrag van
€ 17.537,85(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
10 november 2020);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 1.150,72, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 17.537,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
122 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van
  • wijst de vordering voor het resterende deel van
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde mobiele telefoon ( [nummer 1] ) en tablet ( [nummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
Mrs. Bos en Schreurs zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van onderzoek Kolibrie/ON2R020053 van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
ten aanzien van feiten 1, 3 primair en 4
1.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een lijst van in beslag genomen goederen, pagina’s 25 en 26, zakelijk weergegeven:
Behoort bij object: [adres 1]
Te: [adres 1]
A.02.02.001 Tablet
merk: Huawei
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 30 december 2019, pagina’s 187 en 188, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik doe aangifte van stalking, smaad en laster, omdat ik dagelijks word lastiggevallen met mailberichten, aanmeldingen op sekssites met mijn naam en vunzige teksten. (…) [verdachte] die dit doet onder andere namen. Ik krijg dagelijks mails van vunzige bedrijven. Hij maakt accounts aan met mijn bedrijfsmail [mailadres 1] .
Dit wat we meegemaakt hebben als gezin heeft ons behoorlijk geraakt. Mijn naam is te grabbel gegooid binnen de Turkse gemeenschap. Het heeft me zo diep geraakt, wat ik in woorden niet kan duiden. Mijn vrijheid is afgepakt, mijn veiligheid is er niet en mijn leven is op zijn kop gezet in een nachtmerrie. Ik kan niet goed meer slapen.
3.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , van 30 december 2019, pagina 190, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Op 30 december 2019 heb ik, als hulpofficier van justitie, een mondelinge klacht ontvangen ter zake stalking, smaad en laster. De klacht werd gedaan door:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum 2] 1968
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] in Turkije
De klaagster verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan. De klaagster verklaarde tegenover mij het volgende: “Ik word al maanden gestalkt. Mijn goede naam en eer worden via internet aangetast”.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 2] , van
9 december 2019, pagina’s 192 en 201 t/m 204, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Aangeefster mailde mij haar bevindingen in een Word-document, hetgeen ik in dit proces-verbaal heb vastgelegd.
26-nov [website 1]
[mailadres 3]
Binnengekomen bij [mailadres 1]
26-nov [website 2]
[mailadres 4]
Binnengekomen bij [mailadres 1]
29-nov [website 3]
[mailadres 5]
Binnengekomen bij [mailadres 1]
30-nov [website 4]
[mailadres 6]
Binnengekomen bij [mailadres 1]
01-dec [website 5]
[mailadres 7] , [website 5] < [mailadres 7] >
Binnengekomen bij [mailadres 1]
“Hallo [slachtoffer 1] , Welkom bij [website 5] . Maak een profiel dat aandacht krijgt. Volg deze eenvoudige stappen om ervoor te zorgen dat je ‘stand out from the crowd’. Voeg een profielfoto toe: Als je meer foto's toevoegt, zullen meer members je zien en verhoog je de kans om contact te krijgen. Vul je profiel tekst in: Wij weten dat je geweldig bent, maar hoe weten andere dit als je het ze niet vertelt? Zoek andere member: Zoek naar vrienden en andere members in jouw omgeving. Veel plezier en zie je online!”.
