ECLI:NL:RBOVE:2022:2976

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
18/1289
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over het verschoningsrecht van met ouderlingen van Jehova’s Getuigen gedeelde informatie in pastorale zorg

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Overijssel, L.J.C. Hangx, op 13 juli 2022 een beslissing genomen over het verschoningsrecht van informatie die in vertrouwen is gedeeld met ouderlingen van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen. De zaak is ontstaan na doorzoekingen op 19 november 2018, waarbij documenten en gegevens zijn in beslag genomen in verband met aangiftes van seksueel misbruik tegen leden van de gemeente. Klagers, die niet als verdachten zijn aangemerkt, hebben een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname, waarbij zij zich beroepen op een geheimhoudingsplicht en een verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft in zijn beslissing vastgesteld dat de stukken die niet door het Openbaar Ministerie zijn aangeleverd, niet beoordeeld kunnen worden in het kader van artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en dat er daarom een verschoningsrecht geldt voor deze stukken. Voor de inbeslaggenomen stukken die vertrouwelijke informatie bevatten die met ouderlingen is gedeeld, inclusief informatie met betrekking tot religieuze rechterlijke comités, heeft de rechter-commissaris eveneens geoordeeld dat er een verschoningsrecht van toepassing is. Echter, voor de onder 2.11 opgesomde stukken geldt geen verschoningsrecht, omdat deze geen informatie bevatten die is verkregen in het kader van religieuze hulpverlening of pastorale zorg. De beslissing benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in de pastorale zorg en de rol van ouderlingen binnen de gemeenschap van Jehovah’s Getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Rechter-commissaris strafzaken
Zittingsplaats Zwolle
RC-nummer : 18/1289
Beschikking op grond van artikel 98 Wetboek van Strafvordering
in de zaak van:

