ECLI:NL:RBOVE:2022:2768

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
08/960017-20 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk op Opiumwetmisdrijven en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk op het plegen van Opiumwetmisdrijven en witwassen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een grootschalige criminele organisatie die zich bezighield met de import van verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne, en het witwassen van de opbrengsten daarvan. De organisatie maakte gebruik van een netwerk van fictieve bedrijven die een schijnbaar legale import van fruit faciliteerden, maar in werkelijkheid dienden als deklading voor de drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een essentiële rol speelde binnen deze organisatie, waarbij hij betrokken was bij het logistieke proces van de invoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op onder andere Ennetcom-berichten, getuigenverklaringen en de in beslag genomen administratie van de betrokken bedrijven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, namelijk het oogmerk van de organisatie tot het witwassen van gelden, omdat hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960017-20 (LP) (P)
Datum vonnis: 26 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1]
(België).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 februari 2022, 8 april 2022, 11 april 2022 en 13 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en mr.
drs. M.R.A. van IJzendoorn en mr. N. Huisman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.M.J. [naam 39] , advocaat te ‘s-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van Opiumwetmisdrijven en het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van die misdrijven;
feit 2:heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 28 februari
2015, te Amsterdam, alhans (elders) in Nederland en/of in Antwerpen, althans
(elders) in België, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of één
of meer andere perso(o)n(en), behoorden,
welke organisatie het oogmerk had
het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid
en/of 10a eerste lid, te weten
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in

artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet

en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 26 mei 2020, te
Amsterdam, alhans (elders) in Nederland en/of in Antwerpen, althans (elders)
in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd
gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en),
behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
artikel 10, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
-
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
- het (telkens) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of
verkopen en/of, afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en/of
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in

artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;

