Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
- de producties 1 tot en met 11 van de zijde van ONS en de Gemeenten,
- de, vanwege de maatregelen in verband met het coronavirus, op voorhand aan de griffie van de rechtbank toegezonden pleitnota’s van partijen.
2.De achtergrond van het geschil en de vorderingen
1. Het college biedt de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, tijdig een cursus of opleiding aan waarmee de inburgeringsplichtige aan de op grond van artikel 15 vastgestelde leerroute kan voldoen.2. Het college waarborgt een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van het aanbod, bedoeld in het eerste lid. Het college draagt zorg voor de continuïteit van het aanbod.
- de B1-route (artikel 7 Wet inburgering 2021);
- de Z-route (artikel 9 Wet inburgering 2021);
- de Onderwijsroute (artikel 8 Wet inburgering 2021).
“(…)2.5.6. Inburgeringsaanbod en reële prijsIn het nieuwe inburgeringsstelsel verwacht de regering geen race naar de bodem. De budgettaire kaders voor de bekostiging van gemeenten om te zorgen voor geschikt inburgeringsaanbod zijn zodanig dat het mogelijk moet zijn aanbieders een reële prijs voor hun diensten te geven. Een prijs waarmee de aanbieder kan voldoen aan de gemeentelijke eisen aan de kwaliteit en continuïteit van deze dienst en de aanbieder reële arbeidsvoorwaarden kan bieden aan de beroepskrachten die deze dienst verlenen. Hoewel het niet de verwachting is dat in het nieuwe stelsel een race naar de bodem gaat plaatsvinden, zal dit nauwgezet worden gemonitord. Indien op enig moment na implementatie van het wetsvoorstel op basis van een evaluatie toch blijkt dat een dergelijke situatie zich voordoet, acht de regering het noodzakelijk om regels te stellen over een reële prijs in de inburgering, naar analogie van de Wmo. Dit zal dan nader worden uitgewerkt bij of krachtens amvb.(…)9.7.2 Inburgeringsaanbod en reële prijsVerschillende partijen, waaronder VWN, Comité NT2 en taalscholen, hebben aangegeven te vrezen dat er in het nieuwe inburgeringsstelsel een 'race to the bottom' zal ontstaan als er niet vooraf een richtlijn over de reële prijs van de inburgeringscursussen wordt vastgesteld. De regering ziet echter geen aanleiding om dit al op voorhand vast te stellen. Zoals is beschreven in paragraaf 2.5.6. heeft de regering er vertrouwen in dat de budgettaire kaders voor de bekostiging van gemeenten dusdanig zijn, dat het voor gemeenten mogelijk is om aanbieders van inburgeringscursussen een reële prijs te bieden voor hun diensten.(…)”
- B1-route: € 8.250,-- per inburgeringsplichtige
- Z-route: € 6.000,-- per inburgeringsplichtige
3.De beoordeling
Ontvankelijkheid
artikel 2.6.6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) en artikel 2.12 Jeugdwet. Vergelijkbaar aan hetgeen in de WMO en de Jeugdwet is bepaald, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) regels worden gesteld. In de WMO-sector is dit ook gebeurd, te weten in het Uitvoeringsbesluit WMO 2015, waarin in artikel 5.4 regels zijn gesteld waar gemeenten rekening mee moeten houden indien zij zelf prijzen vaststellen. Voor de Jeugdwet is een dergelijke AMvB nog in de maak. Nu inburgering onderdeel uitmaakt van het sociaal domein moet er aangesloten worden bij het juridisch kader zoals deze in het sociaal domein (WMO en Jeugdwet) geldt. Dat er nog geen AMvB is opgesteld, doet hier niets aan af, aldus Deltion c.s..
Deltion c.s. wel bestuursorganen zijn op grond van artikel 1:1, lid 1, sub b, Algemene wet bestuursrecht (B-organen) is artikel 25i Mw evenmin van toepassing, gelet op het bepaalde in artikel 25h, lid 2, Mw. Deltion c.s. komt dus geen beroep toe op artikel 25i Mw.