1.Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland,

gevestigd te Emmen ,

2.[klager 2] ,

wonende te [plaats 2] ,

3.[klager 3] ,

wonende te [plaats 3] ,

4.[klager 4] ,

wonende te [plaats 4] ,

5.[klager 5] ,

wonende te [plaats 5] en

6.[klager 6] ,

wonende te [plaats 6] ,
hierna te noemen: klagers,
bijgestaan door mr. O.M.B.J. Volgenant en mr. J.E. van Til,
advocaten te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Op 19 november 2018 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in onder meer het hoofdkantoor van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland (het [complex] ), de woningen van een aantal ouderlingen alsmede de [zalen] in Assen en Dordrecht. De aanleiding voor die doorzoekingen werd gevormd door aangiftes tegen negen (oud-)leden van de gemeente vanwege seksueel misbruik. Bij de doorzoekingen zijn stukken in beslag genomen en gegevens gekopieerd en vastgelegd. Klagers zijn niet als verdachten aangemerkt. Klagers hebben op 10 december 2019 een klaagschrift en op
16 maart 2020 een aanvullend klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend tegen de inbeslagneming. Klagers beroepen zich, kort gezegd, op een geheimhoudingsplicht en een daaruit voortvloeiend (afgeleid) verschoningsrecht.
1.2
De meervoudige raadkamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle (hierna te noemen: de raadkamer), heeft op 8 mei 2020 geoordeeld dat klagers geen (afgeleid) verschoningsrecht hebben omdat, kort gezegd, de ouderlingen in kwestie deel uitmaakten van een rechterlijk comité en op dat moment geen geestelijke zorg- en hulpverleners waren. De raadkamer heeft hierom het beklag ongegrond verklaard. Tegen die beschikking hebben klagers cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft vervolgens op 19 januari 2021 (HR 19 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:68) de bestreden beschikking vernietigd, klagers alsnog niet-ontvankelijk verklaard in het aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020, de zaak teruggewezen naar de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, opdat de zaak ten aanzien van het klaagschrift van 10 december 2019 opnieuw wordt behandeld en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris in die rechtbank om op de voet van artikel 98 Sv te beslissen over het door klagers gedane beroep op het (afgeleide) verschoningsrecht.
1.3
De rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel heeft – na een regiebijeenkomst en een schriftelijke uitwisseling van de standpunten van klagers en het Openbaar Ministerie – bij beschikking van 15 juli 2021 het klaagschrift ongegrond verklaard.
1.4
Klagers hebben op 17 augustus 2021 op de voet van artikel 98, vierde lid, Sv in samenhang met artikel 552a Sv een klaagschrift ingediend tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 15 juli 2021.
1.5
De raadkamer heeft bij tussenbeschikking van 10 december 2021 overwogen dat, in het licht van de rechtsoverwegingen van de Hoge Raad in zijn beschikking van 19 januari 2021, aan klagers een (afgeleid) verschoningsrecht
kantoekomen en dat de rechter-commissaris
in volle omvanghet beroep van klagers op hun mogelijke verschoningsrecht moet beoordelen. De raadkamer constateert dat de rechter-commissaris in zijn beschikking van 15 juli 2021 het verschoningsrecht
in zijn algemeenheidheeft beoordeeld en het niet noodzakelijk heeft geacht om kennis te nemen van de stukken en gegevens ten aanzien waarvan klagers zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Daarmee is naar het oordeel van de raadkamer de rechter-commissaris voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat de inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens (deels) object kunnen zijn van een eventueel aan klagers toekomend (afgeleid) verschoningsrecht. Aldus heeft de rechter-commissaris niet gedaan waartoe hij op de voet van artikel 98 Sv gehouden was, namelijk het doen van concrete vaststellingen, zo nodig per stuk of categorie van stukken en vastgelegde gegevens, omtrent de aard en inhoud van
alleop 19 november 2018 onder klagers inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens en hoe die aard en inhoud zich verhouden tot enig wel of niet geldig beroep op het verschoningsrecht van de individuele klagers. Om die reden heeft de raadkamer het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de rechter-commissaris om alsnog op de voet van artikel 98 Sv volledig te beslissen.
1.6
Op 9 februari 2022 heeft overleg plaatsgevonden tussen de rechter-commissaris, (de raadslieden van) klagers en het Openbaar Ministerie over het verdere verloop van de procedure, en dan met name over de wijze waarop en de termijn waarbinnen het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens zal aanleveren.
De officier van justitie heeft op 13 februari 2022 aangegeven dat de fysiek inbeslaggenomen stukken op korte termijn kunnen worden aangeleverd.
Het aanleveren van de vastgelegde gegevens (het digitale beslag) ligt volgens de officier van justitie aanzienlijk gecompliceerder, gelet op – kort gezegd – de enorme omvang hiervan en de omstandigheid dat de bestanden door de politie zijn opgeslagen en bekeken in programma’s waarvoor anderen geen licentie hebben. Volgens de officier van justitie zijn er twee mogelijkheden om het digitale beslag te raadplegen. In de eerste plaats door de bestanden op een harde schijf aan te leveren, hetgeen evenwel niet zinvol lijkt, omdat de bestanden slechts met de juiste programma’s kunnen worden geraadpleegd. De politie kan derden daarin niet voorzien, bij gebrek aan licentie. In de tweede plaats door de bestanden op het politiebureau te raadplegen. Het kennis nemen van de inhoud zou evenwel naar verwachting weken, zo niet maanden kosten.
1.8
Op 29 maart 2022 heeft het Openbaar Ministerie de fysiek inbeslaggenomen stukken aangeleverd, middels twee PDF-documenten:
1.
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag gehele PV.
Hierbij is aangegeven dat het gaat om het volledige beslagdossier uit het procesdossier Zwarte Bes. Het dossier is genummerd van pagina 372 tot en met pagina 694 (totaal 323 pagina’s). Het dossier bestaat uit fysiek inbeslaggenomen stukken en daarnaast ook uit een aantal digitaal inbeslaggenomen documenten.
2.
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten.
Hierbij is aangegeven dat het gaat om alle stukken die het Openbaar Ministerie heeft nagezonden gekregen van de politie op het verzoek om stukken van andere parketten. De stukken zijn niet doorgenummerd en beslaan in totaal 161 pagina’s.
1.9
Op 1 april 2022 is een bijeenkomst bij de politie te Zwolle belegd, om meer inzicht te krijgen in de omvang en toegankelijkheid van het digitale beslag.
Daaruit is onder meer naar voren gekomen dat het totaal aan vastgelegde gegevens – onder klagers inbeslaggenomen op 19 november 2018 op vier verschillende locaties – meer dan 15 miljoen bestanden betreft.
1.1
Op 22 april 2022 heeft een nader overleg plaatsgevonden tussen de rechter-commissaris, (de raadslieden van) klagers en het Openbaar Ministerie. Daarin is door de rechter-commissaris aangegeven dat zijns inziens moet worden geconstateerd dat het digitale beslag, gelet op de omvang en de beperkte toegankelijkheid ervan, niet op een inzichtelijke wijze kan worden aangeleverd.
Met klagers is afgesproken dat zij zich schriftelijk zullen uitlaten over de vraag hoe de
weldoor het Openbaar Ministerie aangeleverde (en hierboven onder 1.8 beschreven) stukken of categorieën van stukken zich verhouden tot het verschoningsrecht.
1.11
Op 19 mei 2022 hebben klagers middels een schriftelijke toelichting aangegeven hoe naar hun oordeel de inbeslaggenomen stukken zich verhouden tot het verschoningsrecht.