2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014
tot en met 26 mei 2020, te Amsterdam, alhans (elders) in Nederland en/of in
Antwerpen, althans (elders) in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door
een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- witwassen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1] en bespreking van de bewijsverweren
4.1
Leeswijzer
De rechtbank zal ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsoverwegingen als volgt indelen.
Allereerst zal de rechtbank de aanleiding en het verloop van het onderzoek 26Eufaula uiteenzetten. Vervolgens zullen de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (kort) worden weergegeven. Daarna zal de rechtbank in haar bewijsoverweging een paragraaf wijden aan de identificatie van de in dit onderzoek gedagvaarde verdachten. In deze paragraaf zal de rechtbank een oordeel geven of en welke bijnamen/schermnamen (onder meer uit de kinderserie Sesamstraat) te koppelen zijn aan een bepaalde verdachte. In de daarop volgende paragraaf zal de rechtbank de criminele organisatie en haar oogmerken bespreken. Tot slot zal de rechtbank per feit een oordeel geven of er al dan niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is om voor verdachte tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde feiten en op welke periode die bewezenverklaring ziet. In het geval van een bewezenverklaring zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in de voetnoten.
4.2
Aanleiding (en verloop) onderzoek 26Eufaula
In november 2017 kwam een melding binnen bij de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) afkomstig van de ING-bank over een aantal ongebruikelijke transacties. Deze meldingen zagen op medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en de bedrijven [bedrijf 1] en [bedrijf 2] BV. Op 13 maart 2018 werd [medeverdachte 1] aangehouden in het onderzoek 26Ephraim op verdenking van witwassen. Op 10 december 2018 is hij door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Overijssel veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor witwassen. In het onderzoek 26Ephraim zijn meerdere verdachten en getuigen gehoord. Daarnaast hebben door het gehele land doorzoekingen plaatsgevonden, waaronder op de adressen [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] . [adres 2] betrof de verblijfplaats van [medeverdachte 1] . Hier zijn ruim € 90.000,-- aan contant geld, aantekeningen, telefoons en USB-sticks aangetroffen. [adres 3] is het woonadres van één van de zussen van [medeverdachte 1] . Hier zijn eveneens aantekeningen aangetroffen. [adres 4] is het woonadres van medeverdachte [medeverdachte 2] . Hier zijn
€ 30.000,-- aan contant geld, aantekeningen en telefoons aangetroffen. Op basis van de bij de doorzoekingen aangetroffen aantekeningen en de verhoren in het onderzoek 26Ephraim is een verdenking ontstaan dat sprake is van een criminele organisatie met – kort gezegd – als oogmerk het binnen het Nederlands grondgebied brengen van verdovende middelen, alsmede witwassen.
Op basis van de inhoud van de zogeheten Ennetcom-berichten is de verdenking ontstaan dat [medeverdachte 1] een leidinggevende rol had binnen het criminele samenwerkingsverband net als zijn medeverdachten [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). Samen zouden zij een driemanschap vormen en andere leden van het
– bedrijfsmatig ingerichte – criminele samenwerkingsverband aansturen, met het oog op het plegen van Opiumwetmisdrijven en het witwassen van de daaruit verkregen geldbedragen.
Op 19 april 2018 is door een onderzoeksteam van de Dienst Landelijke Recherche het strafrechtelijk onderzoek 26Eufaula gestart. De informatie uit het onderzoek 26Ephraim is overgedragen naar het onderzoek 26Eufaula.
Op grond van de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen (in het onderzoek 26Ephraim), in combinatie met de inhoud van Ennetcom-berichten uit verkregen Ennetcom-data is het vermoeden ontstaan van het bestaan van een crimineel samenwerkingsverband (hierna: [bedrijf 5] ), waarbij gebruikt wordt gemaakt van een groot aantal bedrijven die zich ogenschijnlijk bezighouden met de legale handel in fruit, maar feitelijk bedoeld zijn voor het faciliteren van de smokkel van verdovende middelen en/of het witwassen van crimineel geld.
Binnen dit samenwerkingsverband zou gebruik worden gemaakt van zogenaamde PGP-telefoons, waarbij in de onderlinge communicatie via Ennetcom niet de eigen namen worden gebruikt, maar (onder meer) bijnamen uit de kinderserie Sesamstraat, zoals bijvoorbeeld Aart, Tommie, Ernie, Elmo en Pino. Binnen het [bedrijf 5] zou sprake zijn van een langdurige samenwerking, met een duidelijke taakverdeling en een zekere hiërarchie. Naast de afgeschermde onderlinge communicatie via PGP-telefoons [2] en het gebruik van schuilnamen worden ook de betrokken bedrijven niet bij naam genoemd, maar zijn deze alle voorzien van een code. Verdachte zou onderdeel hebben uitgemaakt van dit [bedrijf 5] .
4.3
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie vordert bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, waarbij voor wat betreft de bestaansduur van de criminele organisaties is verzocht om de pleegperiode bewezen te verklaren tot 20 april 2019 en voor de periode daarna vrij te spreken.
4.4
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte bepleit op de in zijn pleitnota aangegeven gronden dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, omdat - kort samengevat - niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de persoon is die als “ [naam 1] ” heeft deelgenomen aan de criminele samenwerkingsverbanden.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
4.5.1.
Identificatie van de verdachten
Uit het dossier blijkt dat de politie naar aanleiding van de verkregen Ennetcom-data ten aanzien van de verdachten onderzoek heeft gedaan naar de door hen in de onderlinge communicatie gebruikte schermnamen/schuilnamen/aliassen. Daarnaast heeft de politie onderzoek gedaan naar de hierbij door verdachten gebruikte PGP-adressen, op grond waarvan bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen aan verschillende verdachten zijn gekoppeld. De rechtbank stelt vast dat er zich naast de (aanvullende) processen-verbaal van identificatie in het dossier nog aanvullende bewijsmiddelen bevinden die het verband tussen bepaalde schermnamen/schuilnamen/aliassen en PGP-adressen en bepaalde verdachten ondersteunen. Voor zover van belang worden deze bewijsmiddelen hieronder weergegeven. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de navolgende vaststellingen, waarbij de rechtbank in het bijzonder betekenis toekent aan de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] [3] en de inhoud van de Ennetcom-berichten, zoals is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen 26Eufaula-523 inzake de
“ [bedrijf 5] Sesamstraatgroepering”. [4]
De medeverdachten
[medeverdachte 3]
Op basis van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Tommy’ en ‘Tommie’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te Rotterdam. [5]
Op grond van het aanvullende proces-verbaal van bevindingen betreffende de identificatie van ‘Tommie’ staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 3] in de onderlinge communicatie in de periode van 2 juli 2014 tot en met 19 april 2016 behalve de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘Tommy’ en ‘Tommie’ ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’. [6]
Uit Ennetcom-berichten van augustus 2015 tussen ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 6] ’ blijkt dat ‘ [naam 5] ’ de verjaardag van
“ [naam 7] ”op [geboortedatum 3] moet vieren. Uit het GBA blijkt dat [medeverdachte 3] een [naam 50] heeft genaamd [naam 8] , geboren [geboortedatum 3] 2001. [7] Daarnaast stuurt ‘Pino’ op 27 augustus 2015 de nieuwe namen door naar de leden. ‘Tommie’ betreft de nieuwe naam van ‘ [naam 5] ’. Voorts wordt ‘Tommie’ ook ‘ [naam 3] ’ genoemd. [8]
[medeverdachte 1]
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] [9] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Aart’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1962 te [geboorteplaats 2] .
In de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen PGP-telefoon is communicatie aangetroffen waarin de geboortedatum van ‘Aart’ wordt gevraagd, waarna de datum [geboortedatum 4] -1962 wordt gegeven. Dit betreft de geboortedatum van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij deze PGP-telefoon heeft ontvangen van [medeverdachte 1] en dat hij de PGP-telefoon alleen gebruikte voor zijn contacten met [medeverdachte 1] , ‘Ernie’, ‘Tommie’ en ‘ [naam 31] ’. [10]
Op basis van de Ennetcom-data staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 19 april 2016 behalve van de naam ‘Aart’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘meneer Aart’, ‘ [naam 9] ’, ‘ [naam 10] ’, ‘ [naam 11] ’, ‘ [naam 12] ’ en ‘ [naam 13] ’. [11]
Uit een Ennetcombericht van ‘Pino’ van 27 augustus 2015 blijkt dat ‘Meneer Aart’ de nieuwe naam is van [naam 9] . [12]
[medeverdachte 4]
Uit de inhoud van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat met degene die in de Ennetcom-berichten met ‘Pino’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] 1982 te [geboorteplaats 3] .
Op basis van de inhoud van de Ennetcom-data staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens vast dat [medeverdachte 4] in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 19 april 2016 [13] behalve van de naam ‘Pino’ in de onderlinge communicatie ook gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 14] ’, ‘ [naam 15] ’, ‘ [naam 6] ’, ‘ [naam 16] ’, ’ [naam 17] ’ en ‘ [naam 18] ’. [14] Er zijn meerdere Ennetcom-berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen Pino/ [naam 14] / [naam 18] / [naam 19] / [naam 16] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [naam 20] / [naam 21] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 22] , [naam 23] en [naam 24] , genoemd. Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 3] . [15] Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 3] stond ingeschreven op [adres 5] , waar [medeverdachte 5] en later ook [medeverdachte 4] stonden ingeschreven.
Daarnaast blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 6] van 25 oktober 2017 – in het onderzoek Oceans – dat [medeverdachte 4] ‘ [naam 14] ’ wordt genoemd. [16]
Voorts volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 7] dat [medeverdachte 4] door hem ook ‘ [naam 25] ’ werd genoemd. [17]
[medeverdachte 8]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 8] , geboren op [geboortedatum 6] 1985, actief is geweest binnen Ennetcom tussen 15 juni 2013 en 19 april 2016, waarbij hij gebruik maakte van de aliassen ‘ [naam 26] ’ en ‘Ernie’. [18] Voorts stond de naam ‘Ernie’ met bijbehorend e-mailadres voorgeprogrammeerd in de één-op-één-telefoon van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meerdere malen enveloppen met geld kreeg van een persoon die hij kende als ‘Ernie’. [19] Het signalement dat [medeverdachte 2] daarbij van ‘Ernie’ en diens auto heeft gegeven, komt overeen met het signalement van [medeverdachte 8] en het voertuig dat hij op zijn naam had staan. [20]
[medeverdachte 5]
Uit de inhoud van de Ennetcom-data in combinatie met de overige bevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat degene die in de Ennetcom-berichten met ‘ [naam 27] ’, ‘ [naam 21] ’ en ‘ [naam 20] ’ wordt aangeduid, wordt bedoeld [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 7] 1983. [medeverdachte 5] heeft in de jaren 2014, 2015 en 2016 gebruik gemaakt van vier PGP-adressen.
Er zijn meerdere Ennetcom-berichten aangetroffen die afkomstig zijn van [medeverdachte 4] (schermnamen Pino/ [naam 14] / [naam 18] / [naam 19] / [naam 16] ) en [medeverdachte 5] (schermnamen [naam 20] / [naam 21] ), waarin wordt gesproken over hun gezin, hun liefdesrelatie en hun problemen. In deze gesprekken worden onder andere de drie namen van hun kinderen, [naam 22] , [naam 23] en [naam 24] , genoemd. [21] Verder wordt er door hen gesproken over de inloggegevens van [bedrijf 3] . Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [bedrijf 3] stond ingeschreven op [adres 5] , waar [medeverdachte 5] stond ingeschreven.
[medeverdachte 7]
Uit de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 7] , geboren op [geboortedatum 8] 1975, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 28] ’. [22]
Voorts heeft [medeverdachte 7] ter terechtzitting van 14 februari 2022 bevestigd dat hij degene is die in de Ennetcom-berichten met ‘ [naam 28] ’ wordt aangeduid.
[medeverdachte 9]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 9] , geboren op [geboortedatum 9] 1967, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 29] ’, ‘ [naam 30] ’, ‘ [naam 31] ’ en ‘Koekiemonster’. [23]
[medeverdachte 9] is binnen Ennetcom actief geweest tussen 19 september 2013 en 19 april 2016. Voorts heeft [medeverdachte 11] , de halfbroer van [medeverdachte 9] , verklaard dat zijn broer Pieter ‘ [naam 29] ’ werd genoemd. [24]
[medeverdachte 10]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 10] , geboren op [geboortedatum 10] 1992, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 32] ’ en ‘Ieniemienie’. [25] is binnen Ennetcom actief geweest tussen 23 juli 2014 en 19 april 2016.
Voorts heeft [medeverdachte 11] verklaard dat [medeverdachte 10] ‘ [naam 32] ’ werd genoemd. [26]
[medeverdachte 11]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 11] , geboren op [geboortedatum 11] 1972, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 33] ’. [27] Hij is binnen Ennetcom actief geweest tussen 2 juni 2014 en 15 september 2015.
Voorts heeft [medeverdachte 11] bij de politie en ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat hij degene is die met de schuilnaam ‘ [naam 33] ’ werd aangeduid. [28]
[medeverdachte 12]
Uit de analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 12] , geboren op [geboortedatum 12] 1974, gebruik heeft gemaakt van de schermnamen/schuilnamen/aliassen ‘ [naam 34] ’, ‘ [naam 35] ’, ‘ [naam 35] ’ en ‘Elmo’. [29] Hij is binnen Ennetcom actief geweest tussen 1 november 2014 tot en met 19 april 2016.
Voorts heeft [medeverdachte 12] ter terechtzitting van 15 februari 2022 verklaard dat het klopt dat hij de aliassen ‘ [naam 34] ’, ‘ [naam 35] ’, ‘ [naam 35] ’ en ‘Elmo’ heeft gebruikt.
