ECLI:NL:RBOVE:2022:2931

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/08/276175 / HA ZA 22/18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst van opdracht tussen een intermediair en een zelfstandige specialist

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 juli 2022 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen DUTCH DARE INTERNATIONAL B.V. (DDI) en een zelfstandige specialist, aangeduid als [gedaagde]. DDI had een overeenkomst van opdracht gesloten met [gedaagde] voor werkzaamheden als AO/IC specialist bij de gemeente Heemstede. DDI beschuldigt [gedaagde] van wanprestatie, omdat zij geen aantoonbare werkzaamheden zou hebben verricht. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, maar dat de schade nog niet is vastgesteld. Partijen moeten zich daarover nog uitlaten.

De procedure begon met een vonnis van 30 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 juni 2022. DDI stelt dat [gedaagde] niet heeft gehandeld als een redelijk handelend opdrachtnemer, omdat zij geen verifieerbare werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] een inspanningsverplichting had, maar onvoldoende heeft aangetoond dat zij aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank houdt de beslissing aan tot DDI haar schade kan specificeren en [gedaagde] daarop kan reageren.

De zaak benadrukt de noodzaak voor opdrachtnemers om hun werkzaamheden inzichtelijk te maken, vooral wanneer zij een overeenkomst beëindigen voordat de werkzaamheden zijn afgerond. De rechtbank wijst erop dat het niet voldoende is om alleen uren te registreren; er moet ook bewijs zijn van de uitgevoerde werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/276175 / HA ZA 22/18
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
DUTCH DARE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eisende partij, hierna te noemen DDI,
advocaat: mr. G.A.H. Wiekamp
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[X],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.F. Fransen.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 30 maart 2022, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende productie aan de kant van DDI;
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2022, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Partijen hebben de rechtbank gevraagd vonnis te wijzen. Dat vonnis is bepaald op vandaag.

2.Inleiding en korte samenvatting

2.1.
[gedaagde] heeft met DDI een overeenkomst van opdracht gesloten op basis waarvan zij als specialist op het gebied van administratieve organisatie en interne controle tijdelijk werkzaamheden zou verrichten bij de gemeente Heemstede. DDI heeft [gedaagde] hiervoor een vergoeding betaald. De gemeente Heemstede heeft voor het werven en de werkzaamheden van [gedaagde] een vergoeding betaald aan DDI.
2.2.
Volgens DDI heeft [gedaagde] op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht geen aantoonbare werkzaamheden verricht voor de gemeente Heemstede. DDI vraagt daarom in deze procedure schadevergoeding.
2.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en zal dat oordeel hierna motiveren. Dit is nog geen eindvonnis, maar een tussenvonnis, omdat DDI zich nog bij akte moet uitlaten over de vordering tot schadevergoeding waarop [gedaagde] dan nog mag reageren.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is als zelfstandige werkzaam op het gebied van administratieve organisatie en interne controle (hierna: AO/IC). DDI is een bedrijf dat optreedt als intermediair op het gebied van interim posities in bedrijfsvoering.
3.2.
DDI heeft met de gemeente Heemstede (hierna: de gemeente) een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan de gemeente aan DDI de opdracht verstrekt om een interim professional te selecteren voor een project op het gebied van AO/IC. Partijen hebben afgesproken dat de gemeente een uurtarief van € 100,00 betaalt voor de door de interim professional te verrichten werkzaamheden.
3.3.
DDI heeft [gedaagde] voor deze opdracht bij de gemeente benaderd. Partijen hebben op 14 april 2021 een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan [gedaagde] werkzaamheden bij de gemeente Heemstede zou verrichten tegen een uurtarief van € 78,00 per uur exclusief btw. De opdracht is als volgt omschreven (artikel 3.2 van de overeenkomst van opdracht):
“3.2 De opdracht van de interim professional in de rol Interim AO/IC specialist luidt, ingevolge de omschrijving van de opdrachtgever als volgt.
