4.5.1.Identificatie van de verdachten
Uit het dossier blijkt dat de politie naar aanleiding van de verkregen Ennetcom-data ten aanzien van de verdachten onderzoek heeft gedaan naar de door hen in de onderlinge communicatie gebruikte schermnamen/schuilnamen/aliassen. Daarnaast heeft de politie onderzoek gedaan naar de hierbij door verdachten gebruikte PGP-adressen, op grond waarvan bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen aan verschillende verdachten zijn gekoppeld. De rechtbank stelt vast dat er zich naast de (aanvullende) processen-verbaal van identificatie in het dossier nog aanvullende bewijsmiddelen bevinden die het verband tussen bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen en PGP-adressen en bepaalde verdachten ondersteunen. Voor zover van belang worden deze bewijsmiddelen hieronder weergegeven. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de navolgende vaststellingen, waarbij de rechtbank in het bijzonder betekenis toekent aan de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2]en de inhoud van de Ennetcom-berichten, zoals is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen 26Eufaula-523 inzake de
“ [bedrijf 5] Sesamstraatgroepering”.
[medeverdachte 3]
Op basis van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Tommy’ en ‘Tommie’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te Rotterdam.
Op grond van het aanvullende proces-verbaal van bevindingen betreffende de identificatie van ‘Tommie’ staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 3] in de onderlinge communicatie in de periode van 2 juli 2014 tot en met 19 april 2016 behalve de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘Tommy’ en ‘Tommie’ ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’.
Uit Ennetcom-berichten van augustus 2015 tussen ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 6] ’ blijkt dat ‘ [naam 5] ’ de verjaardag van
“ [naam 7] ”op [geboortedatum 3] moet vieren. Uit het GBA blijkt dat [medeverdachte 3] een [naam 50] heeft genaamd [naam 8] , geboren [geboortedatum 3] 2001.Daarnaast stuurt ‘Pino’ op 27 augustus 2015 de nieuwe namen door naar de leden. ‘Tommie’ betreft de nieuwe naam van ‘ [naam 5] ’. Voorts wordt ‘Tommie’ ook ‘ [naam 3] ’ genoemd.
[medeverdachte 1]
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2]volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Aart’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1962 te [geboorteplaats 2] .
In de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen PGP-telefoon is communicatie aangetroffen waarin de geboortedatum van ‘Aart’ wordt gevraagd, waarna de datum [geboortedatum 4] -1962 wordt gegeven. Dit betreft de geboortedatum van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij deze PGP-telefoon heeft ontvangen van [medeverdachte 1] en dat hij de PGP-telefoon alleen gebruikte voor zijn contacten met [medeverdachte 1] , ‘Ernie’, ‘Tommie’ en ‘ [naam 31] ’.
Op basis van de Ennetcom-data staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 19 april 2016 behalve van de naam ‘Aart’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘meneer Aart’, ‘ [naam 9] ’, ‘ [naam 10] ’, ‘ [naam 11] ’, ‘ [naam 12] ’ en ‘ [naam 13] ’.
Uit een Ennetcombericht van ‘Pino’ van 27 augustus 2015 blijkt dat ‘Meneer Aart’ de nieuwe naam is van [naam 9] .
[medeverdachte 4]
Uit de inhoud van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Pino’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] 1982 te [geboorteplaats 3] .
Op basis van de inhoud van de Ennetcom-data staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 4] in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 19 april 2016behalve van de naam ‘Pino’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 14] ’, ‘ [naam 15] ’, ‘ [naam 6] ’, ‘ [naam 16] ’, ’ [naam 17] ’ en ‘ [naam 18] ’.Er zijn meerdere Ennetcom-berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen Pino/ [naam 14] / [naam 18] / [naam 19] / [naam 16] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [naam 20] / [naam 21] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 22] , [naam 23] en [naam 24] , genoemd. Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 3] .Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 3] stond ingeschreven op [adres 5] , waar [medeverdachte 5] en later ook [medeverdachte 4] stonden ingeschreven.
Daarnaast blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 6] van 25 oktober 2017 – in het onderzoek Oceans – dat [medeverdachte 4] ‘ [naam 14] ’ wordt genoemd.
Voorts volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 7] dat [medeverdachte 4] door hem ook ‘ [naam 25] ’ werd genoemd.
[medeverdachte 8]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 8] , geboren op [geboortedatum 6] 1985, actief is geweest binnen Ennetcom tussen 15 juni 2013 en 19 april 2016, waarbij hij gebruik maakte van de aliassen ‘ [naam 26] ’ en ‘Ernie’.Voorts stond de naam ‘Ernie’ met bijbehorend e-mailadres voorgeprogrammeerd in de één-op-één-telefoon van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meerdere malen enveloppen met geld kreeg van een persoon die hij kende als ‘Ernie’.Het signalement dat [medeverdachte 2] daarbij van ‘Ernie’ en diens auto heeft gegeven, komt overeen met het signalement van [medeverdachte 8] en het voertuig dat hij op zijn naam had staan.
[medeverdachte 5]
Uit de inhoud van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat degene die in de Ennetcom-berichten met ‘ [naam 27] ’, ‘ [naam 21] ’ en ‘ [naam 20] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 7] 1983. [medeverdachte 5] heeft in de jaren 2014, 2015 en 2016 gebruik gemaakt van vier PGP-adressen.
