ECLI:NL:RBOVE:2022:299

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
08.243541.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en vernieling van bedrijfsauto's met gereedschap

Op 3 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van 1 dag. De man was samen met een medeverdachte betrokken bij de diefstal van gereedschap uit een bedrijfsauto en het vernielen van ruiten van meerdere bedrijfsauto's. De feiten vonden plaats tussen 17 en 20 juli 2020 in Hengelo. De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte en zijn medeverdachte werden kort na de diefstal aangehouden, waarbij gestolen gereedschap in hun voertuig werd aangetroffen. De rechtbank achtte de diefstal en vernieling als misdrijven die gepleegd zijn in vereniging, wat de ernst van de feiten vergrootte. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met zijn strafblad, dat eerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven bevatte. De rechtbank legde een korte gevangenisstraf op, aangevuld met een aanzienlijke taakstraf, om recht te doen aan de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.243541.21 (P)
Datum vonnis: 3 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat namens de niet verschenen verdachte door de (gemachtigde) raadsman mr. B. Hartman, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstal en vernieling, al dan niet in vereniging met een ander of anderen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2020 tot en met 20 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een dopsleutel, een decoupeerzaag, een haakse slijper, een accuboormachine en/of een slagboormachine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer(dere) autoruit(en) (Mercedes Crafter kenteken: [kenteken 2] , Volkswagen Transporter kenteken: [kenteken 1] en/of Merdeces Sprinter kenteken: [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Feit 1 en feit 2
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat in de periode van 17 juli 2020 tot en met 20 juli 2020 gereedschap is gestolen uit een bedrijfsauto van [bedrijf] en ruiten zijn vernield van meerdere bedrijfsauto’s van [bedrijf] . Uit de aangifte van aangever [aangever] , gedaan namens [bedrijf] , blijkt onder meer dat het parkeerterrein waar de bedrijfsauto’s stonden, omheind is met een hek dat was afgesloten. Volgens aangever was het gereedschap van het merk Makita en voorzien van een [bedrijf] sticker. De bedrijfsauto waaruit het gereedschap was gestolen was in gebruik bij [naam] . Verder blijkt uit het dossier dat er beelden op het bedrijventerrein van [bedrijf] zijn gemaakt door een viertal camera’s op verschillende momenten. De rechtbank stelt uit eigen waarneming vast dat de bestandsnaam van de camerabeelden (bijvoorbeeld: “ [bestandsnaam] ” en “ [bestandsnaam] ”) de camerapositie, de datum en het jaartal van de opname en het tijdstip van de opname weergeeft. Hieruit leidt de rechtbank af dat de camerabeelden, die onderdeel zijn van het dossier, opnames zijn die zijn gemaakt op 18 juli 2020 tussen 21:35:00 uur en 21:55:00 uur. Op de camerabeelden is onder meer te zien dat op 18 juli 2020 om 21:35 uur twee mannen richting het bedrijventerrein van [bedrijf] lopen. Beide mannen dragen donkere kleding. Een van de mannen is brildragend en heeft een kort kapsel. De andere man draagt donkere schoenen met een lichte zool. De mannen kruipen onder het toegangshek door en lopen het bedrijventerrein op richting de geparkeerd staande bedrijfsauto’s. De twee mannen kijken in meerdere bedrijfsauto’s en verdwijnen vervolgens tussen de bedrijfsauto’s uit beeld. Om 21:55 uur staan de twee mannen voor het toegangshek en laden zij samen verschillende voorwerpen in een auto waarna zij samen in de auto vertrekken. Op 19 juli 2020 omstreeks 01:05 zijn verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] staande gehouden in Amersfoort. Tijdens de controle van de auto waarin zij reden werden er onder meer in de kofferbak Makita koffers met gereedschap aangetroffen en een frees met een label met de naam [naam] . Door de politie wordt geconstateerd dat beide mannen donkere kleding dragen. Een van de mannen draagt een bril en heeft een kort geschoren kapsel. De andere man draagt onder meer zwarte schoenen met een opvallende witte zool.