02-dec [website 6] ---Oorspronkelijk bericht-----
Van: [website 6] ! [mailto: [mailadres 8] ]
Binnengekomen bij [mailadres 1]
Verzonden: maandag 2 december 2019
Aan: [website 6] - Info < [mailadres 8] >
Onderwerp: [onderwerp]
Van: [slachtoffer 1] < [mailadres 1] >
Onderwerp: [onderwerp]
Berichtinhoud: “Mijn naam is [slachtoffer 1] , 51 jaar en woonachtig in [plaats] . Heb recentelijk een eigen bedrijf in [adres 2] en wil me graag richten op [onderwerp] , maar wil hierover graag eerst meer info”.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 november 2020, pagina’s 264 t/m 267, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Iemand heeft mij en mijn bedrijf de afgelopen twee jaren met regelmaat lastiggevallen en belaagd via Social Media, e-mails, berichten, etc. Deze berichten werden niet door mij of mijn bedrijf gemaakt, maar wel werd mijn naam en/of de naam van mijn bedrijf als afzender vermeld. Ik heb een eigen bedrijf met de naam [bedrijf 1] . Deze persoon zou zijn [verdachte] , een jongeman die als stagiaire van het [hogeschool 1] een stageplek bij mij had gekregen. (…). Hierna kreeg ik allerlei berichten/e-mails en WhatsApp-berichten die ik niet herkende. Ik zou me bij verschillende bedrijven hebben aangemeld en informatie hebben opgevraagd. Ik zou me bij datingsites en sekssites hebben aangemeld. Verder kreeg ik van allerlei bedrijven bericht dat ik vreemde berichten naar hen zou sturen waarin ik mijzelf zwart maakte. In november 2019 vond er een stopgesprek met de politie plaats, maar de persoon bleef mij belagen met allerlei berichten. Ik werd met enige regelmaat lastiggevallen via berichten, e-mails, App-berichten van LinkedIn, Facebook en Instagram, waarbij vervelende, vunzige teksten stonden en waarbij mijn naam dan wel de naam van mijn bedrijf werden genoemd. In de periode januari 2020 tot en met 1 juli 2020 heb ik geen aangifte gedaan bij de politie. Ik werd nog steeds belaagd en lastiggevallen, maar dit meldde ik bij het recherchebureau [bedrijf 2] en zij probeerden te achterhalen wie de persoon achter de berichten was en hoe hij deze berichten verstuurde.
Op 14 juli 2020 kreeg ik van de Districtsrecherche Twente te horen dat zij van [verdachte] digitale gegevens in beslag hadden genomen en dat zij een onderzoek zouden instellen naar zijn computers en telefoons. Het was mij inmiddels bekend dat het IP-adres dat onder andere bij de berichten aan [hogeschool 1] en bij de andere bedrijven, het IP-adres van de woning van [verdachte] was. Vanaf het moment dat de computers en telefoons niet meer in het bezit waren van [verdachte] kreeg ik geen berichten meer. Op 25 oktober 2020 kreeg ik opeens weer een bericht van een bedrijf en zou ik weer een contactformulier hebben ingevuld. Ik kreeg opeens ook weer nare berichten en de voorzitter van [voetbalvereniging] , [naam 3] , bleek deze berichten ook te krijgen: [naam 3] en ik zouden in de drugshandel zitten en cocaïne verhandelen en we zouden [voetbalvereniging] gebruiken om geld wit te wassen, etc. Ook mijn bedrijf [bedrijf 1] werd genoemd als bedrijf waar drugs zou worden gedeald. Deze berichten kwamen op mijn LinkedIn te staan. Bij het eerste contactformulier bleek dat het IP-adres hetzelfde IP-adres was dat al bij andere formulieren naar voren was gekomen. Tevens bleek de gebruikte computer hetzelfde te zijn: een Huawei. Ik heb deze berichten doorgestuurd aan de districtsrecherche en zij deelden mij mee dat [verdachte] op
22 oktober 2020 zijn tablet, merk Huawei, weer terug had gekregen. De berichten bestaan uit seksueel getinte berichten.
6.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , van 17 november 2020, pagina 268, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Op 17 november 2020 heb ik, als hulpofficier van justitie, een schriftelijke klacht ontvangen ter zake stalking, smaad en laster. De klacht werd gedaan door:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: [geboortedatum 2] 1968
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2] in Turkije
De klaagster verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan.
7.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het rapport van [bedrijf 2] recherche, pagina’s 318, 322, 333 t/m 335, 338, 339, 348 en 360 t/m 363, zakelijk weergegeven:
Op 10 mei 2020 is er via het vragenformulier van [bedrijf 3] uit naam van [slachtoffer 1] een contactformulier ingevuld, welke was voorzien van seksistisch getinte teksten. Bericht:
“ [naam 4] heeft een kleine piemeltje. Die past niet bij me, ik heb een grote nodig. Daar word ik nat van”. IP-adres: [ip-adres] . (…) vermoedelijk wordt hier [naam 4] mee bedoeld, zijnde een collega van [slachtoffer 1] bij [bedrijf 3] .
Van: [naam 5] < [mailadres 2] >
Verzonden: dinsdag 12 mei 2022
Aan: [mailadres 9]
[afbeelding]
Op 20 mei 2020 heeft de dader een LinkedIn fake-account aangemaakt, en wel van [naam 1]
.
[afbeelding]
Op 20 mei 2020 heeft [slachtoffer 1] onderstaande mail ontvangen vanuit de website [website 4] , zijnde een seks- en datesite. De afgelopen maanden zijn er meerdere berichten naar [slachtoffer 1] verstuurd, afkomstig vanuit een [website 4] .