Er zijn meerdere Ennetcom-berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen Pino/ [naam 14] / [naam 18] / [naam 19] / [naam 16] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [naam 20] / [naam 21] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 22] , [naam 23] en [naam 24] , genoemd.Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 3] . Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 3] stond ingeschreven op [adres 5] , waar [medeverdachte 5] stond ingeschreven.
[medeverdachte 7]
Uit de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedatum 8] 1975, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 28] ’.
Voorts heeft [medeverdachte 7] ter terechtzitting van 14 februari 2022 bevestigd dat hij degene is die in de Ennetcom-berichten met ‘ [naam 28] ’ wordt aangeduid.
[medeverdachte 9]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 9] , geboren op [geboortedatum 9] 1967, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 29] ’, ‘ [naam 30] ’, ‘ [naam 31] ’ en ‘Koekiemonster’.
[medeverdachte 9] is binnen Ennetcom actief geweest tussen 19 september 2013 en 19 april 2016. Voorts heeft [medeverdachte 11] , de halfbroer van [medeverdachte 9] , verklaard dat zijn broer Pieter ‘ [naam 29] ’ werd genoemd.
[medeverdachte 10]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 10] , geboren op [geboortedatum 10] 1992, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 32] ’ en ‘Ieniemienie’.is binnen Ennetcom actief geweest tussen 23 juli 2014 en 19 april 2016.
Voorts heeft [medeverdachte 11] verklaard dat [medeverdachte 10] ‘ [naam 32] ’ werd genoemd.
[medeverdachte 11]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 11] , geboren op [geboortedatum 11] 1972, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 33] ’.Hij is binnen Ennetcom actief geweest tussen 2 juni 2014 en 15 september 2015.
Voorts heeft [medeverdachte 11] bij de politie en ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat hij degene is die met de schuilnaam ‘ [naam 33] ’ werd aangeduid.
[medeverdachte 12]
Uit de analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 12] , geboren op [geboortedatum 12] 1974, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 34] ’, ‘ [naam 35] ’, ‘ [naam 35] ’ en ‘Elmo’.Hij is binnen Ennetcom actief geweest tussen 1 november 2014 tot en met 19 april 2016.
Voorts heeft [medeverdachte 12] ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat het klopt dat hij de aliassen ‘ [naam 34] ’, ‘ [naam 35] ’, ‘ [naam 35] ’ en ‘Elmo’ heeft gebruikt.
[medeverdachte 13]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 13] , geboren op [geboortedatum 13] 1968, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 36] ’.is binnen Ennetcom actief geweest tussen 25 juli 2015 en 19 april 2016.
Op 30 mei 2016 zegt [naam 36] tegen [naam 37] dat gisteren de KLPD ‘ [naam 38] ’ aanhield, omdat er een boete van € 76,-- open stond. Uit de politiesystemen blijkt dat de politie op 29 mei 2016 [naam 39] , geboren [geboortedatum 15] 1973, te [geboorteplaats 4] heeft staande gehouden wegens een openstaande boete van € 76,--. [naam 39] is de echtgenote van [medeverdachte 13] .
[medeverdachte 14]
Van [medeverdachte 14] is geen schermnaam/schuilnaam/alias bekend geworden.
[medeverdachte 2]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 14] 1955, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 41] ’.
Voorts heeft [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat hij degene is die met ‘ [naam 41] ’ werd aangeduid.
[medeverdachte 15]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 15] ‘ [naam 40] ’ is.
Voorts heeft [medeverdachte 15] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 40] ’ was.
[medeverdachte 16]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 16] ‘ [naam 42] ’ is.Voorts heeft [medeverdachte 16] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 42] ’ was en dat zij deze bijnaam van haar vader had gekregen.
[medeverdachte 17]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van de vriendin van zijn dochters [medeverdachte 17] ‘ [naam 43] ’ is.Voorts heeft [medeverdachte 17] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 43] ’ was en dat zij deze bijnaam van [medeverdachte 2] had gekregen.
Identificatie van verdachte
Door de verdediging is als verweer gevoerd dat verdachte niet de persoon is die als ‘ [naam 1] ’ heeft deelgenomen aan de Ennetcom-communicatie via de PGP-telefoons. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt onder meer e-mails overgelegd waaruit naar het oordeel van de verdediging blijkt dat verdachte heeft kunnen reageren op eerdere emailcontacten en niet noodzakelijkerwijs op communicatie die gevoerd is via de PGP-telefoons. Volgens de verdediging is het heel wel mogelijk dat een andere persoon dan verdachte, mogelijk zijn vader [naam 44] , zich heeft voorgedaan als ” [verdachte] ” en op die wijze, als (zogenaamde) medewerker van [bedrijf 4] , de schakel is geweest tussen [bedrijf 4] en de overige deelnemers van het [bedrijf 5] .
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte kan worden geïdentificeerd als de persoon die gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘ [naam 1] is naar het oordeel van de rechtbank het volgende van belang.