Uitvoering intern controleplan sociaal domein (tijdsbesteding 50%)
Het betreft een lichte gemeenschappelijke regeling. Deze lichte gemeenschappelijke regeling levert de dienstverlening voor twee opdrachtgevers. De dienstverlening heeft met name betrekking op het sociaal domein (Participatiewet, Jeugdwet en TOZO regeling). In verband met ziekte van de huidige AO/IC specialist is tijdelijke vervanging nodig. Deze functionaris dient uitvoering te geven aan de interne controles ten aanzien van genoemde processen. Hiervoor is een intern controleplan aanwezig.
Actualiseren en/of nieuw schrijven procesbeschrijvingen gemeente breed (tijdsbesteding 50%)
(…)
In het bestaande interne controle plan zijn ca. 25 processen benoemd. Per proces moet een procesbeschrijving worden opgesteld en/of moeten bestaande procesbeschrijving worden geactualiseerd. (…)
De actualisatie/nieuwe procesbeschrijvingen vinden plaats in overleg met de verantwoordelijke afdelingen. Aandachtspunt hierbij is dat de procesbeschrijvingen geschreven moeten worden vanuit het perspectief van financiële rechtmatigheid (bepaalde reikwijdte dus!).
Dit betekent dat inzichtelijk moet worden of de geldstromen overeenkomstig wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen. Voorbeeld: er is een gemeentelijke subsidieverordening. In de procesbeschrijving wordt beschreven welke handelingen moeten worden verricht om tot subsidieverstrekking te mogen overgaan, de risico’s in het proces en de beheersmaatregelen. De procesbeschrijving moet aansluiten bij de vastgestelde interne wetgeving.
Van het proces “subsidies” bijvoorbeeld, is er al een procesbeschrijving aanwezig. Deze moet alleen nog getoetst worden op actualiteit. De gevraagde functionaris is leading om dit tot stand te brengen. Kennis over de “financiële rechtmatigheid” binnen de afdelingen is beperkt. Het gewoon opschrijven wat de afdeling zegt is dus (lang) niet voldoende!”
3.4.
De overeenkomst is aangegaan voor de duur van het project, met als verwachting drie maanden, met een optie om te verlengen. Afgesproken is dat [gedaagde] op maandag 26 april 2021 met haar werkzaamheden zou beginnen.
3.5.
Nadat [gedaagde] aanvankelijk op 20 juli 2021 had aangegeven dat zij de opdracht niet wilde verlengen, hebben partijen na overleg in augustus 2021 de overeenkomst toch verlengd tot 1 oktober 2021.
3.6.
Op 25 augustus 2021 heeft [gedaagde] DDI bericht dat zij de opdracht na 1 oktober niet zou verlengen. Per e-mail van 26 augustus 2021 heeft [gedaagde] zich bij de gemeente ziek gemeld. Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft [gedaagde] aangegeven dat ze nog afwezig is, maar dat ze gaat proberen om met korte sessies zaken weer op te pakken. De heer [A] van de gemeente heeft hier bij e-mail van
1 september 2021 als volgt op gereageerd:
(…)
“Ik wil jou vragen om, ondanks jouw aanbod om tussendoor wat uren te maken als dat lukt, nu geen nieuwe uren meer te steken in de opdracht. Wel zouden wij graag op korte termijn een overzicht krijgen van de stand van zaken tot nu toe. Het gaat dan met name om de procesbeschrijvingen die je hebt afgerond (of als nog niet helemaal afgerond in ieder geval de huidige stand van zaken van de procesbeschrijvingen) en de uitgevoerde IC controles over het eerste (en tweede?) kwartaal van 2021.” (…)
3.7.