2.De beoordeling

2.1
Klagers hebben de rechter-commissaris verzocht om ook het beroep van de heer [klager 6] (klager 6) op het verschoningsrecht te behandelen, ondanks dat deze niet (expliciet) wordt genoemd in de tussenbeschikking van de raadkamer van 10 december 2021.
De heer [klager 6] is een van de indieners van het klaagschrift van 10 december 2019. Hij dreigt volgens klagers buiten de boot te vallen, omdat de raadkamer van de rechtbank Overijssel zich in de beschikking van 8 mei 2020 onbevoegd heeft verklaard tot afdoening van het klaagschrift van de heer [klager 6] en de stukken vervolgens ter afdoening aan de rechtbank Rotterdam heeft doen verzenden. De rechtbank Rotterdam was aanvankelijk voornemens de zaak te behandelen, doch heeft naar aanleiding van de beschikking van de Hoge Raad van 19 januari 2021 de zaak van de heer [klager 6] weer ter verdere behandeling overgedragen aan de rechtbank Overijssel.
Gelet hierop en gezien de overweging van de raadkamer in de tussenbeschikking van
10 december 2021 dat de rechter-commissaris volledig dient te beslissen met betrekking tot
alleonder klagers op 19 november 2018 inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens, is de rechter-commissaris met klagers van oordeel dat het beroep op het verschoningsrecht van de heer [klager 6] in de onderhavige beslissing dient te worden betrokken.
2.2
Artikel 218 Sv luidt als volgt:
Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschoonen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd.
2.3
Zoals de Hoge Raad in de beschikking van 19 januari 2021 (HR 19 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:68) heeft beschreven, is in de loop der jaren algemeen erkend dat de advocaat, geneeskundige, notaris en geestelijke (in de literatuur ook wel ‘het klassieke kwartet’ genoemd) in elk geval verschoningsgerechtigd zijn. De Hoge Raad is terughoudend met het toekennen van een verschoningsrecht aan anderen dan de leden van het kwartet van verschoningsgerechtigden. Verder blijkt uit de rechtspraak van de Hoge Raad dat een rechtspersoon geen zelfstandig verschoningsrecht toekomt, maar onder omstandigheden mogelijk wel een beroep kan doen op een (van de verschoningsgerechtigde) afgeleid verschoningsrecht.
2.4
Naar het oordeel van de Hoge Raad kunnen zich situaties voordoen waarin een ouderling van de Jehovah’s Getuigen verschoningsgerechtigd is. Een ouderling van de Jehovah’s Getuigen kan in uitzonderlijke gevallen zodanig intensief betrokken zijn bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan gemeenteleden dat hij in die hoedanigheid kan worden aangemerkt als behorende tot de geestelijke stand tot wie een lid van de gemeente zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde moet kunnen wenden.
De enkele omstandigheid dat een ouderling al dan niet lid was van het rechterlijk comité dat is gevormd naar aanleiding van verdenkingen van seksueel misbruik, sluit volgens de Hoge Raad niet uit dat de in het klaagschrift bedoelde stukken en vastgelegde gegevens object kunnen zijn van het (afgeleide) verschoningsrecht van de klagers als zich een uitzonderlijk geval voordoet waarbij een ouderling van de Jehovah’s Getuigen zodanig intensief betrokken is bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan een gemeentelid dat hij in die hoedanigheid kan worden aangemerkt als behorende tot de geestelijke stand tot wie een lid van de gemeente zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde moet kunnen wenden.
2.5
De uitgangspunten van klagers
Rol van ouderlingen
Klagers stellen (zowel in het initiële klaagschrift van 10 december 2019 als in de toelichting op de inbeslaggenomen stukken van 19 mei 2022) dat binnen de Jehovah’s Getuigen de ouderlingen degenen zijn die zorg dragen voor de geestelijke behoeften van de leden van de gemeente. Ouderlingen dragen zorg voor diverse religieuze verantwoordelijkheden, zoals het leiden van religieuze diensten en het toezien op de geestelijke behoeften van de gemeente. Als religieuze herders voorzien ouderlingen in troost en steun aan individuele personen in de gemeente die om pastorale hulp vragen. Volgens artikel 48 van de statuten van de rechtspersoon Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland bekleden ouderlingen een geestelijk ambt.
Ouderlingen zullen zich er volgens klagers van verzekeren dat zij de privacy waarborgen van degenen aan wie zij pastorale zorg en geestelijke raad geven. Als personen in de gemeente de ouderlingen iets toevertrouwen, gaan zij er van uit dat de ouderlingen zulke gesprekken strikt vertrouwelijk houden. Dit is het geval ongeacht of degene die de ouderlingen in vertrouwen neemt een overtreder is die zijn zonde belijdt, een slachtoffer is, of iemand die een beschuldiging inbrengt.
Onderwerpen die op ouderlingvergaderingen en bij pastorale bezoeken worden besproken moeten ook strikt vertrouwelijk worden gehouden. Het is zelfs zo dat wanneer ouderlingen in een religieus rechterlijk comité dienen om een grove zonde te behandelen, zij niet onnodig details delen met de rest van het lichaam van ouderlingen. Communicatie tussen de gemeenteouderlingen en ervaren ouderlingen op het [complex] over kwesties van seksueel misbruik is ook strikt vertrouwelijk, aangezien dit religieuze leiding betreft.