Uit de zich in het dossier bevindende Ennetcom-berichten blijkt onder meer dat:
- door de deelnemers binnen het [bedrijf 5] zaken worden gedaan met het bedrijf [bedrijf 4] in Antwerpen en dat er versleuteld wordt gecommuniceerd met een contact binnen [bedrijf 4] , waarbij [bedrijf 4] wordt aangeduid met ‘ [bedrijf 4] ’;
- vanuit diverse fruitbedrijven mailcontacten plaatsvinden met verdachte over het logistieke proces van transporten via [bedrijf 4] ;
- dat die fruitbedrijven via [bedrijf 6] (het bedrijf van de vader van verdachte) bij verdachte, als werknemer van [bedrijf 4] , terecht gekomen zijn;
- de in de Ennetcom genoemde plaats “ [naam 45] ” de woonplaats van verdachte is;
- ‘ [naam 1] ’ gebruik heeft gemaakt van het e-mailadres: [mailadres 1] .
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Ennetcom-berichten 16 juli 2015
- Op 16 juli 2015 te 17.31 uur stuurt ‘ [naam 10] ’ ( [medeverdachte 1] ) om 17.31 een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Ja. En daar zit het probleem. [naam 46] zegt dat dat niet kan. Vorige keer haalden we de cont uit om half 5..... Dat zei ik tegen haar dat we dan smorgens pas naar de controle konden. En toen brak ge hel los. Container moest binnen 2 uur na uithalen op de kaai, bij de fysieke\scan staan. Konden dus helemaal terug rijden vanuit NL. En omdat die speciale vent er niet was moesten we de trailer met cont op douane terrein achterlaten. Dus mooi verhaal. Maar volgens [naam 46] mag dat dus niet.”
- Op 16 juli 2015 te 17.34 uur stuurt ‘ [naam 10] ” een bericht aan ‘ [naam 47] ’ met als inhoud;
“ [naam 50] gaat deze begeleiden en niet [naam 46] en geeft ook aan wanneer!”
Ennetcom-berichten 12 augustus 2015 en 13 augustus 2015 in combinatie met e-mails
- Op 12 augustus 2015 te 16.41 uur stuurt ‘Koekiemonster’( [medeverdachte 9] ) een bericht naar ‘Aart’ ( [medeverdachte 1] ), ‘Pino’ ( [medeverdachte 4] ) en ‘Tommie’ ( [medeverdachte 3] ) met als inhoud:
“lk heb vanmorgen om 1119 een e-mail gestuurd naar [bedrijf 4] (naar [naam 50] zelfs, omdat dat daar mijn enige contact is) vanaf nieuw bedrijf [bedrijf 7] dat ik deze week wil verschepen. Maar [naam 50] heeft nog niet gereageerd.”
- Op 13 augustus 2015 stuurt ‘Koekiemonster’ opnieuw een bericht naar ‘Aart’, ‘Pino’ en ‘Tommie’ nu met als inhoud:
“V1 [bedrijf 7] . Nog steeds geen reactie van [bedrijf 4] Heb mail aan [naam 50] gestuurd, (is voor deze BV eníge bekende contact bij [bedrijf 4] ) dus die moet toch weten dat belangrijk is. Dus morgen verschepen gaat niet lukken. Heb hem net nogmaals een mail gestuurd.”
Op 12 augustus 2015 te 11.19 uur is door [medeverdachte 18] , katvanger en op papier enig aandeelhouder van [bedrijf 8] B.V., een e-mailbericht gestuurd naar het e-mailadres [mailadres 2] met de vraag of hij de verscheping van een container [bedrijf 7] vanuit Equador kan verzorgen.
Op 13 augustus 2015 te 11.20 uur is door [medeverdachte 18] opnieuw een mail gestuurd naar voornoemd e-mailadres met het verzoek om op de eerdere mail te reageren.
In een mail van 13 augustus 2015 om 11.25 uur reageert [verdachte] op de mails en deelt hij onder meer mee: “....Ik kom er zonder fout vandaag op terug”.
Ennetcom-berichten 27 augustus 2015
In de berichtenwisseling op 27 augustus 2015 tussen ‘ [naam 14] ’( [medeverdachte 4] , ‘ [naam 9] ’ ( [medeverdachte 1] en ‘ [naam 29] ’ ( [medeverdachte 9] ) wordt besproken dat de bananen nog niet gelost mochten worden, omdat de betaling nog niet was bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 4]
Ennetcom-berichten 31 augustus 2015
- Op 31 augustus 2015 te 20.26 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘Meneer Aart’ met als inhoud:
“Er moet toch iemand geweest zijn die die [naam 48] heeft laten regelen.”
- Op 31 augustus 2015 te 21.54 uur stuurt ‘Meneer Aart’ een bericht naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Leg ik je morgen uit!”
- Op 31 augustus 2015 te 22.05 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘Meneer Aart’ met als inhoud:
“Wanneer heb ik afspraak met die [naam 50] ? Wat is zijn nieuwe nr?”
- Op 31 augustus 2015 te 22.11 uur stuurt ‘Meneer Aart’ een bericht naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Kijk even op no. [naam 1] ! Ik heb hem niet gezien alleen daddy! Hij zou vanavond toestel ophalen.”
Ennetcom-berichten 31 augustus 2015 en 1 september 2015
- Op 31 augustus 2015 te 18.11 uur stuurt ‘ [naam 30] ’ ( [medeverdachte 9] ) aan ‘ [naam 9] ’ ( [medeverdachte 1] ) en ‘Pino’ een bericht met als inhoud:
“Q2
[naam 48] wil een bijstorting van 2500 depot zodat totale depot op 12500 komt. Dan gaan ze aan de verscheping beginnen.”