[medeverdachte 13]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 13] , geboren op [geboortedatum 13] 1968, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 36] ’. [30] is binnen Ennetcom actief geweest tussen 25 juli 2015 en 19 april 2016.
Op 30 mei 2016 zegt [naam 36] tegen [naam 37] dat gisteren de KLPD ‘ [naam 38] ’ aanhield, omdat er een boete van € 76,-- open stond. Uit de politiesystemen blijkt dat de politie op 29 mei 2016 [naam 39] , geboren [geboortedatum 15] 1973, te [geboorteplaats 4] heeft staande gehouden wegens een openstaande boete van € 76,--. [naam 39] is de echtgenote van [medeverdachte 13] . [31]
[medeverdachte 14]
Van [medeverdachte 14] is geen schermnaam/schuilnaam/alias bekend geworden.
[medeverdachte 2]
Uit analyse van de Ennetcom-data volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 14] 1955, gebruik heeft gemaakt van de schermnaam/schuilnaam/alias ‘ [naam 41] ’. [32]
Voorts heeft [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat hij degene is die met ‘ [naam 41] ’ werd aangeduid. [33]
[medeverdachte 15]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 15] ‘ [naam 40] ’ is. [34]
Voorts heeft [medeverdachte 15] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 40] ’ was.
[medeverdachte 16]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van zijn dochter [medeverdachte 16] ‘ [naam 42] ’ is. [35] Voorts heeft [medeverdachte 16] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 42] ’ was en dat zij deze bijnaam van haar vader had gekregen.
[medeverdachte 17]
Op 17 april 2018 heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de schermnaam/schuilnaam/alias van de vriendin van zijn dochters [medeverdachte 17] ‘ [naam 43] ’ is. [36] Voorts heeft [medeverdachte 17] ter terechtzitting van 17 februari 2022 verklaard dat het klopt dat haar alias ‘ [naam 43] ’ was en dat zij deze bijnaam van [medeverdachte 2] had gekregen.
Identificatie van verdachte
Door de verdediging is als verweer gevoerd dat verdachte niet de persoon is die als ‘ [naam 1] ’ heeft deelgenomen aan de Ennetcom-communicatie via de PGP-telefoons. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt onder meer e-mails overgelegd waaruit naar het oordeel van de verdediging blijkt dat verdachte heeft kunnen reageren op eerdere emailcontacten en niet noodzakelijkerwijs op communicatie die gevoerd is via de PGP-telefoons. Volgens de verdediging is het heel wel mogelijk dat een andere persoon dan verdachte, mogelijk zijn vader [naam 44] , zich heeft voorgedaan als ” [verdachte] ” en op die wijze, als (zogenaamde) medewerker van [bedrijf 4] , de schakel is geweest tussen [bedrijf 4] en de overige deelnemers van het [bedrijf 5] .
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte kan worden geïdentificeerd als de persoon die gebruik heeft gemaakt van de bijnaam ‘ [naam 1] is naar het oordeel van de rechtbank het volgende van belang.
Uit de zich in het dossier bevindende Ennetcom-berichten blijkt onder meer dat:
- door de deelnemers binnen het [bedrijf 5] zaken worden gedaan met het bedrijf [bedrijf 4] in Antwerpen en dat er versleuteld wordt gecommuniceerd met een contact binnen [bedrijf 4] , waarbij [bedrijf 4] wordt aangeduid met ‘ [bedrijf 4] ’;
- vanuit diverse fruitbedrijven mailcontacten plaatsvinden met verdachte over het logistieke proces van transporten via [bedrijf 4] ;
- dat die fruitbedrijven via [bedrijf 6] (het bedrijf van de vader van verdachte) bij verdachte, als werknemer van [bedrijf 4] , terecht gekomen zijn;
- de in de Ennetcom genoemde plaats “ [naam 45] ” de woonplaats van verdachte is;
- ‘ [naam 1] ’ gebruik heeft gemaakt van het e-mailadres: [mailadres 1] . [37]
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Ennetcom-berichten 16 juli 2015
- Op 16 juli 2015 te 17.31 uur stuurt ‘ [naam 10] ’ ( [medeverdachte 1] ) om 17.31 een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Ja. En daar zit het probleem. [naam 46] zegt dat dat niet kan. Vorige keer haalden we de cont uit om half 5..... Dat zei ik tegen haar dat we dan smorgens pas naar de controle konden. En toen brak ge hel los. Container moest binnen 2 uur na uithalen op de kaai, bij de fysieke\scan staan. Konden dus helemaal terug rijden vanuit NL. En omdat die speciale vent er niet was moesten we de trailer met cont op douane terrein achterlaten. Dus mooi verhaal. Maar volgens [naam 46] mag dat dus niet.”
- Op 16 juli 2015 te 17.34 uur stuurt ‘ [naam 10] ” een bericht aan ‘ [naam 47] ’ met als inhoud;
“ [naam 50] gaat deze begeleiden en niet [naam 46] en geeft ook aan wanneer!” [38]
Ennetcom-berichten 12 augustus 2015 en 13 augustus 2015 in combinatie met e-mails
- Op 12 augustus 2015 te 16.41 uur stuurt ‘Koekiemonster’( [medeverdachte 9] ) een bericht naar ‘Aart’ ( [medeverdachte 1] ), ‘Pino’ ( [medeverdachte 4] ) en ‘Tommie’ ( [medeverdachte 3] ) met als inhoud:
“lk heb vanmorgen om 1119 een e-mail gestuurd naar [bedrijf 4] (naar [naam 50] zelfs, omdat dat daar mijn enige contact is) vanaf nieuw bedrijf [bedrijf 7] dat ik deze week wil verschepen. Maar [naam 50] heeft nog niet gereageerd.”
- Op 13 augustus 2015 stuurt ‘Koekiemonster’ opnieuw een bericht naar ‘Aart’, ‘Pino’ en ‘Tommie’ nu met als inhoud:
“V1 [bedrijf 7] . Nog steeds geen reactie van [bedrijf 4] Heb mail aan [naam 50] gestuurd, (is voor deze BV eníge bekende contact bij [bedrijf 4] ) dus die moet toch weten dat belangrijk is. Dus morgen verschepen gaat niet lukken. Heb hem net nogmaals een mail gestuurd.” [39]
Op 12 augustus 2015 te 11.19 uur is door [medeverdachte 18] , katvanger en op papier enig aandeelhouder van [bedrijf 8] B.V., een e-mailbericht gestuurd naar het e-mailadres [mailadres 2] met de vraag of hij de verscheping van een container [bedrijf 7] vanuit Equador kan verzorgen.
Op 13 augustus 2015 te 11.20 uur is door [medeverdachte 18] opnieuw een mail gestuurd naar voornoemd e-mailadres met het verzoek om op de eerdere mail te reageren.
In een mail van 13 augustus 2015 om 11.25 uur reageert [verdachte] op de mails en deelt hij onder meer mee: “....Ik kom er zonder fout vandaag op terug”. [40]
Ennetcom-berichten 27 augustus 2015 [41]
In de berichtenwisseling op 27 augustus 2015 tussen ‘ [naam 14] ’( [medeverdachte 4] , ‘ [naam 9] ’ ( [medeverdachte 1] en ‘ [naam 29] ’ ( [medeverdachte 9] ) wordt besproken dat de bananen nog niet gelost mochten worden, omdat de betaling nog niet was bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 4]
Ennetcom-berichten 31 augustus 2015
- Op 31 augustus 2015 te 20.26 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘Meneer Aart’ met als inhoud:
“Er moet toch iemand geweest zijn die die [naam 48] heeft laten regelen.”
- Op 31 augustus 2015 te 21.54 uur stuurt ‘Meneer Aart’ een bericht naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Leg ik je morgen uit!”
- Op 31 augustus 2015 te 22.05 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘Meneer Aart’ met als inhoud:
“Wanneer heb ik afspraak met die [naam 50] ? Wat is zijn nieuwe nr?”
- Op 31 augustus 2015 te 22.11 uur stuurt ‘Meneer Aart’ een bericht naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Kijk even op no. [naam 1] ! Ik heb hem niet gezien alleen daddy! Hij zou vanavond toestel ophalen.” [42]
Ennetcom-berichten 31 augustus 2015 en 1 september 2015
- Op 31 augustus 2015 te 18.11 uur stuurt ‘ [naam 30] ’ ( [medeverdachte 9] ) aan ‘ [naam 9] ’ ( [medeverdachte 1] ) en ‘Pino’ een bericht met als inhoud:
“Q2
[naam 48] wil een bijstorting van 2500 depot zodat totale depot op 12500 komt. Dan gaan ze aan de verscheping beginnen.”
- Op 1 september 2015 te 09.05 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ (nadat ‘Aart’ voornoemd bericht via Ennetcom-mail naar hem heeft doorgestuurd) een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“.... Heb dit maanden kunnen afhouden maar z blijft een multinational waar telkens de cijfers moeten liggen. ...... Hoe dan ook, [naam 48] staat heel kort maar zal voor zijn reacties op het matje moeten komen.” [43]
Ennetcom-berichten 1 september 2015
- Op 1 september 2015 te 08.55 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Zit straks met die jongens! Die een wil jou spreken
Ik kan niet zeggen dat dat niet kan!
Dus als ik straks mail of hij zeg je gewoon!
Dat heeft geen zin afspraak was dat ik het met vader zou bespreken!”.
- Op 1 september 2015 te 09.06 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud onder meer:
“Het gaat erover als iemand je text of ik dan antwoord je alleen dit loopt via mijn vader!
Thats it! [44]
Ennetcom-berichten 4 september 2015
- Op 4 september 2015 te 12.55 uur stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘Koekiemonster’ met als inhoud:
“Er is vorige week al door gegeven aan [bedrijf 4] vanuit [bedrijf 9] .
Beste is dat we even mail naar [naam 50] doen toch!”
- Op 4 september 2015 te 13.02 uur stuurt ‘ [naam 29] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ en cc naar ‘Pino’ met als inhoud:
“Ik kan officieel niet naar [naam 50] mailen alleen naar [bedrijf 9] . Daar heb ik aanvraag gedaan en niets gehoord van [bedrijf 4] . Ik weet dus officieel niet dat ik via [bedrijf 4] ga werken. Moet vanmiddag die gegevens doormailen. Willen volgende week op de boot. Dus stuur hem ff bb een berichtje dat er haast bij is.”
- Daarop aansluitend stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Deze had ik al met je vader doorgenomen!” [45]
Ennetcom-berichten 8 september 2015 en 9 september 2015 in combinatie met e-mailberichten
- Op 8 september 2015 stuurt ‘’ [naam 12] ’ aan ‘ [naam 1] ’ om 11.31 uur een bericht met als inhoud onder meer:
“Q1,
GHA,
Deze zou vandaag vertrekken 2C + volgels andere kant.
Zou jij dit kunnen checken!”
- Op 9 september 2015 te 11.26 uur stuurt ‘Pino’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Het enige dat hij moet doen is zorgen dat ze direct reageren op die aanmeldingen
van ' [bedrijf 18] ', 'Hoput' en 'poletnik'. Dan kunnen wij weer door.”
- Op 9 september 2015 te 13.18 uur stuurt ‘ [naam 9] ’ dit bericht door naar ‘ [naam 1] ’ met de vraag:
“Zou je hier op kunnen laten reageren via mail!”
- Op 9 september 2015 te 14.31 uur stuurt ‘ [naam 1] ” een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud onder meer:
“Was twee dagen in duitsland voor werk. Zorg maandag voor die aanmeldingen van nieuwe partijen. Dus vrijdag koffie rond 11u? Neem aan dat + vorige maand gelijk in orde komt dan?” [46]
ln de mailbox van [bedrijf 10] B.V. is te zien dat [medeverdachte 19] , katvanger en op papier enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 10] B.V. een mailbericht heeft gestuurd naar [mailadres 3] met daarin de aanvraag voor een expediteur dan wel douane-agent.
Op 10 september 2015, daags na het Ennetcom-bericht van ‘ [naam 9] ’ aan ‘ [naam 1] ’ reageert verdachte via e- [mailadres 2] op de aanvraag van [bedrijf 10] B.V. [47]
Ennetcom-berichten 11 september 2015
- Op 11 september 2015 te 09.48 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“.... Hoe laat zou je op office zijn? Ik dacht 11 uur. vader aanwezig....”;
- Op 11 september 2015 te 11.51 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud onder meer:
“ [bedrijf 22]
Staan nog 26 pal in magazijn waar [bedrijf 22] geen koper voor heeft.
Vernietigen kost ongeveer 3300 euro. Complete silence vanuit [bedrijf 22] ...
Graag vandaag laten bevestigen alsook ZEKER voor betaling zorgen.” [48]
Ennetcom-berichten 14 september 2015
- Op 14 september 2015 te 08.36 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Gm,
Gisteren samen met vader gezeten.
Koerier probleem is er nog steeds.
Hebben hier geen mogelijkheden voor. Graag bericht wanneer een koerier langs komt voor alles te halen? Dank!”
- Op 14 september 2015 te 09.05 uur stuurt ‘ [naam 9] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Oke, dan regel ik dat van middag n doe kom dan direct vanmiddag naar [bedrijf 4] brengen.”
- Op 14 september 2015 te 22.05 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Ok, laat even weten tegen hoe laat deze middag? Dan kan er íemand zijn.” [49]
Ennetcom-bericht 6 oktober 2015
- Op 6 oktober 2015 te 08.29 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Q1
[naam 48] vraagt nu voor cmr van vorig transport voor vrijgave. Kan Q 1 dit bezorgen of niet? Indien wel, zie dat de cmr een beetje klopt. Indien niet, laat even weten, dan typ ik een tekstje voor.”
- Op 6 oktober 2015 te 09.20 uur stuurt ‘ [naam 12] ’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’’ met als inhoud
“CMR is er binnen enkele minuten.”
- Op 6 oktober 2015 te 009.44 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“ [naam 46] en [naam 48] zullen alles doorgeven van zodra die cmr binnen is.
Moest deze vanmiddag niet gegeven zijn, dan stuur îk het wel door maar je begriipt dat als we de gewone weg niet volgen en de cont weg is voor [naam 48] en [naam 46] het hebben doorgegeven, ze weten dat er iemand anders dat doet.'. Dat wíl ìk voorkomen-
Kan al wel de container en seal nr meegeven:
HLXU 819 569/9, seal: HLD 0604153”
- Op 6 oktober 2015 te 09.50 uur stuurt ‘Aart’ een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“Ter info”,met als bijlage een bericht van ‘Pino” aan ‘Aart’ met de vraag:
“En scan????? Jongens zijn om 04.00 alles klaar gaan zetten en we weten nog niks.”
- Op 6 oktober 2015 te 11.22 uur stuurt ‘ [naam 12] een bericht naar ‘ [naam 1] ’ met als inhoud:
“cm rus goeg gekeurd door [naam 48] !
Kun je ons update geven ivm planning.
Kaai
Sluitingstijden
Pin
Status sc/fy”.
- Op 6 oktober 2015 te 10.21 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘Aart’ met als inhoud:
“Cont geselecteerd voor document controle
Deze middag gaan aÍle docs naar de kaai.”
- Op 6 oktober 2015 te 12.25 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als inhoud:
“Net met [naam 46] gesproken.
Doc controle al in orde
Cont vrijgegeven!
Pin en details worden zo dadelijk op mail gezet. Als ze binnen 30 min er niet zijn stuur ik ze door.” [50]
Ennetcom-berichten 2 november 2015 [51]
Op 2 november 2015 te 11.39 uur stuurt ‘ [naam 1] ’ een bericht naar ‘ [naam 9] ’ met als onderwerp
“Confirm”, met de volgende inhoud:
“Tas, Doordat douane doc pas morgen vroeg buiten kan, weten we pas dan of er fy/sc is.
Best pas inplannen voor overmorgen zodat er eerst (indien nodig) een afspraak gemaakt kan worden, bvb op woe om 14u zodat je de c morgen avond al kan afhalen.”
- Op 2 november 2015 te 12.15 uur stuurt ‘Aart’ voornoemd bericht door naar ‘Pino’ met als mededeling:

Ter info”.
- Op 2 november 2015 te 12.21 uur stuurt ‘Pino’ naar ‘ [naam 9] ’ het volgende bericht:
“Dus weer lult hij uit z’n nek. Alles staat op morgen gepland.”
- Op 2 november 2015 te 12.26 uur antwoordt ‘Aart’ daarop aan ‘Pino’ met:
Het enige wat die zegt dat díe in syst morgen vroeg direct pín doorgeeft! En hij was op kantoor DDY. En dan kan die niet op die specíale server!
- Op 2 november 2015 te 12.33 uur antwoordt ‘Pino’ aan ‘ [naam 9] ’ met:
Nee. Wat doet hij daar dan? [naam 49] gaat niet blij worden na nog een dag risico denk ik. Omdat weer [bedrijf 4] niet doet wat hij moet doen. Hij wist dat deze + was en 4 dagen is vrijdag. Hoe laat horen we het morgen dan? of gaat [naam 48] het dan weer doen?
- Op 2 november 2015 te 12.35 uur antwoordt ‘Aart’ aan ‘Pino’ met:
Nee hij zelf! En lc B2B.” [52]
Conclusie
Op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die als ‘ [naam 1] ’ heeft deelgenomen aan de hiervoor weergegeven Ennetcom-berichten.
De rechtbank wordt in haar overtuiging in het bijzonder gesterkt door:
- de inhoud van de Ennetcom-berichten op 12 en 13 augustus 2015, waarin ‘Koekiemonster’ meedeelt dat hij e-mailberichten heeft verstuurd aan “ [naam 50] ”, welke e-mailberichten verzonden blijken te zijn naar het e-mailadres van verdachte bij [bedrijf 4] en beantwoord worden door verdachte.
- de inhoud van meerdere Ennetcom-berichten waarin wordt gesproken over de “vader” van ‘ [naam 1] ’, terwijl de vader van verdachte, [naam 44] de zaakvoerder is van [bedrijf 6] , via welk bedrijf onder meer de nieuwe fruitbedrijven terechtkwamen bij verdachte, als medewerker van [bedrijf 4] .
- de inhoud van de Ennetcom-berichten op 9 september 2015 waarin ‘ [naam 1] ’ reageert op een bericht van ‘ [naam 9] ’ en hem meedeelt: “
Was twee dagen in duitsland voor werk. Zorg maandag voor die aanmeldingen van nieuwe partijen.”en het verdachte is die vervolgens op 10 september 2015 een mailbericht naar [bedrijf 10] B.V. stuurt.
Verdachte heeft daarover verklaard dat hij destijds inderdaad twee dagen in Duitsland was voor werk. [53]
Alternatief scenario
De rechtbank volgt niet het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat een andere persoon dan verdachte, zich heeft voorgedaan als ” [verdachte] ” en de schakel is geweest tussen de overige deelnemers van het [bedrijf 5] .
Het dossier bevat daarvoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen en daarmee geen begin van aannemelijkheid dat een ander dan verdachte deze communicatie heeft gevoerd of dat derden de Ennetcom-berichten gemanipuleerd zouden kunnen hebben om verdachte op die wijze in verband te brengen met strafbare feiten waarmee hij feitelijk niet te maken heeft gehad.
De omstandigheid dat in het kader van het opsporingsonderzoek (nader) gehoorde getuigen nooit hebben gezien dat verdachte tijdens zijn werkzaamheden bij [bedrijf 4] of op andere momenten naast zijn eigen telefoon of in plaats daarvan gebruik maakte van een tweede (PGP) telefoon doet daaraan niet af.
Ook de omstandigheid dat, zoals verdachte heeft gesteld, de naam “ [naam 1] ” voor hem niet passend is aangezien hij nooit heeft gerookt, maakt één en ander niet anders.
4.5.2.
De criminele organisatie
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet (hierna: OW) en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging afzonderlijk bespreken:
I. Organisatie;
II. Oogmerk van de organisatie;
III. Opzettelijke deelneming en;
IV. Conclusie;
V. Periode.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder telkens worden aangeduid als verdachte of [verdachte] en zullen de medeverdachten verder steeds worden aangeduid met hun achternamen en zo nodig voorletters.
In artikel 11b OW is sinds 1 maart 2015 strafbaar gesteld, de deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, 11, derde en vijfde lid, of 11a van de OW. Tot 1 maart 2015 stond in artikel 11a van de OW materieelrechtelijk dezelfde regeling, de wetgever heeft deze strafbepaling, ingaande 1 maart 2015, vernummerd tot artikel 11b OW. Artikel 11b OW betreft een lex specialis van de lex generalis uit artikel 140 Sr. Als specifieke aanvullende eis ten opzichte van de strafbaarstelling in artikel 140 Sr geldt dat de criminele organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van Opiumwetmisdrijven. Voor de betekenis, strekking en reikwijdte van de verschillende bestanddelen in artikel 11b OW moet dan ook aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak over artikel 140 Sr. De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bestanddeel ‘organisatie’ zijn voor feit 1 en feit 2 gelijkluidend en worden hieronder weergegeven.
I. OrganisatieEen
organisatiein de zin van artikel 140 Sr is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet is vereist dat verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle deelnemers van de organisatie. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Dat betekent dat er nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. 2.2.2.).
Ennetcom-dataDe rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr allereerst van belang dat het samenwerkingsverband in elk geval in de periode van 1 maart 2014 tot en met 19 april 2016 gebruik maakte van PGP-telefoons. PGP-telefoons worden gebruikt om versleutelde of gecrypte berichten te versturen, in voornoemde periode veelal via de providers Ennetcom en PGP-Safe.
Op 19 april 2016 is de server van Ennetcom door overheidsdiensten uit de lucht gehaald. Uit een eerdere steekproef van onderschepte Ennetcom-data is gebleken dat zo’n 75 procent van de berichten aan criminaliteit te relateren is. Het gebruik van deze afgeschermde vorm van communicatie draagt daarom naar het oordeel van de rechtbank bij aan het vermoeden dat sprake was van een crimineel oogmerk bij het samenwerkingsverband.
Naast het gebruik van afgeschermde communicatiemiddelen, is uit onderzoek van Ennetcom-data gebleken dat er in de onderlinge communicatie via de PGP-telefoons gebruik is gemaakt van schuilnamen/aliassen, zoals hiervoor onder het kopje ‘
4.5.1. Identificatie van de verdachten’ al is besproken. In de in beslag genomen PGP-telefoon [54] van [medeverdachte 2] , die hij had ontvangen van [medeverdachte 1] , is een contactlijst aangetroffen met de namen ‘Aart’, ‘Ernie’, ‘ [naam 40] ’, ‘ [naam 31] ’, ‘ [naam 42] ’, ‘Tommy’, ‘Pino’ en ‘ [naam 43] ’ én de bijbehorende PGP-mailadressen. Tijdens het onderzoek door de politie zijn een aantal PGP-mailadressen gekoppeld aan de bijbehorende gebruikers. [55] Uit de onderzochte Ennetcom-data zijn voorts de schuilnamen/aliassen ‘ [naam 28] ’, ‘ [naam 1] ’, ‘ [naam 36] ’, ‘ [naam 33] ’, ‘ [naam 41] ’, ‘ [naam 40] ’ en ‘ [naam 42] ’ naar voren gekomen. Door het gebruik van deze namen werden de leden van de organisatie nog meer afgeschermd. De schuilnamen/aliassen zijn gedurende de onderzoeksperiode in een aantal gevallen (meermalen) gewijzigd. Dit blijkt onder andere uit het e-mailbericht van 27 augustus 2015 van ‘meneer Aart’ met als onderwerp
“nieuwe namen”. [56] Uit dit bericht blijkt dat het samenwerkingsverband al vóór augustus 2015 met elkaar samenwerkte via schuilnamen/aliassen. [57] Hiervoor is steun te vinden in het bericht van 8 augustus 2015, waarin onder meer uiteen wordt gezet dat het samenwerkingsverband in augustus 2013 is begonnen met [medeverdachte 1] . [58]
Uit de aard van de onderlinge communicatie en berichtgeving volgt naar het oordeel van de rechtbank verder dat er binnen de groep van deelnemers sprake was van regels, een rolverdeling en een zekere vorm van hiërarchie. Daarbij werd de leiding van de organisatie gevormd door ‘Aart’ ( [medeverdachte 1] ), ‘Pino’ ( [medeverdachte 4] ) en ‘Tommie’ ( [medeverdachte 3] ), waarbij ‘Aart’ de uiteindelijke beslissingen nam, de meeste opdrachten aan anderen gaf en belangrijke zaken besprak met ‘Pino’ en ‘Tommie’. Daarnaast zijn vier categorieën deelnemers te onderscheiden, te weten:
De
assistenten,die hand- en spandiensten verrichten. De werkzaamheden variëren van het verdelen van geld tot het daadwerkelijk lossen van de vracht;
De
typers, die de mailboxen en in sommige gevallen ook de bankrekeningen beheren van één of meerdere bedrijven;
De
transporttak-deelnemers, die het vervoer van de ladingen verzorgen vanuit de haven naar de loodsen waar de ladingen worden gelost, waarbij zij tijdens dat vervoer contact hebben met de leiding van het [bedrijf 5] .
De
storters, die contant geld aannemen en in opdracht afstorten op bankrekeningen, die gekoppeld zijn aan malafide bedrijven, in beheer bij het [bedrijf 5] . De storters ontvangen het contante geld van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] . [59]
In beslag genomen bedrijfsadministratieNaar het oordeel van de rechtbank worden de bevindingen uit de Ennetcom-data ondersteund door de bij de verschillende doorzoekingen in beslag genomen (bedrijfs-) administratie. Vast staat dat door het [bedrijf 5] meerdere fruitbedrijven zijn opgericht. [60] Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] is een krat met prepaid telefoons aangetroffen. Deze telefoons waren voorzien van coderingen. Deze coderingen zijn eveneens aangetroffen in aantekeningen op de bij [medeverdachte 1] in beslag genomen computer en USB-sticks. Dezelfde coderingen van de fruitbedrijven zijn verder aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] aan [adres 2] te Amsterdam. [61] De gebruikte coderingsmethodiek komt vaak terug in de onderlinge communicatie tussen de verschillende deelnemers van het [bedrijf 5] via Ennetcom.
Bij de oprichting van de fruitbedrijven is door het [bedrijf 5] gebruik gemaakt van katvangers. Deze katvangers lijken verder niet betrokken te zijn geweest bij de (illegale) activiteiten van de betrokken fruitbedrijven. De naam van deze katvangers werd door het [bedrijf 5] wel gebruikt bij de ondertekening van de e-mailberichten. [62] Tot slot volgt uit de Ennetcom-data dat er binnen de organisatie afspraken zijn gemaakt over de frequentie waarop de e-mail van de fruitbedrijven werd gecontroleerd. [63] Dit alles geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een gestructureerde, georganiseerde en professionele werkwijze binnen het [bedrijf 5] .
Verhoren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 12]
Het bestaan van een ‘organisatie’ en de uitgebreide interne afspraken over de werkwijze van deze organisatie blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Hij verklaart voor [medeverdachte 1] te werken. Verder verklaart hij contact te hebben gehad met ‘Ernie’. Dit contact verliep via een één-op-één-telefoon, die hij eind 2015/begin 2016 had ontvangen van [medeverdachte 1] , met de in die telefoons voorgeprogrammeerde contacten, te weten: ‘Aart’, ‘Ernie’, ‘Tommy’ en ‘ [naam 31] ’. In eerste instantie had [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] in een plastic tas ongeveer twaalf setjes ontvangen, bestaande uit een bankpas, een telefoon en een bijbehorende code, alsmede een overzicht van de bedrijven die bij de desbetreffende codes hoorden. [medeverdachte 2] verklaart dat hij diverse malen contante geldstortingen heeft verricht op bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven. Via de telefoon werd door ‘Ernie’ een afspraak met [medeverdachte 2] gemaakt voor een ontmoeting. Tijdens die ontmoetingen hoorde hij van ‘Ernie’ welke geldbedragen voor welke bedrijven gestort moesten worden. Hij kreeg vervolgens de geldbedragen van ‘Ernie’, variërend tussen de € 10.000,-- en
€ 50.000,-- euro, telkens in enveloppes waarop de naam van het bedrijf stond en de rekening waarop gestort moest worden. De te storten bedragen waren soms hoger dan het toegestane maximum waardoor [medeverdachte 2] langs verschillende bankautomaten moest gaan. In 2016 heeft hij ook van ‘Tommy’ twee- of driemaal geld ontvangen dat vervolgens door hem op een ING-rekening van één van de gecodeerde bedrijven is gestort. De stortingen werden door [medeverdachte 2] bij een geldautomaat gedaan en uitgevoerd met bankpassen en de TAN-codes die hij ontving op de telefoons, die hij van [medeverdachte 1] had ontvangen. [64]
Voorts verklaart [medeverdachte 12] (hierna: [medeverdachte 12] ) over het bestaan van de organisatie. Uit de door hem afgelegde verklaring volgt dat hij € 500,-- per week ontving voor zijn werkzaamheden en dat hij van de organisatie een genoegdoening wenste te ontvangen voor het feit dat hij had vastgezeten. [65] [medeverdachte 12] bevestigt verder de in de Ennetcom-berichten uiteengezette afspraken over het bijhouden van de e-mail van de fruitbedrijven. Op 4 juni 2020 verklaart hij immers dat het zijn taak was om de e-mail in de gaten te houden en dat hij vervolgens letterlijk doorkreeg van andere deelnemers van de organisatie wat hij terug moest sturen. [66]
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat gesproken kan worden van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, met het oogmerk het plegen van misdrijven, en daarmee van ‘een organisatie’, zoals bedoeld in artikel 140 Sr respectievelijk 11b OW.
II. Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de belangrijkste bestaansgrond van de organisatie is (vgl. HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Oogmerk op Opiumwet misdrijvenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van een criminele organisatie die (onder andere) tot oogmerk heeft het binnen het Nederlands grondgebied brengen, afleveren én aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Zoals onder het kopje ‘organisatie’ al is uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van een gestructureerde samenwerking met een duurzaam karakter. De duurzaamheid blijkt onder andere uit het feit dat de organisatie al in 2013 lijkt te zijn opgericht en zeker heeft bestaan tot en met 2019. Het gestructureerde karakter van de samenwerking volgt uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden. De leden van het [bedrijf 5] zijn onderverdeeld in typers, storters, assistenten en transporteurs. Iedere groep verricht zijn of haar eigen taken en houdt zich bezig met zijn of haar eigen activiteiten. Deze taken en activiteiten worden binnen de organisatie door de leden onderling op elkaar afgestemd, met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel van de organisatie, te weten het plegen van Opiumwetmisdrijven. De verrichte activiteiten vinden bovendien planmatig en stelselmatig plaats. De rechtbank overweegt hierover aanvullend het navolgende.
Gecodeerde (fruit)bedrijvenTijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] (in het kader van het opsporingsonderzoek 26Ephraim) zijn onder meer bankpassen en diverse documenten met aantekeningen aangetroffen, waarin zowel de namen en codes van bedrijven alsook de inlogcodes van de bankrekeningen van de desbetreffende bedrijven vermeld stonden.
Ook zijn in de woning van [medeverdachte 2] in een krat diverse telefoons voorzien van een sticker met een code aangetroffen. Vastgesteld is dat de op de stickers vermelde code overeenkomt met de code van het desbetreffende (gecodeerde) bedrijf.
Deze telefoons werden uitsluitend gebruikt voor het ontvangen van TAN-codes, die benodigd waren om digitaal financiële transacties (overboekingen) uit te voeren.
Voorts is tijdens de doorzoeking in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] onder meer een USB-stick aangetroffen die import- en exportgegevens, betalingen, codes en bedrijfsnamen bevatte van diezelfde bedrijven als de bedrijven waarvan de codes en bedrijfsnamen vermeld staan in de documenten met aantekeningen die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 2] . [67]
De criminele organisatie heeft gedurende de onderzoeksperiode (januari 2014 tot en met december 2019) gebruik gemaakt van minimaal 52 gecodeerde bedrijven die veelal gerelateerd zijn aan de import van fruit. De gecodeerde bedrijven werden formeel vertegenwoordigd door binnen- en buitenlandse katvangers, maar feitelijk beheerd door leden van het [bedrijf 5] , zijnde de zogenaamde ‘typers’. Zij hadden toegang tot de mailbox en de bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven en stonden in nauw contact met de leiding van het [bedrijf 5] . De ‘typers’ onderhielden (voornamelijk) via de mail onder meer contacten met opdrachtgevers, buitenlandse leveranciers, expediteurs, transportbedrijven en opkopers van fruit.
De rechtbank stelt verder vast dat van de onderzochte gecodeerde bedrijven geen reguliere bedrijfsadministratie is aangetroffen, waarin een duidelijk overzicht van de kosten en baten van deze bedrijven is opgenomen. De administratie die wel is aangetroffen is fragmentarisch en in ieder geval niet bedoeld om externe audits te faciliteren. Het aan deze administratie verrichte onderzoek biedt wel inzicht in de kosten- en batenstructuur van de import van een lading verdovende middelen. [68] Daaruit volgt dat sprake is van extra kosten. Deze kosten zijn enkel te verklaren wanneer de administratie bekeken wordt in het licht van een kosten-batenanalyse van de import van een hoeveelheid verdovende middelen.
In dit verband kent de rechtbank bewijskracht toe aan de omstandigheid dat verschillende partijen fruit van de betrokken bedrijven na aankomst in de haven van Antwerpen niet zijn opgehaald of zelfs zijn vernietigd. [69] Daarnaast draagt ook het uitgebreide overzicht van een heimelijke codering bij aan het bewijs dat de bedrijven enkel ten doel hadden ten dienste te staan van de invoer van verdovende middelen. [70] Tot slot overweegt de rechtbank dat uit eerdere Belgische onderzoeken en onderzoeken van verschillende bedrijven blijkt dat ook daadwerkelijk partijen cocaïne zijn onderschept in ladingen van bedrijven die zijn genoemd in de gevonden administratie van bedrijven bij [medeverdachte 1] .
De rechtbank zal haar oordeel dat de organisatie het oogmerk had op Opiumwetmisdrijven nader onderbouwen door de handelswijze van de organisatie ten aanzien van vier van de door de organisatie opgerichte bedrijven te bespreken. Drie van de vier bedrijven komen met bijbehorende bankrekeningen, inlogcodes van e-mailaccounts en contactgegevens van katvangers, voor op de USB-stick die is aangetroffen in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] tijdens de doorzoeking in het kader van het onderzoek 26Ephraim. [71] Over het vierde bedrijf, te weten [bedrijf 11] , heeft [medeverdachte 2] verklaard dat dit bedrijf nog maar net was opgericht. [72] De bedrijven hebben verder gemeen dat ze in de administratie van het [bedrijf 5] met codes (BE3, D1, BF en H5) zijn aangeduid en er met deze codes corresponderende prepaid telefoons zijn aangetroffen bij [medeverdachte 2] . Daarnaast is gebleken dat de personen die zijn opgevoerd als directeur katvanger waren. Op de bankrekeningen van deze gecodeerde bedrijven werd voornamelijk contant geld gestort, dat vervolgens werd gebruikt voor de inkoop van fruit (als deklading voor verdovende middelen) uit Zuid- of Midden-Amerika en voor de betalingen van borgsommen aan transporteurs, expediteurs en verhuurbedrijven. [73]