Verdachte bevindt zich dus samen met de medeverdachte enkele uren na de diefstal in een voertuig waarin gereedschap wordt aangetroffen dat van de betreffende diefstal afkomstig is. Verdachte en zijn medeverdachte passen in het signalement van de personen die op camerabeelden van [bedrijf] te zien zijn. Verdachte of zijn medeverdachte hebben geen verklaring afgelegd die de redengevendheid voor het bewijs van voornoemde feiten en omstandigheden kan ontzenuwen. Gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal en vernieling.
Uit de wijze waarop de diefstal en de vernieling heeft plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking, zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks de periode van 17 juli 2020 tot en met 20 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een ander, een dopsleutel, een decoupeerzaag, een haakse slijper, een accuboormachine en een slagboormachine, die geheel of ten dele aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij omstreeks 17 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere autoruiten (Mercedes Crafter kenteken: [kenteken 2] , Volkswagen Transporter kenteken: [kenteken 1] en Mercedes Sprinter kenteken:
[kenteken 3] ), die aan [bedrijf] toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, er rekening moet worden gehouden met artikel 63 Sr en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van gereedschap uit een bedrijfsauto en vernieling van meerdere ruiten van bedrijfsauto’s. Deze bedrijfsauto’s stonden op geparkeerd op een afgesloten bedrijventerrein. Dat heeft verdachte en zijn mededader er niet van weerhouden het bedrijventerrein te betreden en strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft er bij het plegen van deze misdrijven blijk van gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren en alleen maar aan eigen financieel gewin te denken. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 18 december 2021. Daaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld, onder meer voor gelijksoortige misdrijven. Dit heeft hem er niet van weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), alsmede met het bepaalde in artikel 22b Sr.
Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is, in geval van recidive een gevangenisstraf van 10 weken het uitgangspunt voor een inbraak in een bedrijfspand. Het door verdachte gepleegde feit is qua ernst vergelijkbaar. De rechtbank heeft echter bij het bepalen van de straf overwogen dat enkel een langer durende gevangenisstraf in dit geval niet passend is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal daarom een zeer korte gevangenisstraf als onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zodat aan het bepaalde in artikel 22b Sr is voldaan. Daarnaast zal de rechtbank een aanzienlijke taakstraf opleggen die recht doet aan de ernst van het feit.
De rechtbank heeft ten slotte rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één dag en daarnaast een taakstraf voor de duur van 180 uren, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. R.D.J. Visschers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022.
Buiten staat
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020337752. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [bedrijf] , van 21 juli 2020, pagina’s 3 t/m 4 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Het bedrijf [bedrijf] is gelegen aan de [adres 2] . Op maandag 20 juli 2020 omstreeks 07.10 uur, werd ik gebeld door een collega dat er was ingebroken in onze bedrijfsauto's. Onder het afdak stond een Mercedes Crafter, voorzien van het kenteken [kenteken 2] geparkeerd. Ik zag dat een klein ruitje aan de bestuurderskant was ingeslagen. Midden op het terrein stond een Volkswagen Transporter voorzien van het kenteken [kenteken 1] waarvan het raam aan de bijrijderskant was ingeslagen en een Mercedes Sprinter voorzien van het kenteken [kenteken 3] , waarvan het raam aan de bestuurderskant was ingeslagen. Van het vierde voertuig, een Citroen Berlingo, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , was het bijrijdersraam ingeslagen. Uit het voertuig zijn de volgende goederen
weggenomen namelijk: dopsleutel zet in een koffer, decoupeerzaag, haakse slijper, accuboor machine en slagboormachine allemaal van het merk Makita. Al deze elektrische apparaten hebben een [bedrijf] sticker, waarop in het midden een hoofdletter "G" staat. Het voertuig is in gebruik bij collega [naam] . Alle gereedschap is voorzien van een eigen nummer, serie nummer en eventueel stickers van [bedrijf] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , van 20 augustus 2020, pagina’s 9 t/m 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op zondag 19 juli 2020, omstreeks 01.05 uur, was ik, verbalisant [verbalisant] , samen met
collega [verbalisant] in dienst voor basisteam Amersfoort. Er kwam op genoemde dag, datum
en tijdstip, een ANPR-Hit op de Al Links, komende vanuit de richting Apeldoorn. Enkele minuten later zag ik dat het genoemde voertuig ons passeerde op de A28, gaande
in de richting van Utrecht. Ik zag dat de bestuurder zich legitimeerde als zijnde:
Bilal [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , vanaf nu te noemen [medeverdachte] .