Op 13 september 2021 mailt de gemeente aan DDI:
“Helaas is het ons tot nu toe nog steeds niet gelukt om een reactie te krijgen van [gedaagde] . We hebben daardoor geen idee wat zij gedaan heeft tot nu toe. Wil jij kijken of je contact met haar kan krijgen?”Diezelfde dag heeft DDI een aangetekende brief naar [gedaagde] gestuurd. Hierin geeft DDI aan dat zij, net als de gemeente, geen contact met haar kan krijgen. DDI verzoekt [gedaagde] dringend om contact op te nemen. [gedaagde] heeft bij brief van 15 september 2021 gereageerd. In deze brief geeft [gedaagde] aan dat zij zich enkele weken eerder had afgemeld vanwege een rugblessure, waarvan het herstel minder voorspoedig verloopt dan gedacht. Verder geeft [gedaagde] in deze brief aan dat zij al eerder te kennen heeft gegeven de opdracht na 1 oktober 2021 niet meer te verlengen en dat zij daarom haar laptop en toegangspas terug heeft gestuurd naar de gemeente. Naar aanleiding daarvan schrijft de gemeente per e-mail aan DDI:
“Afgelopen week kwamen er twee aangetekende pakketjes bij ons binnen. 1 met de toegangspas en 1 met de laptop. Briefje erbij dat zij vanwege de rugklachten de lange autorit niet kan maken. We hebben echter nog steeds geen inzicht in het gedane werk. En ze heeft geen contact opgenomen met [B] [rb: [B] van de gemeente]. Daarom kunnen we niet bepalen wat [C] moet gaan doen en wat er allemaal klaar is. We willen natuurlijk voorkomen dat [C] dubbel werk gaat doen.(…)”
3.8.
Uiteindelijk heeft [gedaagde] in september 2021 telefonisch een samenvatting gegeven van de door haar verrichte werkzaamheden en het volgende bericht gestuurd aan de gemeente:
‘hierbij kort de samenvatting. Ik kan niet meer in mijn account, dus ik weet niet precies hoe de mappen heten waar de bestanden staan. Procesbeschrijvingen: (…) in deze deelmap heb ik weer een map met de conceptbeschrijvingen aangemaakt. Hierin staan de verschillende versies. (…) ik heb hierin og zo veel mogelijk ook de stukken ingezet die ik nog op mijn computer had staan. Omdat ik niet meer in mijn account kan, kan ik niet meer voor je nakijken welke versies het laatste met de collega’s afgestemd zijn. Er waren nog diverse overleggen met medewerkers ingepland. Ook daar kan ik niet van nakijken wat er al was opgestuurd of wat nog klaar stond.
Ic tozo
De stukken van de eerste ronde (2020) had i met de accountant afgestemd en stonden in de betreffende gedeelde map. Dit was volgens mij afgerond.
In de weken van 19 en 26 had ik gewerkt aan de controles in 2021. Omdat deze uren (vanwege mijn vakantie) niet geschreven konden worden heb ik eea weer uit de mappen gehaald. (…)
Ik hoop dat je er wat mee kunt.’
3.9.
De advocaat van DDI stuurt op 5 oktober 2021 een brief aan [gedaagde] waarin zij aangeeft dat de gemeente in onzekerheid verkeert met betrekking tot de werkzaamheden die [gedaagde] zou verrichten. DDI sommeert [gedaagde] om contact op te nemen met [A] en hem de nodige uitleg te geven. Bij brief van 12 oktober 2021 herhaalt DDI deze sommatie. Bij brief van 15 november 2021 aan [gedaagde] stelt DDI dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht en roept DDI de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst in.

4.Het geschil

4.1.
DDI vraagt de rechtbank – samengevat en na vermindering van eis – om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 35.574,00 aan hoofdsom, een bedrag van € 2.000,00 aan kosten voor de belasting van de organisatie van DDI, althans een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
DDI legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] niet heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer nu zij werk in rekening heeft gebracht dat niet verifieerbaar is verricht. Ook heeft [gedaagde] , ondanks daartoe meermaals in de gelegenheid te zijn gesteld, nagelaten uitleg te geven. DDI heeft de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden en maakt aanspraak op vergoeding van schade.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal voor zover dit voor de beoordeling van belang is hierna worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak gaat in de kern om de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht.