[afbeelding]
Op 24 mei 2020 is er uit naam van [naam 5] een mail gestuurd naar [hogeschool 1] , alsmede naar diverse redacties en nieuwsdiensten van landelijke- en regionale media.
[afbeelding]
Identiteitsfraude docent [hogeschool 1] :
[afbeelding]
(…) een persoon als aangever/opdrachtgever geïnterviewd. Naam: [slachtoffer 1] . Zij verklaarde:
De ellende is eigenlijk begonnen eind juli 2019.
In één van de berichten die uit naam van mijn ex-man naar mijn werkmail zijn verstuurd, staat het volgende:
“Ik ben [naam 6] , de ex man van mevrouw [slachtoffer 1] en vader van haar kinderen. Ik betreur me en ook met enige schaamte ben ik genoodzaakt om het volgende met u te delen. Ook mijn lieve zoon en [naam 7] , de eigenaar van [bedrijf 4] , zijn hier getuige van. Situatie waar je misselijk van wordt. Ik heb gehoord dat mijn ex-vrouw [slachtoffer 1] gemeenschap heeft gehad met haar oud stagiaire [verdachte] in het mannentoilet van [bedrijf 4] . Ik wist niet dat [slachtoffer 1] zo’n eenvoudige hoer was. (…)”.
Een volgend bericht dat mijn ex-man zou hebben verstuurd, is:
“ [slachtoffer 1] je bent de grootste hoer die er is. Ik heb het kind gevonden. Heb je je niet geschaamd om met de jongen te slapen die met onze zoon op vakantie is gegaan. Fuck you, teef. Op een dag ga ik bij mijn zoon zitten en hem vertellen hoe zijn moeder een goedkoop hoer is”.
Nog een ander bericht dat mijn ex zou hebben verstuurd:
“Een jongen die de leeftijd heeft je geneukt. De foto's circuleren bij [voetbalvereniging] en je wandelt nog steeds schaamteloos. Ik zag je vandaag bij [voetbalvereniging] . Schaamteloze idioot teef. Als ik jou was, zou ik zelfmoord plegen. Heeft jou echtgenoot [verdachte] ontmoet. Ula ik zal jullie allemaal vijanden maken. Maar wat jammer van [verdachte] dat hij achterlijk was. Terwijl hij aan je denkt wordt hij in zijn rug geraakt. Haha ben je naar de politie geweest slet? Onthoud dat je nooit zult ontdekken wie ik ben, maar ik sta heel dicht bij je, heel dichtbij. Hoeveel kost je per uur, misschien kom ik je neuken, maar gratis, blonde hoer”.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 4] , van
1 juli 2020, pagina’s 370 en 371, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
(…) dat er meerdere berichten en/of mails zijn verstuurd naar Hogeschool [hogeschool 1] , dan wel medewerkers van Hogeschool [hogeschool 1] . Het gaat hier onder andere om de volgende berichten:
  • 14 mei 2020 vermoedelijk via het fakeaccount [mailadres 2] , verstuurd aan [mailadres 10] waarin wordt geschreven dat verzender een docent van het [hogeschool 2] is en hoorde dat een oud leerling van hem stagiaire was van [slachtoffer 1] , meerdere malen door haar was belaagd en een relatie had gehad met deze leerling.
  • 24 mei 2020 vermoedelijk via het fakeaccount [mailadres 2] , verstuurd aan [mailadres 10] waarin wordt geschreven dat afzender nog geen antwoord heeft gehad op het hierboven genoemde bericht, dat [slachtoffer 1] een fraudeur is, als stagebegeleider een seksrelatie heeft gehad met [verdachte] , ze werd betrapt door een cliënt en toen [verdachte] de schuld van aanranding gaf en dat de afzender zich afvraagt waarom [hogeschool 1] een samenwerkingsverband heeft met [slachtoffer 1] terwijl ze haar stagiaire, een student van [hogeschool 1] , ten laste stelt.
Tevens werden er drie contactformulieren van [hogeschool 1] ingevuld namens
Mevrouw [slachtoffer 1] , e-mailadres [mailadres 1] , telefoonnummer [telefoonnummer] , bedrijfsnaam [bedrijf 1] , bedrijfswebsite [bedrijf 1] , met de volgende berichten:
  • 11 mei 2020: “Wanneer begint onze onderzoek, kan ik studenten neuken”.