- Op 1 september 2015 te 09.05 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ (nadat ‘Aart’ voornoemd bericht via Ennetcom-mail naar hem heeft doorgestuurd) een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“.... Heb dit maanden kunnen afhouden maar z blijft een multinational waar telkens de cijfers moeten liggen. ...... Hoe dan ook, [naam 48] staat heel kort maar zal voor zijn reacties op het matje moeten komen.”
Ennetcom-berichten 1 september 2015
- Op 1 september 2015 te 08.55 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Zit straks met die jongens! Die een wil jou spreken
Ik kan niet zeggen dat dat niet kan!
Dus als ik straks mail of hij zeg je gewoon!
Dat heeft geen zin afspraak was dat ik het met vader zou bespreken!”.
- Op 1 september 2015 te 09.06 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud onder meer:
“Het gaat erover als iemand je text of ik dan antwoord je alleen dit loopt via mijn vader!
Thats it!
Ennetcom-berichten 4 september 2015
- Op 4 september 2015 te 12.55 uur stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘Koekiemonster’ met als inhoud:
“Er is vorige week al door gegeven aan [bedrijf 4] vanuit [bedrijf 9] .
Beste is dat we even mail naar [naam 50] doen toch!”
- Op 4 september 2015 te 13.02 uur stuurt ‘ [naam 29] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ en cc naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Ik kan officieel niet naar [naam 50] mailen alleen naar [bedrijf 9] . Daar heb ik aanvraag gedaan en niets gehoord van [bedrijf 4] . Ik weet dus officieel niet dat ik via [bedrijf 4] ga werken. Moet vanmiddag die gegevens doormailen. Willen volgende week op de boot. Dus stuur hem ff bb een berichtje dat er haast bij is.”
- Daarop aansluitend stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Deze had ik al met je vader doorgenomen!”
Ennetcom-berichten 8 september 2015 en 9 september 2015 in combinatie met e-mailberichten
- Op 8 september 2015 stuurt ‘’ [naam 12] ’ aan ‘ [naam 1] ’ om 11.31 uur een bericht met als inhoud onder meer:
“Q1,
GHA,
Deze zou vandaag vertrekken 2C + volgels andere kant.
Zou jij dit kunnen checken!”
- Op 9 september 2015 te 11.26 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Het enige dat hij moet doen is zorgen dat ze direct reageren op die aanmeldingen
van ' [bedrijf 18] ', 'Hoput' en 'poletnik'. Dan kunnen wij weer door.”
- Op 9 september 2015 te 13.18 uur stuurt ‘ [naam 9] ’ dit bericht door naar ‘ [naam 1] ’ met de vraag:
“Zou je hier op kunnen laten reageren via mail!”
- Op 9 september 2015 te 14.31 uur stuurt ‘ [naam 1] ” een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud onder meer:
“Was twee dagen in duitsland voor werk. Zorg maandag voor die aanmeldingen van nieuwe partijen. Dus vrijdag koffie rond 11u? Neem aan dat + vorige maand gelijk in orde komt dan?”
ln de mailbox van [bedrijf 10] B.V. is te zien dat [medeverdachte 19] , katvanger en op papier enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 10] B.V. een mailbericht heeft gestuurd naar [mailadres 3] met daarin de aanvraag voor een expediteur dan wel douane-agent.
Op 10 september 2015, daags na het Ennetcom-bericht van ‘ [naam 9] ’ aan ‘ [naam 1] ’ reageert verdachte via e- [mailadres 2] op de aanvraag van [bedrijf 10] B.V.
Ennetcom-berichten 11 september 2015
- Op 11 september 2015 te 09.48 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“.... Hoe laat zou je op office zijn? Ik dacht 11 uur. vader aanwezig....”;
- Op 11 september 2015 te 11.51 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“ [bedrijf 22]
Staan nog 26 pal in magazijn waar [bedrijf 22] geen koper voor heeft.
Vernietigen kost ongeveer 3300 euro. Complete silence vanuit [bedrijf 22] ...
Graag vandaag laten bevestigen alsook ZEKER voor betaling zorgen.”
Ennetcom-berichten 14 september 2015
- Op 14 september 2015 te 08.36 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Gm,
Gisteren samen met vader gezeten.
Koerier probleem is er nog steeds.
Hebben hier geen mogelijkheden voor. Graag bericht wanneer een koerier langs komt voor alles te halen? Dank!”
- Op 14 september 2015 te 09.05 uur stuurt ‘ [naam 9] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Oke, dan regel ik dat van middag n doe kom dan direct vanmiddag naar [bedrijf 4] brengen.”
- Op 14 september 2015 te 22.05 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Ok, laat even weten tegen hoe laat deze middag? Dan kan er íemand zijn.”
Ennetcom-bericht 6 oktober 2015
- Op 6 oktober 2015 te 08.29 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Q1
[naam 48] vraagt nu voor cmr van vorig transport voor vrijgave. Kan Q 1 dit bezorgen of niet? Indien wel, zie dat de cmr een beetje klopt. Indien niet, laat even weten, dan typ ik een tekstje voor.”
- Op 6 oktober 2015 te 09.20 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’’ met als inhoud
“CMR is er binnen enkele minuten.”
- Op 6 oktober 2015 te 009.44 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“ [naam 46] en [naam 48] zullen alles doorgeven van zodra die cmr binnen is.