1.[bedrijf 12]

In de periode van 20 mei 2017 tot en met 10 december 2017 hebben bij [bedrijf 12] (BE3) dertien transporten plaatsgevonden, bestaande uit negentien containers met ananassen, vanuit Costa Rica naar Antwerpen. Het Belgische bedrijf [bedrijf 4] is verantwoordelijk voor de transporten en verzorgt de douaneformaliteiten. Uit onderzoek blijkt dat elk transport in die periode verliesgevend is geweest. Met een omzet van € 59.686,--, afgezet tegen de kosten van € 250.138,--, leed [bedrijf 12] een totaalverlies van € 190.452,--. [74] Dat de fruittransporten slechts bijzaak waren, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
In juni 2017 zijn drie containers vervoerd van Costa Rica naar Antwerpen. Deze containers werden op 18 juni 2017 in de haven van Antwerpen verwacht. Meerdere pallets met geïmporteerde goederen van de zogenaamde transporten 3 en 9 zijn vervolgens nooit verkocht. [75] Daarnaast zijn op 14 november 2017 in een lading ananassen (container SUDU5196575) 150 pakketten cocaïne aangetroffen met een totaalgewicht van 1.498 kilogram (onderzoek Abrusco & Sporaden). Uit de aangetroffen documenten bleek dat de lading bestemd was voor het bedrijf ‘ [bedrijf 12] ’. [76]