  • 24 april 2020: [website 4] , Ik doe het met mijn stagiaire en we doen lekker samen onderzoek.
  • 6 mei 2020: “lk heb heerlijk met mijn stagiaire geneukt en vervolgens ervoor gezorgd dat zijn onderzoek niet doorging. Ik ben blij dat mijn onderzoek wel doorgaat, al heb ik daar veel mannen voor moeten pijpen, maar willen jullie [verdachte] van school sturen. Hij valt mij lastig. Als jullie dat doen, kan ik verder neuken”.
Uit de loggegevens behorende bij deze internethandeling blijkt dat bovengenoemde contactformulieren vanuit het IP-adres [ip-adres] werden verzonden. Dit IP-adres behoort bij een ZIGGO-abonnement, afgesloten op naam van [naam 8] , [adres 1] . Bij raadpleging van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) blijkt dat op het adres [adres 1] de volgende personen staan ingeschreven:
- [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats 1] .
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , van
20 augustus 2020, pagina’s 389, 390 en 392, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Op 15-07-2020 werd bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] in de trapkast van de woonkamer in een rugtas een blauwe laptophoes met laptop en papieren bescheiden aangetroffen. De witte envelop met daarin wit papier met een handgeschreven Turkse tekst werd door een Turkse tolk vertaald. De Turkse tekst bleek een liefdesbrief te zijn en lijkt gericht te zijn aan [slachtoffer 1] .
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart in de aangifte en in het verslag dat op 2 oktober 2019 achter de ruitenwisser van haar auto een witte envelop met een brief was bevestigd. Op de envelop stond de naam van [slachtoffer 1] .
Het onderzoeksteam heeft de originele brief van [slachtoffer 1] aangetroffen achter de ruitenwisser en de brief aangetroffen in de rugtas van [verdachte] naast elkaar gelegd en deze bekeken. Uit deze twee handgeschreven brieven bleek het volgende:
  • Beide brieven zijn op wit ‘kladblok’ papier geschreven.
  • Het witte papier heeft op beide brieven rode schrijflijnen.
  • Beide enveloppen zijn wit en van hetzelfde formaat.
  • De tekst is bij beide brieven bijna gelijk.
  • In de originele brief van [slachtoffer 1] staat bovenin haar naam geschreven en deze is weggekrast bij de brief van [verdachte] .
10.
Het proces-verbaal onderzoek
user dictionary, opgesteld door verbalisant [verbalisant 6] , van
12 november 2020, pagina’s 452, 453, 457, 461 t/m 463, 465 t/m 467, 469 en 471, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
(…) een onderzoek in aan gegevens die zijn overgenomen van een tablet van het merk Huawei, model Mediapad T3 10 (AGS-W09). Ik trof in het bestand ‘ [naam 9] ’ een
gebruikerswoordenboek aan, ook wel
user dictionarygenoemd. Ik trof hierbij woordreeksen aan die in de aangeleverde teksten voorkwamen.
[afbeelding]
11.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van de raadkamer van
25 november 2020, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het klopt dus dat ik wel berichten, waaronder fakeberichten, naar [slachtoffer 1] en [hogeschool 1] heb gestuurd.
12.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 10 november 2020, pagina 86, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Er is een tablet van het merk Huawei bij jou in beslag genomen. Van wie is deze tablet?
A: Van mij. Die heb ik drie jaren geleden gekocht.
13.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 12 november 2020, pagina’s 703 t/m 705, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
O: Op 2 oktober 2019 is er een enveloppe met daarin een geschreven brief aangetroffen op de personenauto van [slachtoffer 1] . Eenzelfde soort geschreven brief is aangetroffen in jouw laptoptas die we in beslag hebben genomen tijdens de doorzoeking.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Die brief die onder de ruitenwisser zat (…). Ik heb dit geschreven.
O: Er zijn een aantal bestellingen gedaan bij BOL.com.
V: Heb jij deze bestellingen gedaan?
A: Ik heb deze bestellingen gedaan.
V: Heb jij fake accounts aangemaakt op sociale media?
A: Ja, dat heb ik. Ik heb fake e-mailadressen aangemaakt. Ik heb op Instagram fakeaccounts gemaakt. Op LinkedIn ook.