Moest deze vanmiddag niet gegeven zijn, dan stuur îk het wel door maar je begriipt dat als we de gewone weg niet volgen en de cont weg is voor [naam 48] en [naam 46] het hebben doorgegeven, ze weten dat er iemand anders dat doet.'. Dat wíl ìk voorkomen-
Kan al wel de container en seal nr meegeven:
HLXU 819 569/9, seal: HLD 0604153”
- Op 6 oktober 2015 te 09.50 uur stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Ter info”,met als bijlage een bericht van ‘Pino” aan ‘Aart’ met de vraag:
“En scan????? Jongens zijn om 04.00 alles klaar gaan zetten en we weten nog niks.”
- Op 6 oktober 2015 te 11.22 uur stuurt ‘ [naam 12] een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“cm rus goeg gekeurd door [naam 48] !
Kun je ons update geven ivm planning.
Kaai
Sluitingstijden
Pin
Status sc/fy”.
- Op 6 oktober 2015 te 10.21 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud:
“Cont geselecteerd voor document controle
Deze middag gaan aÍle docs naar de kaai.”
- Op 6 oktober 2015 te 12.25 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Net met [naam 46] gesproken.
Doc controle al in orde
Cont vrijgegeven!
Pin en details worden zo dadelijk op mail gezet. Als ze binnen 30 min er niet zijn stuur ik ze door.”
Ennetcom-berichten 2 november 2015
Op 2 november 2015 te 11.39 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als onderwerp
“Confirm”, met de volgende inhoud:
“Tas, Doordat douane doc pas morgen vroeg buiten kan, weten we pas dan of er fy/sc is.
Best pas inplannen voor overmorgen zodat er eerst (indien nodig) een afspraak gemaakt kan worden, bvb op woe om 14u zodat je de c morgen avond al kan afhalen.”
- Op 2 november 2015 te 12.15 uur stuurt ‘Aart’ voornoemd bericht door naar ‘Pino’ met als mededeling:
“
Ter info”.
- Op 2 november 2015 te 12.21 uur stuurt ‘Pino’ naar ‘ [naam 9] ’ het volgende bericht:
“Dus weer lult hij uit z’n nek. Alles staat op morgen gepland.”
- Op 2 november 2015 te 12.26 uur antwoordt ‘Aart’ daarop aan ‘Pino’ met:
Het enige wat die zegt dat díe in syst morgen vroeg direct pín doorgeeft! En hij was op kantoor DDY. En dan kan die niet op die specíale server!
- Op 2 november 2015 te 12.33 uur antwoordt ‘Pino’ aan ‘ [naam 9] ’ met:
Nee. Wat doet hij daar dan? [naam 49] gaat niet blij worden na nog een dag risico denk ik. Omdat weer [bedrijf 4] niet doet wat hij moet doen. Hij wist dat deze + was en 4 dagen is vrijdag. Hoe laat horen we het morgen dan? of gaat [naam 48] het dan weer doen?
- Op 2 november 2015 te 12.35 uur antwoordt ‘Aart’ aan ‘Pino’ met:
Nee hij zelf! En lc B2B.”
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die als ‘ [naam 1] ’ heeft deelgenomen aan de hiervoor weergegeven Ennetcom-berichten.
De rechtbank wordt in haar overtuiging in het bijzonder gesterkt door:
- de inhoud van de Ennetcom-berichten op 12 en 13 augustus 2015, waarin ‘Koekiemonster’ meedeelt dat hij e-mailberichten heeft verstuurd aan “ [naam 50] ”, welke e-mailberichten verzonden blijken te zijn naar het e-mailadres van verdachte bij [bedrijf 4] en beantwoord worden door verdachte.
- de inhoud van meerdere Ennetcom-berichten waarin wordt gesproken over de “vader” van ‘ [naam 1] ’, terwijl de vader van verdachte, [naam 44] de zaakvoerder is van [bedrijf 6] , via welk bedrijf onder meer de nieuwe fruitbedrijven terechtkwamen bij verdachte, als medewerker van [bedrijf 4] .
- de inhoud van de Ennetcom-berichten op 9 september 2015 waarin ‘ [naam 1] ’ reageert op een bericht van ‘ [naam 9] ’ en hem meedeelt: “
Was twee dagen in duitsland voor werk. Zorg maandag voor die aanmeldingen van nieuwe partijen.”en het verdachte is die vervolgens op 10 september 2015 een mailbericht naar [bedrijf 10] B.V. stuurt.
Verdachte heeft daarover verklaard dat hij destijds inderdaad twee dagen in Duitsland was voor werk.
De rechtbank volgt niet het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat een andere persoon dan verdachte, zich heeft voorgedaan als ” [verdachte] ” en de schakel is geweest tussen de overige deelnemers van het [bedrijf 5] .
Het dossier bevat daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen en daarmee geen begin van aannemelijkheid dat een ander dan verdachte deze communicatie heeft gevoerd of dat derden de Ennetcom-berichten gemanipuleerd zouden kunnen hebben om verdachte op die wijze in verband te brengen met strafbare feiten waarmee hij feitelijk niet te maken heeft gehad.
De omstandigheid dat in het kader van het opsporingsonderzoek (nader) gehoorde getuigen nooit hebben gezien dat verdachte tijdens zijn werkzaamheden bij [bedrijf 4] of op andere momenten naast zijn eigen telefoon of in plaats daarvan gebruik maakte van een tweede (PGP) telefoon doet daaraan niet af.
