Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DUTCH DARE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
[X],
wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Inleiding en korte samenvatting
3.De feiten
“Helaas is het ons tot nu toe nog steeds niet gelukt om een reactie te krijgen van [gedaagde] . We hebben daardoor geen idee wat zij gedaan heeft tot nu toe. Wil jij kijken of je contact met haar kan krijgen?”Diezelfde dag heeft DDI een aangetekende brief naar [gedaagde] gestuurd. Hierin geeft DDI aan dat zij, net als de gemeente, geen contact met haar kan krijgen. DDI verzoekt [gedaagde] dringend om contact op te nemen. [gedaagde] heeft bij brief van 15 september 2021 gereageerd. In deze brief geeft [gedaagde] aan dat zij zich enkele weken eerder had afgemeld vanwege een rugblessure, waarvan het herstel minder voorspoedig verloopt dan gedacht. Verder geeft [gedaagde] in deze brief aan dat zij al eerder te kennen heeft gegeven de opdracht na 1 oktober 2021 niet meer te verlengen en dat zij daarom haar laptop en toegangspas terug heeft gestuurd naar de gemeente. Naar aanleiding daarvan schrijft de gemeente per e-mail aan DDI:
4.Het geschil
5.De beoordeling
Haviltex’). DDI betoogt dat op [gedaagde] een resultaatsverplichting rustte ten aanzien van de opdracht en dat [gedaagde] de opdracht pas zou mogen beëindigen als het resultaat zou zijn behaald. De rechtbank volgt DDI daarin niet. Hoewel uit de tekstuele omschrijving van de opdracht blijkt dat de gemeente bij het aangaan van de overeenkomst een resultaat voor ogen had, namelijk het uitvoeren van een intern controleplan en het actualiseren dan wel nieuw opstellen van procesbeschrijvingen, kon de gemeente daaraan niet de verwachting ontlenen dat [gedaagde] de overeenkomst pas zou beëindigen als het resultaat zou worden behaald. De overeenkomst is immers in eerste instantie aangegaan voor de duur van drie maanden. Bovendien heeft [gedaagde] al in haar e-mail van 22 april 2021 aangegeven dat zij 24 uur in plaats van 36 uur per week zou gaan werken en dat het daarom niet zeker was wat zij aan werkzaamheden zou gaan opleveren. Ter zitting is door de heer [B] van de gemeente verklaard dat inderdaad vooraf al duidelijk was dat het gehele resultaat niet in drie maanden zou kunnen worden bereikt en dat stap voor stap gekeken zou worden hoe ver [gedaagde] met de opdracht zou komen en of verlenging nodig was. De opdracht is dus weliswaar concreet omschreven, maar uit de e-mail van [gedaagde] en de verklaring van de gemeente ter zitting leidt de rechtbank af dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen voor de duur van drie maanden met een mogelijkheid tot verlenging. Op [gedaagde] rustte de inspanningsverbintenis om in die periode zo ver mogelijk te komen met de omschreven opdracht. De rechtbank volgt DDI dus niet in haar standpunt dat de overeenkomst zou voortduren totdat [gedaagde] het resultaat uit artikel 3.2 van de overeenkomst had bereikt.
6.De beslissing
17 augustus 2022bij akte over hetgeen onder r.o. 5.20. is overwogen uit te laten, waarop [gedaagde]
vier weken laterbij antwoordakte mag reageren;