2.[bedrijf 13] BVDe bankrekening van [bedrijf 13] BV werd in 2015 en 2016 (nagenoeg) alleen gevoed door contante stortingen en in 2017 en 2018 door verkopen aan [bedrijf 14] BV. Het is opvallend dat deze twee bedrijven, die ogenschijnlijk niet aan elkaar gelieerd zijn, op deze manier handelen. In totaal ontvangt [bedrijf 13] BV € 127.928,-- van [bedrijf 14] BV in verband met facturen afkomstig van [bedrijf 15] . Op de bankrekening is niet te zien dat het voor [bedrijf 15] bestemde geld is overgemaakt aan [bedrijf 15] BV, of een andere daaraan gelieerde onderneming.Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat uit de e-mailbox van [bedrijf 13] BV en de Ennetcom-data volgt dat [bedrijf 13] BV gebruikt is door het [bedrijf 5] met het doel om verdovende middelen te importeren, waarbij fruit, vis of andere levensmiddelen werden gebruikt als deklading. In de Ennetcom-data is te lezen dat [medeverdachte 9] ( [naam 31] ) en [medeverdachte 13] ( [naam 36] ) op 16 april 2016 met elkaar communiceren over de opslag van 17 containers met daarin ongeveer 9.000 zakken.Tussen 17 en 19 april 2016 wordt door leden van het [bedrijf 5] veelvuldig met elkaar, via PGP-telefoons, gecommuniceerd. [medeverdachte 13] en [medeverdachte 3] communiceren over het regelen van mensen en gemaakte kosten. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 13] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , communiceren over het feit dat enkel een persoon die wordt aangeduid met ‘aap’de container losknipt. [naam 51] en [medeverdachte 3] communiceren met elkaar dat er sporttassen uit zouden kunnen vallen. In deze sporttassen zitten vermoedelijk verdovende middelen.

3.[bedrijf 16] BV

[bedrijf 16] BV is op 5 januari 2017 opgericht met als handelsomschrijving
“groothandel in groente en fruit/goederenvervoer over de weg”.Op 16 mei 2018 is het bedrijf weer uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel, omdat er geen baten meer aanwezig waren. [80] De bankrekening, met openingsdatum 17 januari 2017, heeft nog geen anderhalf jaar bestaan. Op de bankrekening van [bedrijf 16] hebben tussen 17 februari 2017 en 6 november 2017, 16 contante stortingen plaatsgevonden. In totaal gaat het daarbij om een bedrag van
€ 128.350,--. De herkomst van dit geld is niet te herleiden. [81] Uit mailverkeer blijkt dat [bedrijf 16] bananen importeert uit Colombia. In opdracht van [bedrijf 16] hebben tussen 5 januari 2017 en 16 mei 2018 zes leveringen plaatsgevonden van in totaal negen containers. Bij elke levering blijkt er iets mis te zijn met een container en wordt de container laat vrijgegeven en/of laat opgehaald uit de haven van Antwerpen. In één geval laat [bedrijf 16] circa zes weken lang niets van zich horen, terwijl een container met (rottende) bananen in de haven van Antwerpen staat. Er wordt door [bedrijf 16] op elke container fors verlies geleden. [82] Uit het mailverkeer van [bedrijf 16] blijkt dat op 1 februari 2018 wordt gecommuniceerd over een container met nummer MNBU3409125, omdat de container niet tegelijk met de andere bestelde container (MNBU3767453) is aangekomen in de haven van Antwerpen. Er wordt gesproken over de
“gestolen”container met nummer MNBU3409125. [83] Tijdens de doorzoeking van 11 december 2019 in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] en de woning van [medeverdachte 14] , zijn transportdocumenten aangetroffen van deze container. Daarbij zijn ook de douanevervoer- en begeleidingsdocumenten aangetroffen. [84] Voorts is onderzoek verricht naar drie audiobestanden die betrekking blijken te hebben op de vermiste container. Deze audiobestanden zijn aangetroffen op een USB-stick [85] in de verblijfplaats van [medeverdachte 1] en op een iPhone [86] en computer [87] in de woning van [medeverdachte 14] . [88]

4.[bedrijf 11] BV

[bedrijf 11] BV is op 30 januari 2018 opgericht en heeft als handelsomschrijving
“Groothandel in landbouwmachines, werktuigen en tractoren”. Het bedrijf heeft geen website en wordt aangeduid met de code D1. [naam 52] staat als bestuurder ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Op 24 oktober 2019 is [naam 52] gehoord en verklaart hij onder andere dat hij het bedrijf [bedrijf 11] BV niet kent en dat hij hier ook nog nooit van heeft gehoord. Tijdens het doorzoeken van de woning van [medeverdachte 2] op 22 maart 2018 werd een bankpas ten name van [bedrijf 11] BV aangetroffen en € 30.000,-- aan contant geld. [medeverdachte 2] verklaarde het geld en de bankpas van [medeverdachte 1] te hebben ontvangen, met daarbij de opdracht het geld op de rekening van [bedrijf 11] BV te storten.
Onderzoek naar de bankrekening van [bedrijf 11] BV wijst uit dat de rekening wordt gevoed door contante stortingen. Ook blijkt [bedrijf 11] zaken te doen met [bedrijf 1] . Dat is een bedrijf uit Costa Rica dat zich bezig houdt met de export van fruit. Het feit dat [bedrijf 11] BV zaken doet met [bedrijf 1] levert niet alleen een branchevreemde transactie op – [bedrijf 11] BV is een groothandel in landbouwmachines – maar daarnaast was [bedrijf 1] de leverende partij van de container, waarin op 14 november 2017 1.498 kilogram cocaïne werd aangetroffen tussen het fruit (zie hierboven onder ‘ [bedrijf 12] ’). In de administratie van [bedrijf 11] BV zijn voorts geen inkomsten opgenomen uit de verkoop van fruit. [89]
De rechtbank is van oordeel dat uit het voren overwogene blijkt dat al deze bedrijven door het [bedrijf 5] zijn opgericht met het doel het binnen Nederlands grondgebied brengen van hoeveelheden verdovende middelen. De import van fruit was slechts van - hooguit - onderschikt belang.
Onderschepte partijen verdovende middelen in Belgische onderzoekenVoor de bewijsvoering van het bestanddeel ‘oogmerk’ kan ook betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd. De rechtbank betrekt daarom in haar oordeel de hierna beschreven Belgische onderzoeken ‘Westlab’ en ‘Salt’.
1. Onderzoek Westlab [90]
In een door [bedrijf 17] BV geïmporteerde container met nummer FSCU7711946, is bij controle op 15 april 2016 in Zuid-Afrika 385 kilogram heroïne aangetroffen, verstopt tussen tegels in houten kratten.
Uit onderzoek blijkt dat [bedrijf 18] BV eind 2015 eenmalig 21 paletten met in totaal 1.664 blikken ananas van Citrocal invoerde via de Antwerpse haven. Van deze ingevoerde hoeveelheid ananas in blik bleken er bij de doorzoeking op 14 september 2017 zes paletten te ontbreken.
Tot slot is gebleken dat [bedrijf 18] BV in 2016 twee keer bevroren fruitpulp invoerde vanuit Colombia. De in augustus 2016 ingevoerde fruitpulp werd opgehaald door [bedrijf 19] BV, opgericht op 7 januari 2015 met [medeverdachte 13] als bestuurder. [medeverdachte 13] was zelf ook chauffeur van dit transport op 13 september 2016. De eind 2016 ingevoerde fruitpulp werd niet opgehaald, maar werd na zeven maanden stalling vernietigd op verzoek van [bedrijf 18] BV, bij gebrek aan een koper. De lading vertegenwoordigde een waarde van tienduizenden euro’s. Voorts bleken de in een loods aangetroffen restanten te zijn geïmporteerd door [bedrijf 17] BV of [bedrijf 18] BV. [91] Deze twee bedrijven komen voor in de aantekeningen die zijn aangetroffen bij [medeverdachte 2] . [92] [medeverdachte 13] is in dit onderzoek aangemerkt als lid van de criminele organisatie en veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en een geldboete van € 40.000,--. [93]