Ook de omstandigheid dat, zoals verdachte heeft gesteld, de naam “ [naam 1] ” voor hem niet passend is aangezien hij nooit heeft gerookt, maakt één en ander niet anders.
4.5.2.De criminele organisatie
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (hierna: OW) en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging afzonderlijk bespreken:
I. Organisatie;
II. Oogmerk van de organisatie;
III. Opzettelijke deelneming en;
IV. Conclusie;
V. Periode.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder telkens worden aangeduid als verdachte of [verdachte] en zullen de medeverdachten verder steeds worden aangeduid met hun achternamen en zo nodig voorletters.
In artikel 11b OW is sinds 1 maart 2015 strafbaar gesteld, de deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, 11, derde en vijfde lid, of 11a van de OW. Tot 1 maart 2015 stond in artikel 11a van de OW materieelrechtelijk dezelfde regeling, de wetgever heeft deze strafbepaling, ingaande 1 maart 2015, vernummerd tot artikel 11b OW. Artikel 11b OW betreft een lex specialis van de lex generalis uit artikel 140 Sr. Als specifieke aanvullende eis ten opzichte van de strafbaarstelling in artikel 140 Sr geldt dat de criminele organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van Opiumwetmisdrijven. Voor de betekenis, strekking en reikwijdte van de verschillende bestanddelen in artikel 11b OW moet dan ook aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak over artikel 140 Sr. De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bestanddeel ‘organisatie’ zijn voor feit 1 en feit 2 gelijkluidend en worden hieronder weergegeven.
I. OrganisatieEenorganisatiein de zin van artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat er nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. 2.2.2.). Ennetcom-dataDe rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr allereerst van belang dat het samenwerkingsverband in elk geval in de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 april 2016 gebruik maakte van PGP-telefoons. PGP-telefoons worden gebruikt om versleutelde of gecrypte berichten te versturen, in voornoemde periode veelal via de providers Ennetcom en PGP-Safe.
Op 19 april 2016 is de server van Ennetcom door overheidsdiensten uit de lucht gehaald. Uit een eerdere steekproef van onderschepte Ennetcom-data is gebleken dat zo’n 75 procent van de berichten aan criminaliteit te relateren is. Het gebruik van deze afgeschermde vorm van communicatie draagt daarom naar het oordeel van de rechtbank bij aan het vermoeden dat sprake was van een crimineel oogmerk bij het samenwerkingsverband.
Naast het gebruik van afgeschermde communicatiemiddelen, is uit onderzoek van Ennetcom-data gebleken dat er in de onderlinge communicatie via de PGP-telefoons gebruik is gemaakt van schuilnamen/aliassen, zoals hiervoor onder het kopje ‘
4.5.1. Identificatie van de verdachten’ al is besproken. In de in beslag genomen PGP-telefoonvan [medeverdachte 2] , die hij had ontvangen van [medeverdachte 1] , is een contactlijst aangetroffen met de namen ‘Aart’, ‘Ernie’, ‘ [naam 40] ’, ‘ [naam 31] ’, ‘ [naam 42] ’, ‘Tommy’, ‘Pino’ en ‘ [naam 43] ’ én de bijbehorende PGP-mailadressen. Tijdens het onderzoek door de politie zijn een aantal PGP-mailadressen gekoppeld aan de bijbehorende gebruikers.Uit de onderzochte Ennetcom-data zijn voorts de schuilnamen/aliassen ‘ [naam 28] ’, ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 36] ’, ‘ [naam 33] ’, ‘ [naam 41] ’, ‘ [naam 40] ’ en ‘ [naam 42] ’ naar voren gekomen. Door het gebruik van deze namen werden de leden van de organisatie nog meer afgeschermd. De schuilnamen/aliassen zijn gedurende de onderzoeksperiode in een aantal gevallen (meermalen) gewijzigd. Dit blijkt onder andere uit het e-mailbericht van 27 augustus 2015 van ‘meneer Aart’ met als onderwerp
“nieuwe namen”.Uit dit bericht blijkt dat het samenwerkingsverband al vóór augustus 2015 met elkaar samenwerkte via schuilnamen/aliassen.Hiervoor is steun te vinden in het bericht van 8 augustus 2015, waarin onder meer uiteen wordt gezet dat het samenwerkingsverband in augustus 2013 is begonnen met [medeverdachte 1] .
Uit de aard van de onderlinge communicatie en berichtgeving volgt naar het oordeel van de rechtbank verder dat er binnen de groep van deelnemers sprake was van regels, een rolverdeling en een zekere vorm van hiërarchie. Daarbij werd de leiding van de organisatie gevormd door ‘Aart’ ( [medeverdachte 1] ), ‘Pino’ ( [medeverdachte 4] ) en ‘Tommie’ ( [medeverdachte 3] ), waarbij ‘Aart’ de uiteindelijke beslissingen nam, de meeste opdrachten aan anderen gaf en belangrijke zaken besprak met ‘Pino’ en ‘Tommie’. Daarnaast zijn vier categorieën deelnemers te onderscheiden, te weten:
De
assistenten,die hand- en spandiensten verrichten. De werkzaamheden variëren van het verdelen van geld tot het daadwerkelijk lossen van de vracht;
De
typers, die de mailboxen en in sommige gevallen ook de bankrekeningen beheren van één of meerdere bedrijven;
De
transporttak-deelnemers, die het vervoer van de ladingen verzorgen vanuit de haven naar de loodsen waar de ladingen worden gelost, waarbij zij tijdens dat vervoer contact hebben met de leiding van het [bedrijf 5] .