Ik zag dat de bijrijder zich legitimeerde als zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , vanaf nu te noemen [verdachte] . Gezien het tijdstip, de antecedenten en de informatie met betrekking tot de ANPR-Hit, heb ik, [verbalisant] , het voertuig onderzocht op de aanwezigheid van inbrekerswerktuigen. Tijdens de controle in de kofferbak zag ik dat er een groot aantal goederen achterin lagen. Ik zag dat er Makita koffers in de kofferbak lagen. Ik zag dat het om de volgende goederen ging: 2 kisten Makita. Een frees met een labeltje met de naam [naam] . Ik zag dat [medeverdachte] als volgt gekleed was: Zwarte schoenen. Een joggingsbroek. Een donkere jas. Zwarte bril. Kort geschoren haar. Bovenop iets langer, zijkanten kort. Ik zag dat [verdachte] als volgt gekleed was: Zwarte schoenen met een opvallende witte zool. Een donkergrijze spijkerbroek.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , van 5 augustus 2020, pagina’s 16 t/m 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op maandag 21 juli 2020 werd er aangifte gedaan van inbraak in meerdere bedrijfsauto's op het bedrijventerrein van de [bedrijf] aan de [adres 3] . Op het bedrijventerrein staan een 4 tal camera's die opnamen maken. Deze zijn door aangever beschikbaar gesteld. De beelden zijn door mij verbalisant uitgekeken.
Camera 1.
Toegangshek tot bedrijfsterrein. Ik zie dat de camera vanaf het bedrijfsterrein gericht is op het toegangshek. Ik zie over de openbare weg een auto naderen die tot stilstand voor het pand van [bedrijf] . Na een kleine minuut komen uit de richting van de auto twee mannen lopen. In dit proces-verbaal is man met de bril, nn 1 en de man zonder bril nn 2. Man 1 zie ik onder in beeld, door de knieën gaan en het lijkt er op dat hij onder het hek door kruipt. Man 2 verdwijnt rechts uit beeld.
Camera 2.
Gericht van af bedrijventerrein op toegangshek. Ik zie weer dat er een auto aan komt rijden en kennelijk parkeert aan voorzijde pand. Ik zie wederom 2 personen naar het toegangshek lopen. De afstand van camera naar toegangshek een nu een stuk groter. Ik zie dat eerst persoon onder het hek door kruipt en dat persoon 2 volgt. Ik zie beide personen het bedrijventerrein op lopen en verdwijnen tussen de geparkeerd staande bedrijfsauto's en uit beeld verdwijnen. De personen op deze beelden zijn niet direct herkenbaar, maar gelet op de beelden van camera 1 kan wel gesteld worden dat het om de zelfde personen gaat dat omschreven bij camera 1.
Camera 3.
Deze camera staat gericht halverwege bedrijventerrein gericht op achterzij de. Ik zie NN 1 en kort daarna NN 2 in beeld komen. NN 1 kijkt in een bedrijfsauto en loopt door. NN 2 volgt NN 1. Beide NN lopen naar bedrijfsvoertuig 2, kijken naar binnen en lopen weer door. Rechts achter op het bedrijventerrein staat een derde bedrijfsauto. NN 1 loopt naar deze auto gevolgd door NN2. Zij verdwijnen rechts naast de auto uit beeld.
Camera 4.
Deze staat aan de zijkant van het bedrijventerrein. Ik zie 2 personen kort door het beeld gaan. Ik herken hieruit de zelfde personen als op de beelden van camera 1 en 3.
Signalement:Man 1. Tussen de 20 en 30 jaar oud, slank, brildragend, kort haar, iets opgeschoren aan de zijkant, donkere kleding, donkere schoenen met lichte zool. Draagt schuin over de borst een tasje. De donkere bovenkleding heeft een of meerdere horizontale strepen. Man 2. Tussen de 20 en 30 jaar oud, slank, gedekt haar iets krullend of golvend, donkere bovenkleding, spijkerbroek en donkere schoenen met lichte zool.
4.
Eigen waarneming van de rechtbank bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van 20 januari 2022:
[afbeeldingen]