Als geestelijken zijn ouderlingen gebonden aan de religieuze plicht om geen vertrouwelijke communicatie te onthullen.
Eerlijke, open, vertrouwelijke communicatie tussen ouderlingen en de individuele personen in de gemeente is essentieel om hen in staat te stellen effectieve pastorale zorg te geven, en om de moraal en geestelijke reinheid van de gemeente als geheel te beschermen. Als ouderlingen deze vertrouwelijkheid zouden doorbreken, dan zou dit een
chilling effecthebben. Op zijn minst zal het de personen in de gemeente afschrikken om geestelijke steun te zoeken als ze dit het meest nodig zouden hebben, aldus klagers.
Religieus rechterlijk comité
Klagers stellen dat ouderlingen, in het kader van de pastorale zorg die zij verlenen, samenkomen met personen in de gemeenten die ernstige zonden hebben begaan om hun bekentenis te ontvangen en om te proberen hen te helpen hun relatie met God te herstellen. Jehovah’s Getuigen zijn ervan overtuigd dat iemand in de gemeente die een ernstige zonde heeft begaan, zijn zonden moet belijden aan de ouderlingen. De ouderlingen zullen dan een ontmoeting met de zondaar regelen in de vorm van een religieus rechterlijk comité dat bestaat uit drie ouderlingen. Het primaire doel van dat religieuze rechterlijk comité is de kwaaddoener te helpen geestelijk gezond te worden. Daarnaast zullen de ouderlingen een eventueel slachtoffer en de ouders daarvan pastorale steun en bijstand verlenen.
Dit religieuze proces is volgens klagers gemandateerd in de Bijbelse geboden in Jakobus 5:14-16, waarin staat dat wanneer iemand in de gemeente een ernstige zonde begaat, hij die zonde moet belijden aan de ouderlingen van de gemeente om zijn relatie met God te herstellen.
Een religieus rechterlijk comité maakt volgens klagers dus onderdeel uit van het religieuze proces van het belijden van zonden. Jehovah’s Getuigen die ernstig gezondigd hebben moeten hun zonden bekennen aan ouderlingen en berouw tonen. Het bekennen van zonden aan ouderlingen en het tonen van berouw daarover is binnen het geloof van de Jehovah’s Getuigen noodzakelijk om door God te kunnen worden vergeven. Met dit proces helpen de ouderlingen de zondaar zijn band met God te herstellen.
2.6
Klagers stellen zich op het standpunt dat op de digitaal in beslaggenomen stukken en gegevens (het digitale beslag) die door het Openbaar Ministerie niet zijn aangeleverd (zoals hierboven beschreven onder 1.7 tot en met 1.10) het verschoningsrecht van toepassing is, althans dat niet valt uit te sluiten dat dit het geval is.
2.7
De rechter-commissaris deelt dit standpunt. Zowel door het Openbaar Ministerie als door de politie is duidelijk gemaakt dat het digitale beslag, althans het overgrote deel daarvan, gelet op de omvang en de beperkte toegankelijkheid ervan, niet op een inzichtelijke wijze kan worden aangeleverd. Dat betekent dat klagers hun beroep op het verschoningsrecht met betrekking tot deze stukken en gegevens niet kunnen toelichten en dat de rechter-commissaris niet in staat is om ter zake deze stukken te beslissen op de voet van artikel 98 Sv. Aldus is de rechter-commissaris van oordeel dat niet kan worden uitgesloten en dat het er daarom voor moet worden gehouden dat ten aanzien van deze niet aangeleverde stukken en gegevens een verschoningsrecht geldt.
2.8
De op 19 november 2018 inbeslaggenomen en door het Openbaar Ministerie op 22 maart 2022 aangeleverde stukken en gegevens kunnen naar de mening van klagers worden
ingedeeld in twee categorieën:
1. Stukken en gegevens die betrekking hebben op vertrouwelijke pastorale zorg, met name alle informatie die betrekking heeft op religieuze rechterlijke comités;
2. Andere stukken en gegevens, zoals algemene instructies, waarin geen vertrouwelijke informatie van leden of oud-leden van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen is opgenomen.
De stukken die onder de eerste categorie vallen, maken volgens klagers onderdeel uit van of bevatten informatie uit de dossiers van ouderlingen over (oud-)leden. Het zijn dossiers over leden ten aanzien waarvan een religieus rechterlijk comité is gevormd.
Klagers stellen dat een religieus rechterlijk comité wordt gevormd wanneer een lid mogelijk een ernstige zonde heeft begaan. In het religieuze rechterlijk comité hebben ouderlingen plaats die het lid door de jaren heen geestelijke zorg hebben verleend en waarmee dus al een vertrouwensband bestaat.
Klagers stellen dat bijna alle inbeslaggenomen stukken vallen onder categorie 1, en hebben dit standpunt in hun schriftelijke toelichting van 19 mei 2022 onderbouwd aan de hand van drie voorbeelden.
Klagers hebben voorts in hun toelichting een limitatieve opsomming gegeven van de inbeslaggenomen stukken ten aanzien waarvan volgens klagers geen verschoningsrecht geldt.
2.9