Deltion c.s. ook dat de Gemeenten ten onrechte een ureninzet voor de klas van 1000 als uitgangspunt hebben genomen.
Z-route opgenomen in de opdracht, zodat niet valt te begrijpen dat de Gemeenten daarvoor zouden moeten bijdragen in de kosten voor dit keurmerk. Ten aanzien van het door
Deltion c.s. benoemde risico dat de laatste 25% pas na het afronden van de leerroute mag worden gefactureerd voeren de Gemeenten aan dat voor de B1-route geldt dat er een ruime periode van drie jaar geldt om de inburgeraar examen te kunnen laten doen op B1-niveau en dat diegenen die het B1-niveau niet dreigen te halen, kunnen afschalen naar het lagere taalniveau A-2. Voor wat betreft de Z-route geldt bovendien dat die geen examen hoeven te doen, maar 800 uur Nederlandse taalles moeten krijgen op A1-niveau. Deze leerroute eindigt met een gesprek, waarbij geldt dat het de opdrachtnemer niet aangerekend wordt, indien de het niet halen van de KPI buiten de invloedssfeer van de opdrachtnemer ligt. Ligt de oorzaak binnen de invloedssfeer van de taalaanbieder dan hebben zij het behalen van de laatste 25% zelf in de hand.
€ 8.477,00 blijkt. Zoals de Gemeenten expliciet hebben opgemerkt bij punt 16 van de Toelichting Tarieven, hebben de Gemeenten in de prijsberekening zeer ruim gerekend met 1250 uur. Een behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend potentiële aanbieder weet dat ook en zal - nu de Gemeenten de B1- en Z-route in één opdracht aanbesteden - naar de voor- en nadelen van beide leertrajecten tezamen kijken om te beoordelen of zij de B1- en Z-route voor de (gezamenlijke) prijs kunnen uitvoeren. In dit verband wijzen de Gemeenten ook nog op het AEF-rapport waarin voor de B1-route in de in september 2019 opgestelde ramingen is uitgegaan van 750 uur en dat uit het bericht van Deltion c.s. van 2 juni 2021 aan ONS volgt dat zij 1250 uur voor de B1-route ongebruikelijk vinden en dat volgens hen circa 600 uur gemiddeld genomen voldoende is voor de B1-route.
B1-route. Dit betekent dat potentiële aanbieders op dat aspect een voordeel dan wel winst zouden kunnen behalen.
Deltion c.s. uitgaan van bepaalde scenario’s waarvan het de vraag is of deze zich in de praktijk zullen voordoen, te meer nu de eis dat de inburgeraar niet langer dan drie maanden hoeft te wachten tot hij kan deelnemen aan de leerroute is vervallen en uit de Nota van Inlichtingen volgt dat het de opdrachtnemer is toegestaan is om de inburgeraars van de leerroutes (de asielstatushouders) te combineren met andere inburgeraars (zoals bijvoorbeeld gezinsmigranten) in één groep. De voorzieningenrechter is dan ook voorshands van oordeel dat Deltion c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat de B1- en Z-route verlieslatend zijn.
€ 8.350,00 voor de B1-route en € 6.000,00 voor de Z-route kunnen voldoen aan de door de Gemeenten gestelde eisen voor de B1- en Z-route, kunnen verwijzen naar de peilstok van kwartaal 3 (oktober 2021) zoals opgesteld door Divosa en naar de door andere gemeenten gehanteerde (bandbreedtes ter zake de) tarieven bij een aanbestedingsopdracht. Aan
Deltion c.s. kan worden toegegeven dat het antwoord op de vraag of een prijs reëel is zal afhangen van de vraag wat van (potentiële) aanbieders wordt verwacht, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat de vastgestelde (bandbreedtes van de) tarieven van andere (markt)regio’s en gemeenten wel een indicatie kunnen vormen of de door de Gemeenten vastgestelde tarieven reëel zijn, temeer nu er (onder meer) sprake is van budgettaire kaders voor de bekostiging van gemeenten.
€ 1.016,00
4.De beslissing
artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;