De opdracht en de tussen partijen gemaakte afspraken.
5.2.
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan [gedaagde] werkzaamheden voor de gemeente Heemstede zou verrichten. Deze werkzaamheden zijn omschreven in artikel 3.2 van de overeenkomst van opdracht (r.o. 3.3 hiervoor).
5.3.
Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij in dit verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, ‘
Haviltex’). DDI betoogt dat op [gedaagde] een resultaatsverplichting rustte ten aanzien van de opdracht en dat [gedaagde] de opdracht pas zou mogen beëindigen als het resultaat zou zijn behaald. De rechtbank volgt DDI daarin niet. Hoewel uit de tekstuele omschrijving van de opdracht blijkt dat de gemeente bij het aangaan van de overeenkomst een resultaat voor ogen had, namelijk het uitvoeren van een intern controleplan en het actualiseren dan wel nieuw opstellen van procesbeschrijvingen, kon de gemeente daaraan niet de verwachting ontlenen dat [gedaagde] de overeenkomst pas zou beëindigen als het resultaat zou worden behaald. De overeenkomst is immers in eerste instantie aangegaan voor de duur van drie maanden. Bovendien heeft [gedaagde] al in haar e-mail van 22 april 2021 aangegeven dat zij 24 uur in plaats van 36 uur per week zou gaan werken en dat het daarom niet zeker was wat zij aan werkzaamheden zou gaan opleveren. Ter zitting is door de heer [B] van de gemeente verklaard dat inderdaad vooraf al duidelijk was dat het gehele resultaat niet in drie maanden zou kunnen worden bereikt en dat stap voor stap gekeken zou worden hoe ver [gedaagde] met de opdracht zou komen en of verlenging nodig was. De opdracht is dus weliswaar concreet omschreven, maar uit de e-mail van [gedaagde] en de verklaring van de gemeente ter zitting leidt de rechtbank af dat partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd zijn overeengekomen voor de duur van drie maanden met een mogelijkheid tot verlenging. Op [gedaagde] rustte de inspanningsverbintenis om in die periode zo ver mogelijk te komen met de omschreven opdracht. De rechtbank volgt DDI dus niet in haar standpunt dat de overeenkomst zou voortduren totdat [gedaagde] het resultaat uit artikel 3.2 van de overeenkomst had bereikt.
Het einde van de overeenkomst
5.4.
Partijen hebben in augustus 2021 afgesproken om de overeenkomst tot 1 oktober 2021 te verlengen, waarna [gedaagde] op 25 augustus 2021 per e-mail heeft bericht dat zij de overeenkomst na 1 oktober 2021 niet meer zou verlengen. Dit betekent dat de overeenkomst in beginsel doorliep tot 1 oktober 2021.
5.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de e-mail van [A] van 1 september 2021 (r.o. 3.6 hiervoor) als een opzegging van de overeenkomst heeft te gelden, dan wel moet worden aangemerkt als een nieuwe overeenkomst tot beëindiging. De rechtbank gaat hier niet in mee. Allereerst omdat de e-mail afkomstig is van de gemeente en niet van DDI als contractspartij van [gedaagde] . Daarnaast mocht [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank uit het enkele feit dat [A] in deze e-mail aan [gedaagde] vraagt om op dat moment geen nieuwe uren meer in de opdracht te steken, niet afleiden dat de overeenkomst werd opgezegd. De gemeente had gelet op de verdere tekst van de e-mail en de andere contacten tussen partijen in die periode de kenbare bedoeling om (eerst) inzage te krijgen in de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden. Dit maakt dat de overeenkomst niet op 1 september 2021 is geëindigd.