De rechter-commissaris kan zich geheel verenigen met de door klagers gehanteerde indeling in (twee) categorieën en zal zich bij zijn beoordeling in het kader van artikel 98 Sv baseren op diezelfde categorieën.
2.1
Stukken die volgens klagers onder het verschoningsrecht vallen
Als
eerste voorbeeldvan inbeslaggenomen stukken die volgens klagers onder het verschoningsrecht vallen, benoemen klagers stukken met betrekking tot [naam 1] (pagina’s 410, 411, 417 en 418 Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV).
Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 406 en 407 volgt dat de inbeslaggenomen gegevensdragers van ouderling [klager 5] (klager 5) zijn doorzocht met behulp van zoektermen, waaronder de zoekterm ‘rechterlijk comité’. Daarmee is kennelijk een aantal verslagen naar boven gekomen van religieuze rechterlijke comités waar ouderling [klager 5] bij betrokken is geweest, waaronder het religieuze rechterlijk comité dat is gevormd ten aanzien van [naam 1]
Klager [klager 5] is één van de ouderlingen in de gemeente waar [naam 1] deel van uitmaakte. Hij verleende in die hoedanigheid pastorale zorg aan haar. [naam 1] zou zich hebben schuldig gemaakt aan de zonde van ‘doelbewuste manipulatie van de geslachtsorganen met wellustige intenties’.
De vraag was of zij lid kon blijven van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen. Daartoe moest onderzocht worden of zij zodanig berouw had getoond dat de ouderlingen konden vaststellen dat haar band met Jehovah als hersteld beschouwd kon worden.
Daartoe werd een religieus rechterlijk comité gevormd. Klager [klager 5] was één van de ouderlingen die daarin plaats had.
Klagers benadrukken dat de kwestie van [naam 1] geen enkele relatie heeft met het strafrechtelijk onderzoek waarin de doorzoekingen en inbeslagnemingen hebben plaatsgevonden. [naam 1] heeft met haar veronderstelde religieuze zonde geen strafbaar feit gepleegd, zij is geen verdachte en er wordt geen strafrechtelijk onderzoek gedaan naar haar zonde. De omstandigheid dat bepaalde seksuele handelingen binnen het geloof van Jehovah’s Getuigen als zonde worden gezien, maakt die gedraging niet strafbaar.
Het document dat van de gegevensdrager van ouderling [klager 5] in beslag is genomen is een verslag van hetgeen besproken is in het beroepscomité. Het verslag beschrijft dat de beslissing van het religieuze rechterlijk comité (uitsluiting van [naam 1] ) gehandhaafd moet blijven, omdat zij te weinig berouw heeft getoond om door Jehovah te kunnen worden vergeven.
De ouderlingen die deel uitmaken van het beroepscomité beschrijven dat zij de relevante passages uit de Bijbel en psalmen met [naam 1] hebben doorgenomen die betrekking hebben op berouw, en aan haar hebben voorgehouden wat berouw volgens de Bijbel inhoudt. Vervolgens hebben zij beoordeeld of [naam 1] inderdaad berouw heeft getoond, in de Bijbelse zin van het woord.
Klagers benadrukken dat het stuk ook informatie bevat die [naam 1] heeft toevertrouwd aan de ouderlingen die aan haar geestelijke hulp en zorg verleenden en tot wie zij zich zonder vrees voor verdere openbaarmaking heeft gewend. Zij deed dit in het kader van het religieuze proces van het tonen van berouw en vergeving, in de veronderstelling dat dit vertrouwelijk was en ook zou blijven.
Op al deze informatie is volgens klagers een verschoningsrecht van toepassing.
Het gaat om zeer privacygevoelige informatie. Door de inbeslagname zonder enige toetsing van het verschoningsrecht ligt nu ‘op straat’ welke zonden [naam 1] gepleegd zou hebben en hoe haar berouw door de ouderlingen werd beoordeeld, aldus klagers.
Als
tweede voorbeeldbenoemen klagers stukken met betrekking tot de heer [naam 2] (pagina’s 410, 411, 417 en 418 Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV).
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar seksueel misbruik richt zich onder meer op verdachte [naam 2] (onderzoek Zwarte Bes). Klagers [klager 5] , [klager 4] , [klager 3] en [klager 2] waren de ouderlingen die betrokken waren bij het religieuze rechterlijk comité dat met betrekking tot [naam 2] is gevormd. De stukken zijn inbeslaggenomen in de woning van klager [klager 4] (klager 4).
[klager 4] is ouderling in de gemeente waar [naam 2] gemeentelid was.
Klagers stellen dat [klager 4] als ouderling jarenlang betrokken is geweest bij het verlenen van pastorale hulp en zorg aan [naam 2] . Deze hulp en zorg werd al jaren door – onder meer – ouderling [klager 4] aan [naam 2] verleend voordat er een religieus rechterlijk comité werd gevormd naar aanleiding van zijn zonden. [klager 4] was daarom één van de ouderlingen die betrokken waren bij het religieuze rechterlijk comité ten aanzien van [naam 2] .
Uiteindelijk is [naam 2] uitgesloten van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen, volgens klagers omdat hij onvoldoende berouw heeft getoond om door Jehovah te kunnen worden vergeven. Het dossier van [klager 4] bevat onder meer aantekeningen van de vertrouwelijke gesprekken die de ouderlingen, waaronder [klager 4] , in het kader van het religieuze rechterlijk comité hebben gevoerd met [naam 2] .