2.Onderzoek Salt

Door de Belgische autoriteiten is in januari 2017 een partij van 675 kilogram cocaïne onderschept in de haven van Antwerpen. De cocaïne zat verstopt onder een deklading zout. Uit het onderzoek is gebleken dat de container met cocaïne werd opgehaald door [bedrijf 20] . [naam 53] , bestuurder van [bedrijf 20] , heeft dit bedrijf opgericht in opdracht van [medeverdachte 13] . [naam 53] fungeerde slechts als katvanger. [94] De rechtbank stelt vast dat bij de oprichting van [bedrijf 20] dezelfde werkwijze is terug te zien als bij de oprichting van de andere bedrijven die in beheer zijn van het [bedrijf 5] : een persoon wordt vanuit de organisatie benaderd, moet een bedrijf oprichten, een bankrekening openen, een e-mailaccount aanmaken en inlogcodes afstaan. Ook in dit onderzoek was [medeverdachte 13] als lid van het [bedrijf 5] indirect betrokken bij de import van de verdovende middelen.
Versluierd taalgebruikIn de Ennetcom-berichten wordt onder meer gesproken over
“+ transporten” en “
c+”. Deze termen komen eveneens terug in de in beslag genomen aantekeningen. Typers krijgen een bonus bij een
“+ transport”. Verder stijgen de kosten bij een dergelijk transport. [95] Ook wordt bij deze transporten een extra typer geregeld. Deze extra typer moet voorkomen dat e-mails onnodig lang onbeantwoord blijven. [96] Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij
“+ transporten” en “
c+” – in versluierd taalgebruik – wordt gesproken over transporten waarbij naast de deklading ook verdovende middelen worden ingevoerd.
Er wordt, zoals hierboven reeds beschreven, tussen 17 en 19 april 2016 door onder meer [medeverdachte 4] , [medeverdachte 13] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gecommuniceerd over het feit dat enkel de ‘aap’ de container losknipt. Daarnaast communiceren [naam 51] en [medeverdachte 3] naar elkaar dat er sporttassen uit kunnen vallen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit dan ook alleen maar gaan om sporttassen met verdovende middelen.
Tot slot wordt in Ennetcom-berichten gesproken over 169 stukken dan wel blokken die uit de wand of bodem van een geprepareerde container zijn gehaald. Deze container is vanuit de haven van Antwerpen naar een loods vervoerd, terwijl de container eigenlijk voor controle naar de scan bij de douane moest. Nadat de 169 blokken uit de container zijn gehaald, wordt de container door een lasser gerepareerd. [97] De rechtbank is van oordeel dat het gezien de context van dit onderzoek niet anders kan dan dat met deze 169 stukken/blokken, stukken/blokken cocaïne worden bedoeld. Dit oordeel wordt ondersteund door het Ennetcom-bericht van Pino aan Koekiemonster op 6 augustus 2015.
“Prijzen van die rommel is ook 26 a 27. Je kan ook stukken krijgen he”. [98] De rechtbank merkt op dat haar ambtshalve bekend is dat de kiloprijs van cocaïne rond de € 26.000,-- ligt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, alles in samenhang bezien, niet anders zijn dan dat met deze getallen de kiloprijs van cocaïne wordt aangeduid.
Oogmerk op witwassenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de aanwezige bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is van een criminele organisatie die (onder andere) witwassen tot oogmerk heeft. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van de gecodeerde bedrijven en het versluierd taalgebruik én overweegt aanvullend het volgende.
Contante geldstromen
In de periode van 25 augustus 2014 tot en met 24 augustus 2018 hebben in totaal
€ 5.590.005,20 aan contante stortingen plaatsgevonden en in totaal € 913.047,-- aan contante opnamen. [99]
Op de bankrekeningen van de gecodeerde bedrijven werd voornamelijk contant geld gestort, dat werd gebruikt voor de inkoop van fruit uit Zuid- of Midden-Amerika (als deklading voor de te smokkelen verdovende middelen) en voor de betalingen van borgsommen aan transporteurs, expediteurs en verhuurbedrijven. [100]
Verder blijkt dat de contante gelden nagenoeg de enige bron van inkomsten zijn van deze bedrijven. Uit de analyse van de geldstromen die te relateren zijn aan de (fictieve) onderneming “ [bedrijf 12] ” blijkt bijvoorbeeld dat deze alleen maar verlies draait op in- en verkopen van fruit.
Het oogmerk op witwassen blijkt voorts uit de volgende financiële transacties, waarbij de contante opnamen worden gebruikt voor de betaling van de kosten en vergoedingen aan leden van de criminele organisatie:
 Op 24 augustus 2015 krijgt [medeverdachte 10] van haar vader [medeverdachte 9] de opdracht om € 5.000,-- aan ‘ [naam 36] ’ ( [medeverdachte 13] ) te geven. Dit bedrag had zij eerder in Bergen op Zoom opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 21] BV, en;
 Op 19 en 20 april 2016 werd in totaal € 11.000,-- opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 15] International BV. Uit de berichten blijkt dat dit bedrag grotendeels of geheel bestemd was voor [medeverdachte 9] en [naam 54] [101] , en;
 Op 30 december 2016 is [medeverdachte 15] onder meer naar Etten-Leur gereden. Daar werd in totaal € 5.000,-- van de rekening van [bedrijf 22] BV opgenomen, en;
 Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte 15] daarna ‘iets’, vermoedelijk een envelop met geld, aan een vrouwelijk persoon heeft afgegeven. [102]
Voorts volgt uit de inhoud van de Ennetcom-berichten dat op 19 april 2016 een gesprek plaatsvindt tussen “Koekiemonster’( [medeverdachte 9] ) en ‘Elmo’ ( [medeverdachte 12] ) waarin door ‘Koekiemonster’ tegen ‘Elmo’ wordt gezegd: “
Dan gaan we voor witwassen”, waarop ‘Elmo ’reageert met: “
Ah ok.” [103]
Het oogmerk op witwassen kan eveneens worden afgeleid uit het feit dat de opbrengsten van [bedrijf 13] BV werden verdeeld onder de leden van de organisatie. [medeverdachte 9] en
[medeverdachte 10] hebben het via Ennetcom over het opnemen en storten van geld op bankrekeningen van bedrijven en het afgeven van opgenomen gelden aan [medeverdachte 13] in België. Verder blijkt uit berichten dat [medeverdachte 3] contant geld komt brengen, waarna het totaalbedrag van € 6.500,--, nadat [medeverdachte 10] een deel van het opgenomen geld eraan toegevoegd heeft, op de bankrekeningen van [bedrijf 13] gestort moet worden.
Op grond van het voorgaande zijn naar het oordeel van de rechtbank meerdere zogenoemde witwastypologieën van toepassing, op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de criminele organisatie witwassen tot oogmerk had. Grote contante geldbedragen in grote coupures worden steeds met gebruikmaking van dezelfde modus operandi in kleinere delen gestort op de bankrekening van één van de voornoemde 52 gecodeerde bedrijven. Ook vinden de contante geldstortingen steeds plaats tot een bedrag van maximaal € 15.000,--, waarmee wordt voorkomen dat een melding bij de FIU plaatsvindt. Het geld wordt gestort bij geldstortautomaten, waardoor wordt voorkomen dat de storter zich in een bankfiliaal moet legitimeren. Het vervoeren van dergelijke hoeveelheden contant geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld.
Naar het oordeel van de rechtbank duiden de contante geldstortingen onmiskenbaar op inkomsten uit de invoer van cocaïne en/of de met het oog daarop noodzakelijke (faciliterende) handelingen, zoals het kopen van dekladingen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de hiervoor beschreven gedragingen en handelingen van de leden van de criminele organisatie naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) erop gericht zijn geweest om de criminele herkomst van de geldbedragen te verbergen/verhullen en deze geldbedragen (met haar criminele herkomst) te verwerven, voorhanden te hebben, om te zetten en over te dragen.
III. Opzettelijke deelneming
Om van deelneming te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoorde en dat hij een aandeel had in – of ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het
opzetvan verdachte besloten. Verdachte moet dus opzettelijk hebben deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dat betekent dat hij in zijn algemeenheid moet hebben geweten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogde. Niet is vereist dat het opzet van verdachte zelf was gericht op het plegen van misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Voor een bewezenverklaring is evenmin vereist dat verdachte heeft geweten van alle soorten misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie was gericht (vgl. HR 5 september 2006, NJ 2007, 336, r.o. 7.3).
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1 (Artikel 11b Opiumwet)
Zoals hiervoor onder paragraaf 4.5.1 reeds door de rechtbank is overwogen kan worden vastgesteld dat ‘ [naam 1] ’ de door verdachte gebruikte bijnaam is in de onderlinge Ennetcom-communicatie.
Uit de inhoud van de hiervoor onder paragraaf 4.5.1.weergegeven Ennetcom-berichten [104] blijkt dat verdachte bij [bedrijf 4] diverse werkzaamheden heeft uitgevoerd voor het samenwerkingsverband, die noodzakelijk en cruciaal waren met het oog op het veiligstellen van in de haven van Antwerpen aangekomen containers die vermoedelijk cocaïne bevatten.
Verdachte heeft daartoe diverse handelingen verricht die gericht waren op het tijdelijk vrijgeven van de desbetreffende container(s) om ervoor te zorgen dat de daarin verborgen verdovende middelen tijdig kon worden uitgehaald, voordat de container eventueel door de scan en/of fysiek gecontroleerd zou worden. Verdachte heeft met het oog daarop essentiële informatie verschaft aan andere deelnemers van het [bedrijf 5] , zoals het verstrekken van gegevens over de “Kaai, sluitingstijden, pin en status sc/fy” van de container.
Daarnaast blijkt dat verdachte ook zicht had op partijen fruit die niet afgehaald waren en dat hij daarover via Ennetcom communiceerde met [medeverdachte 1] , gelet op het Ennetcom-bericht van 11 september 2015 te 11.51 uur van ‘ [naam 1] ’ aan ‘ [naam 12] ’, waarin ‘ [naam 1] ’ aan ‘ [naam 12] ’ bericht dat er van [bedrijf 22] (één van de gecodeerde bedrijven van de organisatie) nog 26 pallets in het magazijn staan, dat vernietigen ongeveer 3.300 kost en dat er complete silence vanuit [bedrijf 22] is. [105]
In de berichtenwisseling via Ennetcom op 11 september 2015 tussen ‘ [naam 33] ’
( [medeverdachte 11] ) en ‘Koekiemonster’ ( [medeverdachte 9] ) wordt bovendien de naam “ [verdachte] ” door ‘ [naam 33] ’ genoemd als verzender van een mail.
[medeverdachte 11] heeft tegenover de politie onder meer verklaard dat hij e-mailberichten heeft beantwoord in naam van een aantal rechtspersonen. [106]
De inhoud van de weergegeven Ennetcom-berichten vindt naar het oordeel van de rechtbank onder meer steun in de door verdachte verzonden e-mail van 13 augustus 2015 om11.25 uur aan “ [naam 55] ” [107] en de door verdachte verzonden e-mail van 10 september 2015 te 16.32 uur aan [mailadres 4] . [108]
De rechtbank acht voor het bewijs verder redengevend dat verdachte heeft verklaard [medeverdachte 1] te kennen als een zakelijk contact. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij vermoed dat hijzelf wordt bedoeld, indien in de Ennetcom-berichten wordt gesproken over “ [naam 50] ”. [109]
Uit de aan ‘ [naam 1] ’ in voornoemde Ennetcom-berichten verstrekte informatie en/of aan hem gestelde vragen in samenhang bezien met de daarop door ‘ [naam 1] ’ gegeven antwoorden leidt de rechtbank voorts af dat verdachte op de hoogte was van de specifieke werkwijze van het samenwerkingsverband, gelet op onder meer de in de Ennetcom-berichte gebruikte codenamen zoals “V1”, “Q1” en “Q2”, die te relateren zijn aan de door het [bedrijf 5] gebruikte codenamen voor de fruitbedrijven. Ook wordt in de Ennetcom-berichten door verdachte gesproken over “+containers”. Hieruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de containers die met het oog op de daarin verborgen cocaïne een speciale voorkeursbehandeling nodig hadden.
De rechtbank acht het in dit verband ook opvallend dat verdachte de contacten via Ennetcom uitsluitend onderhield met [medeverdachte 1] , één van de drie leiders van het [bedrijf 5] .
De rechtbank is op grond van de (versluierde) inhoud van de Ennetcom-berichten en de inhoud van de e-mailberichten van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat deze betrekking hebben gehad op de invoer van verdovende middelen.
Op grond van het voorgaande is verder voldoende komen vast te staan dat verdachte de personen uit de hierboven weergegeven Ennetcom-communicatie kende en dat hij bekend was met de door hen gebruikte schuilnamen/bijnamen.
Uit de gebruikte schuilnamen en de inhoud van de Ennetcom-berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een zekere structuur binnen het criminele samenwerkingsverband, waarbij verdachte wist wat er gedaan moest worden gedaan en wat er van hem en anderen verwacht werd.
Op grond van al het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte een aandeel had in – en ondersteuning gaf aan – gedragingen die strekten tot óf rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het plegen van Opiumwetmisdrijven, zodat hij heeft deelgenomen aan de organisatie. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast van zodanige aard dat daarin naar het oordeel van de rechtbank op de deelneming aan de criminele organisatie ligt besloten.
Feit 2 (Artikel 140 Sr)Naar het oordeel van de rechtbank is in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte op enige wijze betrokken is bij het oogmerk van de criminele organisatie tot het witwassen van gelden met een criminele herkomst, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
IV. Conclusie
Uit het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een organisatie die het plegen van Opiumwetmisdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid, van de OW, tot oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft met zijn gedragingen een essentieel en voor de organisatie onmisbaar aandeel vervuld in de verwezenlijking van de oogmerken van de organisatie.
V. Periode
Gelet op het voorgaande en de inhoud van de overige bewijsmiddelen zal de rechtbank in de bewezenverklaring de pleegperiode voor wat betreft de deelneming van verdachte aan de criminele organisatie met tot oogmerk het plegen van Opiumwetmisdrijven, vaststellen op de periode van 25 juli 2015 tot en met 20 april 2019. De rechtbank zal verdachte voor de overige periode vrijspreken.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 25 juli 2015 tot en met 20 april 2019 te
Antwerpen, althans (elders) in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd
gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en),
behoorden,
welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
artikel 10, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid, te weten
-
- het (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van
één of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
- het (telkens) afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne,
in elk geval (telkens) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
- het (telkens) voorbereiden en/of bevorderen van feiten als bedoeld in
artikel 2 juncto artikel 10 vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 Sr en in de artikelen 10 en 11b van de OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet (artikel 11b Opiumwet).