De
storters, die contant geld aannemen en in opdracht afstorten op bankrekeningen, die gekoppeld zijn aan malafide bedrijven, in beheer bij het [bedrijf 5] . De storters ontvangen het contante geld van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] .
In beslag genomen bedrijfsadministratieNaar het oordeel van de rechtbank worden de bevindingen uit de Ennetcom-data ondersteund door de bij de verschillende doorzoekingen in beslag genomen (bedrijfs-) administratie. Vast staat dat door het [bedrijf 5] meerdere fruitbedrijven zijn opgericht.Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is een krat met prepaid telefoons aangetroffen. Deze telefoons waren voorzien van coderingen. Deze coderingen zijn eveneens aangetroffen in aantekeningen op de bij [medeverdachte 1] in beslag genomen computer en USB-sticks. Dezelfde coderingen van de fruitbedrijven zijn verder aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] aan [adres 2] te Amsterdam.De gebruikte coderingsmethodiek komt vaak terug in de onderlinge communicatie tussen de verschillende deelnemers van het [bedrijf 5] via Ennetcom.
Bij de oprichting van de fruitbedrijven is door het [bedrijf 5] gebruik gemaakt van katvangers. Deze katvangers lijken verder niet betrokken te zijn geweest bij de (illegale) activiteiten van de betrokken fruitbedrijven. De naam van deze katvangers werd door het [bedrijf 5] wel gebruikt bij de ondertekening van de e-mailberichten.Tot slot volgt uit de Ennetcom-data dat er binnen de organisatie afspraken zijn gemaakt over de frequentie waarop de e-mail van de fruitbedrijven werd gecontroleerd.Dit alles geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een gestructureerde, georganiseerde en professionele werkwijze binnen het [bedrijf 5] .
Verhoren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 12]
Het bestaan van een ‘organisatie’ en de uitgebreide interne afspraken over de werkwijze van deze organisatie blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Hij verklaart voor [medeverdachte 1] te werken. Verder verklaart hij contact te hebben gehad met ‘Ernie’. Dit contact verliep via een één-op-één-telefoon, die hij eind 2015/begin 2016 had ontvangen van [medeverdachte 1] , met de in die telefoons voorgeprogrammeerde contacten, te weten: ‘Aart’, ‘Ernie’, ‘Tommy’ en ‘ [naam 31] ’. In eerste instantie had [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] in een plastic tas ongeveer twaalf setjes ontvangen, bestaande uit een bankpas, een telefoon en een bijbehorende code, alsmede een overzicht van de bedrijven die bij de desbetreffende codes hoorden. [medeverdachte 2] verklaart dat hij diverse malen contante geldstortingen heeft verricht op bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven. Via de telefoon werd door ‘Ernie’ een afspraak met [medeverdachte 2] gemaakt voor een ontmoeting. Tijdens die ontmoetingen hoorde hij van ‘Ernie’ welke geldbedragen voor welke bedrijven gestort moesten worden. Hij kreeg vervolgens de geldbedragen van ‘Ernie’, variërend tussen de € 10.000,-- en
€ 50.000,-- euro, telkens in enveloppes waarop de naam van het bedrijf stond en de rekening waarop gestort moest worden. De te storten bedragen waren soms hoger dan het toegestane maximum waardoor [medeverdachte 2] langs verschillende bankautomaten moest gaan. In 2016 heeft hij ook van ‘Tommy’ twee- of driemaal geld ontvangen dat vervolgens door hem op een ING-rekening van één van de gecodeerde bedrijven is gestort. De stortingen werden door [medeverdachte 2] bij een geldautomaat gedaan en uitgevoerd met bankpassen en de TAN-codes die hij ontving op de telefoons, die hij van [medeverdachte 1] had ontvangen.
Voorts verklaart [medeverdachte 12] (hierna: [medeverdachte 12] ) over het bestaan van de organisatie. Uit de door hem afgelegde verklaring volgt dat hij € 500,-- per week ontving voor zijn werkzaamheden en dat hij van de organisatie een genoegdoening wenste te ontvangen voor het feit dat hij had vastgezeten.[medeverdachte 12] bevestigt verder de in de Ennetcom-berichten uiteengezette afspraken over het bijhouden van de e-mail van de fruitbedrijven. Op 4 juni 2020 verklaart hij immers dat het zijn taak was om de e-mail in de gaten te houden en dat hij vervolgens letterlijk doorkreeg van andere deelnemers van de organisatie wat hij terug moest sturen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat gesproken kan worden van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, met het oogmerk het plegen van misdrijven, en daarmee van ‘een organisatie’, zoals bedoeld in artikel 140 Sr respectievelijk 11b OW.
II. Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de belangrijkste bestaansgrond van de organisatie is (vgl. HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559). Oogmerk op Opiumwet misdrijvenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van een criminele organisatie die (onder andere) tot oogmerk heeft het binnen het Nederlands grondgebied brengen, afleveren én aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Zoals onder het kopje ‘organisatie’ al is uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van een gestructureerde samenwerking met een duurzaam karakter. De duurzaamheid blijkt onder andere uit het feit dat de organisatie al in 2013 lijkt te zijn opgericht en zeker heeft bestaan tot en met 2019. Het gestructureerde karakter van de samenwerking volgt uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden. De leden van het [bedrijf 5] zijn onderverdeeld in typers, storters, assistenten en transporteurs. Iedere groep verricht zijn of haar eigen taken en houdt zich bezig met zijn of haar eigen activiteiten. Deze taken en activiteiten worden binnen de organisatie door de leden onderling op elkaar afgestemd, met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, te weten het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verrichte activiteiten vinden bovendien planmatig en stelselmatig plaats. De rechtbank overweegt hierover aanvullend het navolgende.
Gecodeerde (fruit)bedrijvenTijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] (in het kader van het opsporingsonderzoek 26Ephraim) zijn onder meer bankpassen en diverse documenten met aantekeningen aangetroffen, waarin zowel de namen en codes van bedrijven alsook de inlogcodes van de bankrekeningen van de desbetreffende bedrijven vermeld stonden.
Ook zijn in de woning van [medeverdachte 2] in een krat diverse telefoons voorzien van een sticker met een code aangetroffen. Vastgesteld is dat de op de stickers vermelde code overeenkomt met de code van het desbetreffende (gecodeerde) bedrijf.
Deze telefoons werden uitsluitend gebruikt voor het ontvangen van TAN-codes, die benodigd waren om digitaal financiële transacties (overboekingen) uit te voeren.
Voorts is tijdens de doorzoeking in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] onder meer een USB-stick aangetroffen die import- en exportgegevens, betalingen, codes en bedrijfsnamen bevatte van diezelfde bedrijven als de bedrijven waarvan de codes en bedrijfsnamen vermeld staan in de documenten met aantekeningen die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] .
De criminele organisatie heeft gedurende de onderzoeksperiode (januari 2014 tot en met december 2019) gebruik gemaakt van minimaal 52 gecodeerde bedrijven die veelal gerelateerd zijn aan de import van fruit. De gecodeerde bedrijven werden formeel vertegenwoordigd door binnen- en buitenlandse katvangers, maar feitelijk beheerd door leden van het [bedrijf 5] , zijnde de zogenaamde ‘typers’. Zij hadden toegang tot de mailbox en de bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven en stonden in nauw contact met de leiding van het [bedrijf 5] . De ‘typers’ onderhielden (voornamelijk) via de mail onder meer contacten met opdrachtgevers, buitenlandse leveranciers, expediteurs, transportbedrijven en opkopers van fruit.
De rechtbank stelt verder vast dat van de onderzochte gecodeerde bedrijven geen reguliere bedrijfsadministratie is aangetroffen, waarin een duidelijk overzicht van de kosten en baten van deze bedrijven is opgenomen. De administratie die wel is aangetroffen is fragmentarisch en in ieder geval niet bedoeld om externe audits te faciliteren. Het aan deze administratie verrichte onderzoek biedt wel inzicht in de kosten- en batenstructuur van de import van een lading verdovende middelen.Daaruit volgt dat sprake is van extra kosten. Deze kosten zijn enkel te verklaren wanneer de administratie bekeken wordt in het licht van een kosten-batenanalyse van de import van een hoeveelheid verdovende middelen.
In dit verband kent de rechtbank bewijskracht toe aan de omstandigheid dat verschillende partijen fruit van de betrokken bedrijven na aankomst in de haven van Antwerpen niet zijn opgehaald of zelfs zijn vernietigd.Daarnaast draagt ook het uitgebreide overzicht van een heimelijke codering bij aan het bewijs dat de bedrijven enkel ten doel hadden ten dienste te staan van de invoer van verdovende middelen.Tot slot overweegt de rechtbank dat uit eerdere Belgische onderzoeken en onderzoeken van verschillende bedrijven blijkt dat ook daadwerkelijk partijen cocaïne zijn onderschept in ladingen van bedrijven die zijn genoemd in de gevonden administratie van bedrijven bij [medeverdachte 1] .
De rechtbank zal haar oordeel dat de organisatie het oogmerk had op Opiumwetmisdrijven nader onderbouwen door de handelswijze van de organisatie ten aanzien van vier van de door de organisatie opgerichte bedrijven te bespreken. Drie van de vier bedrijven komen met bijbehorende bankrekeningen, inlogcodes van e-mailaccounts en contactgegevens van katvangers, voor op de USB-stick die is aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] tijdens de doorzoeking in het kader van het onderzoek 26Ephraim.Over het vierde bedrijf, te weten [bedrijf 11] , heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit bedrijf nog maar net was opgericht.De bedrijven hebben verder gemeen dat ze in de administratie van het [bedrijf 5] met codes (BE3, D1, BF en H5) zijn aangeduid en er met deze codes corresponderende prepaid telefoons zijn aangetroffen bij [medeverdachte 2] . Daarnaast is gebleken dat de personen die zijn opgevoerd als directeur katvanger waren. Op de bankrekeningen van deze gecodeerde bedrijven werd voornamelijk contant geld gestort, dat vervolgens werd gebruikt voor de inkoop van fruit (als deklading voor verdovende middelen) uit Zuid- of Midden-Amerika en voor de betalingen van borgsommen aan transporteurs, expediteurs en verhuurbedrijven.