Ook bevat het dossier ‘herstelverzoeken’ van [naam 2] , waarin hij betoogt voldoende berouw te hebben getoond om te kunnen worden vergeven. Uit deze stukken blijkt volgens klagers dat in de gesprekken tussen de ouderlingen en [naam 2] het al dan niet tonen van berouw centraal stond. Met andere woorden: pastorale hulp bij het religieuze proces van zonde, berouw en vergiffenis, waarbij [naam 2] privacygevoelige informatie heeft gedeeld in de verwachting dat deze informatie vertrouwelijk zou blijven, aldus klagers.
Pagina 498 en 499 van
‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’bevatten de aantekeningen van ouderling [klager 4] ter voorbereiding op een gesprek dat hij met [naam 2] zal hebben. Hij beschrijft wat [naam 2] eerder heeft verklaard en of daarmee berouw is getoond en of [naam 2] lid kan blijven van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen.
Deze aantekeningen bevatten volgens klagers informatie die in het kader van het religieuze rechterlijk comité is verkregen. [naam 2] heeft met de ouderlingen in vertrouwen gepraat over de beschuldigingen die tegen hem gedaan zijn in het kader van het religieuze proces van berouw en vergeving. Dit is gedaan in de veronderstelling dat deze informatie vertrouwelijk is en ook vertrouwelijk zal blijven. De betrokken ouderlingen hebben vervolgens geoordeeld dat [naam 2] onvoldoende berouw heeft getoond. Hij is daarom uitgesloten als lid van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen.
Het inbeslaggenomen dossier bevat daarnaast brieven die [naam 2] heeft gestuurd naar de betrokken ouderlingen, waarin hij vraagt om hersteld te worden als lid van de Jehovah’s Getuigen (Pagina 504 tot en met 506 van
‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’).
Volgens klagers schrijft [naam 2] in deze ‘herstelbrieven’ over het rechtzetten van zijn fouten, het zetten van de juiste stappen om weer in het reine te komen met Jehovah en het tonen van berouw zodat hij Jehovah weer rein kan benaderen. Hij beschrijft dat hij heeft getracht alles op Jehovah’s manier te doen: zonden erkennen, berouw tonen en vergeving vragen. Het is volgens klagers evident dat deze brieven aan de ouderlingen zijn gestuurd in het kader van het verkrijgen van vergeving door God.
Pagina 481 van
‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’betreft een digitaal inbeslaggenomen document, een brief van [naam 2] aan de ouderlingen van het religieuze rechterlijk comité, waaronder ouderling [klager 4] . [naam 2] komt in deze brief terug op een gesprek dat hij op 30 december 2017 met de ouderlingen heeft gehad.
[naam 2] wendt zich volgens klagers ook in deze brief weer tot de ouderlingen in het kader van het religieuze proces van het tonen van berouw en het verkrijgen van vergeving door God. Dit is informatie die aan verschoningsgerechtigden, te weten de ouderlingen die intensief betrokken waren bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg, als zodanig is toevertrouwd, en waarop dus een verschoningsrecht van toepassing is, aldus klagers.
Pagina 620 t/m 623 van
‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’betreft twee digitaal inbeslaggenomen documenten, afkomstig van een gegevensdrager die op het hoofdkantoor van de Jehovah’s Getuigen in Nederland ( [adres] ) in beslag is genomen.
Het betreft een overzicht van het religieuze rechterlijk comité dat heeft plaatsgevonden ten aanzien van de heer [naam 2] .
Ook uit dit overzicht volgt naar de mening van klagers dat in het religieuze rechterlijk comité het al dan niet tonen van berouw centraal staat. De pastorale zorg die in dat kader wordt verleend draait om hulpverlening bij het tonen van berouw en het schenken van vergiffenis. Dat deze beoordeling plaatsvindt binnen een religieuze context blijkt volgens klagers bijvoorbeeld uit hetgeen in dit document wordt beschreven over de vraag of de doop van [naam 2] wel geldig was. Ook blijkt volgens klagers uit de aantekeningen dat het religieuze proces van het rechterlijke comité los staat van een strafrechtelijk proces, aangezien de ouderlingen de betrokkenen expliciet wijzen op de mogelijkheid om aangifte te doen bij de politie.
Klagers stellen dat de inbeslaggenomen documenten informatie over [naam 2] bevatten die [naam 2] aan de ouderlingen als leden van de geestelijke stand heeft toevertrouwd waar hij zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking tot wendde, omdat zij als zodanig intensief betrokken waren bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg. Op al die informatie is volgens klagers daarom een verschoningsrecht van toepassing.
Klagers lichten toe dat, hoewel de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen de zonde van [naam 2] als zeer ernstig beschouwt, en zijn berouw als onvoldoende om zijn band met Jehovah te herstellen, het gezien de aan [naam 2] beloofde vertrouwelijkheid niet de bedoeling was dat deze informatie buiten de beperkte kring van verschoningsgerechtigden gedeeld zou worden. [naam 2] heeft een privacybelang, en dat geldt volgens klagers eens te meer voor de in de stukken bij naam genoemde slachtoffers van de door [naam 2] gepleegde zonden.