V: Als we kijken naar de berichten van het [hogeschool 1] , dan heb je het e-mailadres [mailadres 1] gebruikt.
A: Ja, dat klopt.
V: Hoe heb je dat dan gedaan? Een bericht gestuurd naar het [hogeschool 1] ?
A: Via de tablet heb ik dat gedaan. Ik ga naar de site van het [hogeschool 1] . Er is dan een formulier waar je opmerkingen in kunt zetten. Dat heb ik gedaan. Ik heb toen het e-mailadres van [bedrijf 1] en de gegevens van [slachtoffer 1] ingevuld.
14.
Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, opgesteld door verbalisant [verbalisant 7] , van 24 september 2020, pagina’s 748 en 749, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
De zeven bestellingen zijn allemaal geplaatst door hetzelfde account. Aan het account is het e-mailadres [mailadres 2] gekoppeld. Bij alle bestellingen is gebruik gemaakt van hetzelfde IP-adres: [ip-adres] . Uit eerder onderzoek is gebleken dat het IP-adres [ip-adres] een aansluiting van Ziggo betreft. Het IP-adres staat op naam van [naam 8] , [adres 1] . [naam 8] is de moeder van verdachte [verdachte] . [verdachte] is woonachtig aan de [adres 1] .
ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 12 november 2020, pagina 704, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 10 juli 2020, pagina’s 616 en 617, inclusief bijlage, pagina’s 619 t/m 625.
ten aanzien van feit 5 primair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 18 november 2020, pagina’s 775 en 776, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik doe aangifte van smaad/smaadschrift. Mijn eer/goede naam is door verdachte aangerand. Ik ben voorzitter van voetbalvereniging [voetbalvereniging] te Hengelo.
Op 14 juli 2020 kreeg ik te horen dat van [verdachte] digitale gegevens in beslag waren genomen en dat de politie een onderzoek zou instellen naar zijn computers en telefoons. Vanaf die tijd waren er geen berichten. Rond 25 oktober 2020 kreeg ik opeens weer allerlei berichten op Social Media en werd ik door andere mensen aangesproken dat er berichten stonden op Social Media. Ik kreeg te horen dat [verdachte] zijn Huawei tablet op
22 oktober 2020 terug had gekregen. Ik heb de berichten meegenomen en deze zullen bij de aangifte gevoegd worden. Veel van deze berichten gaan over het witwassen, de drugshandel bij de sportclub [voetbalvereniging] . Ik zou samen met [slachtoffer 1] , [naam 10] en nog andere personen een handel in drugs/cocaïne hebben opgezet. Deze berichten kwamen elke dag op Social Media. De berichten kwamen onder andere van een persoon genaamd [alias verdachte] .
(…) en vond uiteindelijk bij de naam [alias verdachte] een foto. De man op de foto bleek [verdachte] te zijn.
2.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , van 18 november 2020, pagina 779, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
(…) heb ik, als hulpofficier van justitie, een schriftelijke klacht ontvangen. De klacht werd gedaan door:
Achternaam: [naam 3]
Voornamen: [naam 3]
Geboren: [geboortedatum 3] 1976
Geboorteplaats: [geboorteplaats 3] ) in Nederland
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te
gaan. De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
“Hierbij wil mijn klacht doen tegen [verdachte] . Ik heb al eerder aangifte tegen deze persoon gedaan van belediging en smaad/laster”.
3.
Schriftelijke bescheiden, inhoudende een bericht en een foto van ‘ [alias verdachte] , pagina’s 790 en 791, zakelijk weergegeven:
[afbeelding]
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , van
11 november 2020, pagina’s 797 en 798, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Vanaf 30 oktober 2020 wordt ook de voorzitter van [voetbalvereniging] , [naam 3] , lastiggevallen via Social Media. Hij krijgt berichten over witwassen en cocaïnehandel bij [voetbalvereniging] , de naam van zijn vrouw wordt genoemd en de straat waar hij woont wordt vermeld. [naam 3] wordt Hoerenkind genoemd, dat hij vast zou zitten voor een cocaïnenetwerk en dat hij dit samen met [slachtoffer 1] en [naam 10] zou hebben opgebouwd, etc. Deze berichten zouden zijn geplaatst door een account met de naam [alias verdachte] . Bij het nazoeken van deze naam komt een persoonsfoto naar voren met de persoon [verdachte] .
[afbeelding]

Voetnoten

2.ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.3.