5.6.
Nu verder niet gesteld of gebleken is dat er afspraken zijn gemaakt over het einde van de overeenkomst, eindigde deze op 1 oktober 2021. Dit betekent dat de buitengerechtelijke ontbinding door DDI haar doel heeft gemist, aangezien op dat moment de overeenkomst al van rechtswege was geëindigd.
Is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst?
5.7.
DDI heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten omdat zij de overeengekomen opdracht niet heeft vervuld, aangezien zij geen aantoonbare inspanningen heeft verricht. DDI heeft hiertoe aangevoerd dat de gemeente al van begin af aan geen resultaat van de werkzaamheden van [gedaagde] zag. Documenten op de schijf van het netwerk van de gemeente waarnaar door [gedaagde] is verwezen, zijn niet teruggevonden. Mogelijk heeft [gedaagde] wel tijd gestoken in de opdracht, maar dit heeft niet geleid tot controleerbare werkzaamheden, terwijl de opdracht wel concreet was. Het is niet tot enige oplevering van werkzaamheden gekomen, aldus DDI.
5.8.
[gedaagde] heeft betwist dat zij is tekortgeschoten. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat op basis van de overeenkomst op haar een inspanningsverplichting rustte. Volgens [gedaagde] is bij een inspanningsverplichting pas sprake van een tekortkoming wanneer de schuldenaar is tekortgeschoten in de inspanning die onder de gegeven omstandigheden op grond van de overeenkomst van hem kan worden gevergd, en heeft zij die norm niet overschreden. Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat alle uren die zij ten behoeve van het project heeft gemaakt zijn geaccordeerd en dat alle bijbehorende facturen zonder protest zijn gehouden en betaald. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat het inherent is aan een deel van de werkzaamheden dat deze niet controleerbaar zijn, zoals bijvoorbeeld het inlezen in en inventariseren van documenten en regelgeving. Werkzaamheden die wel te controleren zijn, zoals documenten waarin [gedaagde] gewerkt heeft, zijn door [gedaagde] digitaal opgeslagen bij de gemeente.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende inspanningsverplichting. Tegenover de stellingen van DDI dat [gedaagde] haar werkzaamheden niet of onvoldoende heeft gedaan, heeft zij namelijk te weinig ingebracht. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
5.10.
DDI en de gemeente hebben vanaf augustus 2021 meermaals aan [gedaagde] gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de werkzaamheden, om inzichtelijk te krijgen welke werkzaamheden tot op dat moment precies waren verricht. In reactie daarop heeft [gedaagde] per e-mail een samenvatting gegeven van de door haar verrichte werkzaamheden (r.o. 3.8). DDI heeft gemotiveerd toegelicht dat die uitleg onvoldoende concreet is en dat de bestanden waar [gedaagde] naar verwees niet terug te vinden zijn op de (netwerk)schijf bij de gemeente waar [gedaagde] naar verwijst. [gedaagde] is hierop niet met een nadere onderbouwing van haar werkzaamheden gekomen. Pas bij conclusie van antwoord (productie 2) heeft [gedaagde] een overzicht verstrekt, van haar tijdsbesteding. Dit overzicht is echter ook niet voldoende concreet. Er wordt in dit overzicht weliswaar het aanleveren van stukken genoemd, en het opstellen van processen, maar om welke stukken en processen dit precies gaat is niet gespecificeerd. Op basis van dit overzicht kan dus niet worden vastgesteld of, en zo ja welke, werkzaamheden door [gedaagde] zijn verricht. [gedaagde] heeft daar verder desgevraagd ook geen nadere invulling aan kunnen geven. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog wel gezegd dat zij overleggen heeft gevoerd, en dat die overleggen zichtbaar zouden moeten zijn in de (digitale) agenda’s van medewerkers van de gemeente. Ook die toelichting is echter onvoldoende specifiek. [gedaagde] heeft bijvoorbeeld niet toegelicht wanneer die afspraken waren, wat precies is besproken tijdens die overleggen en wat het doel en de uitkomst van die specifieke overleggen was. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] een presentatie heeft gehouden voor het managementteam van de gemeente is onvoldoende om tot een andere oordeel te komen over de invulling van de opdracht. [gedaagde] heeft dit bijvoorbeeld niet nader met stukken van de presentatie onderbouwd. Zij heeft wel gezegd dat er veel voorwerk zat in die presentatie, maar onduidelijk is gebleven welke werkzaamheden daartoe specifiek zijn verricht.