Als
derde voorbeeldbenoemen klagers stukken met betrekking tot de [naam 3] (pagina’s 152 t/m 155 van ‘
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’;zie ook pagina 619 van
‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’).
Het betreft een digitaal inbeslaggenomen document, afkomstig van een gegevensdrager die op het hoofdkantoor van de Jehovah’s Getuigen in Nederland ( [adres] ) in beslag is genomen.
Dit stuk bevat een verslag van een bijeenkomst van het religieuze rechterlijke comité waarin de ouderlingen hebben beschreven of de [naam 3] berouw heeft getoond voor zijn zonden, wat noodzakelijk is voor vergeving door God. Hem werd onder meer verweten dat hij zijn minderjarige dochter zou hebben misbruikt, en ook dat hij een minderjarig vriendinnetje dat op bezoek was zou hebben aangerand. De namen van de slachtoffers staan in het verslag van de comitézitting. In dit stuk schrijven de ouderlingen onder meer dat zij de omstandigheid dat de [naam 3] bij een eerdere behandeling niets heeft gezegd over het misbruik van de genoemde slachtoffers, hebben meegewogen bij de beoordeling. De ouderlingen stellen vast dat er geen sprake is van berouw.
Voorts is inbeslaggenomen een handgeschreven brief van [naam 3] aan de ouderlingen.
[naam 3] toont berouw en vraagt om vergeving aan Jehovah. Klagers stellen dat hij dit doet via de ouderlingen, zoals de religieuze procedure van de Jehovah’s Getuigen voorschrijft. De verklaring aan de ouderlingen, waarin hij berouw toont voor zijn zonden, kan volgens klagers niet los worden gezien van zijn wens om Jehovah te dienen en heropgenomen te worden binnen de gemeenschap van de Jehovah’s Getuigen. [naam 3] heeft deze verklaringen gericht aan de ouderlingen in de veronderstelling dat deze verklaringen vertrouwelijk zouden worden behandeld, zoals het Bijbelse proces voorschrijft. Deze ouderlingen waren intensief betrokken bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan [naam 3] Tot deze ouderlingen mocht [naam 3] zich ook zonder vrees voor verdere openbaarmaking wenden, aldus klagers.
Klagers stellen verder dat de omstandigheid dat [naam 3] wegens ernstige zonden is uitgesloten als lid van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen, niets afdoet aan de vertrouwelijkheid van het religieuze proces waarbij de ouderlingen vaststelden aan welke zonden [naam 3] zich schuldig had gemaakt, en de beoordeling van het door hem getoonde berouw.
2.11
Stukken die volgens klagers niet onder het verschoningsrecht vallen
Volgens klagers geldt ten aanzien van de navolgende inbeslaggenomen en door het Openbaar Ministerie aangeleverde stukken geen verschoningsrecht:
1. Pagina 495 t/m 496 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’ –Brief van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland aan het dienstcomité van de gemeente van Jehovah’s Getuigen in Assen-Noord met betrekking tot een toestemmingverklaring voor het gebruik van persoonsgegevens van minderjarigen.
2. Pagina 501 t/m 503 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’ – Document ‘Het Bijbelse Standpunt van Jehovah’s Getuigen over de bescherming van kinderen’.
3. Pagina 527 van ‘Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’ – Document ‘Wat ouderlingen tegen slachtoffers van seksueel misbruik kunnen zeggen’.
4. Pagina 528 t/m 533 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’– Brief van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland aan alle lichamen van ouderlingen over kindermisbruik.
5. Pagina 534 t/m 535 – Passages uit artikelen uit het tijdschrift Watchtower met Bijbelse passages.
6. Pagina 542 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’– Aantekeningen van [klager 4] die geen betrekking hebben op pastorale zorg aan individuele (oud-) gemeenteleden.
7. Pagina 611 t/m 614 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’– Brief van de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland aan alle lichamen van ouderlingen over kindermisbruik.
8. Pagina 615 t/m 617 van ‘
Zwarte Bes doorzoekingen & beslag hele PV’ – Document ‘Het Bijbelse Standpunt van Jehovah’s Getuigen over de bescherming van kinderen’.
9. Pagina 1 t/m 4 van ‘
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’ – Document ‘Afhandelen van telefoontjes’ met instructies aan ouderlingen.
10. Pagina 5 t/m 14 van ‘
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’ – Document ‘Child protection guidelines for branch office service desks’.
11. Pagina 15 t/m 24 van ‘
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’ – Document ‘Child protection guidelines for branch office service desks’.
12. Pagina 25 t/m 27 van ‘
Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’ – Document ‘Het Bijbelse standpunt van Jehovah’s Getuigen over de bescherming van kinderen’.
13. Pagina 32 t/m 79 van
‘Gecombineerd nagekomen stukken andere parketten’– Diverse stukken aan de lichamen van ouderlingen met instructies over de bescherming van kinderen, het standpunt van Jehovah’s Getuigen over de bescherming van kinderen en procedures met betrekking tot juridische kwesties.
Klagers merken hierbij op dat deze stukken geen informatie bevatten die is verkregen in het kader van religieuze hulpverlening, pastorale zorg of een religieus rechterlijk comité.
2.12
De rechter-commissaris stelt met betrekking tot de onder 2.10 besproken stukken in de eerste plaats vast dat deze niet door klagers zijn bedoeld als een limitatieve opsomming, maar ter indicatie en illustratie van het soort stukken dat in beslag is genomen en waarop volgens klagers een verschoningsrecht van toepassing is.
Klagers willen met de drie hierboven onder 2.10 beschreven voorbeelden aantonen dat op de informatie die in het kader van een religieus rechterlijk comité aan ouderlingen wordt toevertrouwd een verschoningsrecht van toepassing is, net zoals op andere informatie die aan ouderlingen wordt toevertrouwd in het kader van door hen verleende pastorale zorg.
De rechter-commissaris stelt vast dat in elk geval uit de eerste twee van de aangehaalde voorbeelden blijkt dat er, voorafgaand aan de vorming van een religieus rechterlijk comité, reeds sprake was van het – over een langere periode – verlenen van pastorale zorg aan het betreffende (oud-)gemeentelid door ten minste één van de ouderlingen die nadien in het religieus rechterlijk comité hebben plaatsgenomen. Of dat in het derde voorbeeld ook aan de orde was, blijkt niet uit de stukken.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris wordt uit de stukken die betrekking hebben op de genoemde voorbeelden – in onderlinge samenhang bezien – duidelijk dat een religieus rechterlijk comité binnen de Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen weliswaar heeft te oordelen over de consequenties die het begaan van een kennelijke ernstige zonde dient te hebben, maar dat binnen de procedure van dat rechterlijk comité het religieuze proces van het tonen van berouw en het verkrijgen van vergeving door God steeds centraal staat.
Dat blijkt naar het oordeel van de rechter-commissaris te meer omdat in het geval van [naam 1] (voorbeeld 1) – in welk geval er volgens het comité wel sprake zou zijn van een religieuze zonde, maar niet van enig strafbaar feit – het verloop van de procedure noch de uitkomst ervan (te weten: uitsluiting als lid van de gemeente) wezenlijk verschilt van het verloop en de uitkomst bij de heer [naam 2] (voorbeeld 2), in welk geval er wel degelijk sprake is van een verdenking van strafbare feiten.
Aldus moeten naar het oordeel van de rechter-commissaris de onder 2.10 besproken stukken worden beschouwd als informatie die is toevertrouwd aan ouderlingen in de hoedanigheid van lid van een religieus rechterlijk comité, die zodanig intensief betrokken zijn bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan een gemeentelid dat zij in die hoedanigheid kunnen worden aangemerkt als behorende tot de geestelijke stand, tot wie een lid van de gemeente zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde moet kunnen wenden.
Gelet hierop deelt de rechter-commissaris de opvatting van klagers dat het verschoningsrecht van toepassing is op
alleinbeslaggenomen stukken die betrekking hebben op met ouderlingen in vertrouwen gedeelde informatie in het kader van pastorale zorg, inclusief de informatie met betrekking tot de religieuze rechterlijke comités, en dus ook inclusief de stukken die in het kader van onderzoek Zwarte Bes met betrekking tot verdachte [naam 2] in beslag zijn genomen.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris moet worden geconcludeerd dat deze stukken dienen te worden aangemerkt als stukken in de zin van artikel 98, eerste lid, Sv, die om die reden niet zonder toestemming van klagers in beslag genomen hadden mogen worden.
2.13
De rechter-commissaris deelt ten slotte de opvatting van klagers dat de onder 2.11 limitatief opgesomde stukken geen informatie bevatten die is verkregen in het kader van religieuze hulpverlening, pastorale zorg of een religieus rechterlijk comité, en dat om die reden het verschoningsrecht niet op deze stukken van toepassing is.

3.De beslissing

De rechter-commissaris beslist als volgt:
I
Met betrekking tot de door het Openbaar Ministerie niet aangeleverde stukken en gegevens (het digitale beslag):
Deze stukken en gegevens kunnen niet worden beoordeeld in het kader van artikel 98 Sv, zodat niet kan worden uitgesloten en het er daarom voor moet worden gehouden dat ten aanzien van deze niet aangeleverde stukken en gegevens een verschoningsrecht geldt.
II
Ten aanzien van de inbeslaggenomen stukken die informatie bevatten die betrekking heeft op met ouderlingen in vertrouwen gedeelde informatie, inclusief de informatie met betrekking tot de religieuze rechterlijke comités:
Ten aanzien van deze stukken geldt een verschoningsrecht.
III
Met betrekking tot de onder 2.11 limitatief opgesomde stukken:
Ten aanzien van deze stukken geldt geen verschoningsrecht.
Zwolle, 13 juli 2022
mr. L.J.C. Hangx,
rechter-commissaris