5.11.
[gedaagde] heeft nog betoogd dat de vorderingen van DDI moeten worden afgewezen omdat DDI haar uren steeds heeft geaccordeerd en de facturen zonder protest heeft behouden en betaald. Dit maakt het oordeel echter niet anders. Het enkel administratief goedkeuren van de uren vrijwaart [gedaagde] namelijk niet van aansprakelijkheid voor een tekortkoming, en dit mocht zij daaruit ook niet afleiden. Dit geldt eveneens voor wat betreft de facturen. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat DDI met het zonder protest behouden en betalen van de facturen niet dan wel te laat heeft geklaagd, verwijst de rechtbank naar hetgeen onder r.o. 5.14. en 5.15. is overwogen.
5.12.
Voor wat betreft de stelling van [gedaagde] dat zij geen toegang meer heeft tot de digitale omgeving van de gemeente, en dus geen stukken ter onderbouwing uit die omgeving kan halen, geldt het volgende. Gelet op het feit dat de werkzaamheden die bij de opdracht hoorden volgens [gedaagde] moeilijk meetbaar zijn, is de rechtbank van oordeel dat het juist op de weg van [gedaagde] had gelegen om voor een betere onderbouwing en beschrijving daarvan te zorgen (vgl. artikel 7:403 BW). Daarbij komt dat de gemeente [gedaagde] meermaals in de gelegenheid heeft gesteld om een nadere uitleg te geven over haar werkzaamheden. Dat zij dit niet gedaan heeft, moet voor haar eigen risico komen. [gedaagde] heeft er bovendien zelf voor gekozen om rond 15 september 2021 – dus nog voor het einde van de overeenkomst van 1 oktober 2021 – haar laptop en beveiligingspas terug te sturen. Dit terwijl het voor haar gelet op de e-mails en verzoeken van de gemeente en DDI op dat moment duidelijk moest zijn dat de gemeente nog een nadere toelichting wilde op de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden.
5.13.
Tegen deze achtergrond had [gedaagde] als redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer haar werkzaamheden voor de overdracht inzichtelijk moeten maken voor de gemeente. Vooral omdat [gedaagde] de opdracht heeft beëindigd voordat de werkzaamheden zoals genoemd in artikel 3.2 van de overeenkomst waren afgerond. Doordat [gedaagde] haar werkzaamheden gelet op het voorgaande niet voldoende inzichtelijk en traceerbaar heeft gemaakt voor de gemeente, kon de opvolger van [gedaagde] niet voortborduren op de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden. Voor dit oordeel is mede van belang dat DDI ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de AO/IC medewerker die na [gedaagde] bij de gemeente aan het werk is gegaan geen resultaat van werkzaamheden van [gedaagde] heeft kunnen vinden en de opdracht in zijn geheel opnieuw heeft moeten uitvoeren. De stelling van [gedaagde] dat zij haar werkzaamheden heeft opgeleverd en overgedragen tijdens een gesprek met mevrouw [D] , die destijds bij de gemeente werkzaam was, kan haar om die reden niet baten.
De klachtplicht
5.14.
[gedaagde] heeft nog een beroep gedaan op de schending van de klachtplicht, stellende dat DDI had moeten klagen voordat zij haar laptop bij de gemeente heeft ingeleverd. Nu DDI dit niet heeft gedaan is zij in haar bewijspositie benadeeld, aldus [gedaagde] .
5.15.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in deze stelling. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat zowel de gemeente als DDI [gedaagde] meermaals hebben gevraagd om contact op te nemen en haar gevraagd hebben om openheid van zaken te geven, ook al voordat [gedaagde] uit eigen beweging op 15 september 2021 haar laptop heeft ingeleverd. Zo heeft [A] bijvoorbeeld in zijn e-mail van 1 september 2021 aan [gedaagde] gevraagd om een overzicht van de stand van zaken tot op dat moment. Het beroep van [gedaagde] op de klachtplicht gaat om die reden niet op.
(Tussen)conclusie en verzuim
5.16.
Gelet op het voorgaande is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Deze tekortkoming is [gedaagde] toe te rekenen. [gedaagde] is ook in verzuim. DDI en de gemeente hebben [gedaagde] in augustus en september meermaals gevraagd om inzage in de door haar verrichte werkzaamheden. Onder andere op 13 september 2021 heeft DDI nog uitdrukkelijk aan [gedaagde] gevraagd om contact op te nemen met de gemeente. Vervolgens heeft [gedaagde] zonder nadere inhoudelijke uitleg op 15 september 2021 aan DDI geschreven dat zij haar toegangspas en computer retour had gedaan aan de gemeente. Hieruit kon DDI afleiden dat [gedaagde] in de nakoming van de verbintenis zou tekortschieten (6:83 sub c BW).
5.17.
Het voorgaande brengt met zich mee dat [gedaagde] in beginsel gehouden is de schade die DDI als gevolg van de tekortkoming geleden heeft, te vergoeden.
Schade
5.18.
Voor toewijzing van de vordering is wettelijk vereist dat DDI schade heeft geleden. DDI vordert vergoeding van de in rekening gebrachte uren tegen een bedrag van € 28.502,76 en vergoeding van gederfde winst/in rekening gebrachte marge van € 7.701,24. DDI heeft in de dagvaarding aanvankelijk twee keer een bedrag van € 7.701,24 gevorderd. Tijdens de zitting heeft DDI toegelicht dat dit een dubbeltelling was en heeft DDI daarom haar vordering verlaagd tot € 28.502,76 en eenmaal € 7.071,24. Ook heeft DDI haar vordering verminderd door geen btw meer te vorderen.
5.19.
[gedaagde] heeft betwist dat DDI schade heeft geleden, omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de gemeente in afwachting van deze procedure nog geen geld heeft (terug)gevorderd van DDI.
5.20.
In reactie daarop is ter zitting door de heer [E] van DDI verklaard dat DDI deze procedure mede namens de gemeente is begonnen, met als doel de bedragen aan de gemeente terug te betalen, hetgeen door de vertegenwoordiger van de gemeente werd bevestigd. Dat is echter op zichzelf onvoldoende voor een veroordeling tot betaling van schadevergoeding richting DDI. De gemeente is namelijk geen procespartij. DDI zal in de gelegenheid worden gesteld om in een akte toe te lichten of en hoeveel schade zij lijdt als gevolg van het handelen van [gedaagde] , dan wel aan te tonen dat en op grond waarvan zij gerechtigd is deze vordering in te stellen, zoals door haar is betoogd. Vervolgens mag [gedaagde] daar bij antwoordakte op reageren, waarna de rechtbank zal beslissen over de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank merkt op dat dit het enige nog openstaande geschilpunt is. Op opmerkingen die geen betrekking hebben op dit punt zal de rechtbank dan ook geen acht slaan.
5.21.
Iedere verdere beslissing wordt door de rechtbank aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
stelt DDI in de gelegenheid om zich op
17 augustus 2022bij akte over hetgeen onder r.o. 5.20. is overwogen uit te laten, waarop [gedaagde]
vier weken laterbij antwoordakte mag reageren;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing intussen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022. (wv)