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
Het Openbaar ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat in het geval van een bewezenverklaring.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft met meerdere medeverdachten deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van Opiumwetmisdrijven.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld, omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij veel (financieel) nadeel. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt niet alleen bepaald door de organisatiegraad en (de mate van) het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde, maar ook door de aard en ernst van de misdrijven die worden beoogd. Het misdrijf dat in de onderhavige zaak aan de orde is, geldt als een ernstig misdrijf.
De criminele organisatie waartoe verdachte behoort heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale, wereldwijde drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank acht verdachte dan ook medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
De rechtbank neemt ook in overweging dat sprake was van een groots opgezette organisatie, waarin een groot aantal fictieve bedrijven zijn opricht om een schijnbaar legale vorm van import van onder andere fruit op te zetten, en dat sprake was van vele deelnemers om taken uit te voeren.
Het is verder algemeen bekend dat dit soort feiten veel geld opleveren voor de personen die betrokken zijn in de lijn van invoer tot aan de uiteindelijke verkoop. Verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles bijgedragen en de rechtbank neemt dit verdachte dan ook kwalijk.
De deelnemers van de criminele organisatie hadden elk een eigen rol met bijbehorende verantwoordelijkheden. Verdachte is als deelnemer van de criminele organisatie actief betrokken geweest bij het faciliteren van het logistieke proces bij de invoer van de verdovende middelen. Bij dit alles is nadrukkelijk naar voren gekomen dat verdachte zijn activiteiten wilde afschermen, door gebruik te maken van een PGP-telefoon.
Verdachte heeft met de ten aanzien van hem bewezen verklaarde gedragingen gedurende een lange periode een essentiële, centrale en voor de organisatie onmisbare rol vervuld waarbij hij op uiterst corrumperende wijze te werk is gegaan binnen het bedrijf van zijn werkgever [bedrijf 4] in Antwerpen.
Die essentiële rol blijkt onder meer uit het feit dat de activiteiten van verdachte binnen [bedrijf 4] bepalend waren voor het tijdstip waarop het ‘uithalen’ van de verdovende middelen uit de desbetreffende containers kon plaatsvinden. Verdachte heeft met zijn gedragingen de van de criminele organisatie veelvuldig en omvangrijk gefaciliteerd.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 februari 2022 van verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op de bewezen verklaarde feiten in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet (artikel 11b Opiumwet);
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
onvoorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. D ten Boer en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch en H. Kamp, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
Buiten staat
Mr. Ten Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, Team FinEc – Fraude 1, met nummer LEREA18001-2869, onderzoek 26Eufaula / LEREA18001, met de daarvan deel uitmakende bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pretty Good Privacy telefoon. PGP-telefoons worden gebruikt om versleutelde of gecrypte berichten te versturen. Criminelen maken gebruik van communicatie via PGP telefoons om buiten het zicht van justitie en
3.26Ephraim-310/371PV verhoor [medeverdachte 2] .
4.26Eufaula-523, PV [bedrijf 5] Sesamstraatgroepering, bijlage 29.
5.26Eufaula-523, pagina 4-5 (1123-1124) en Proces-verbaal 26Eufaula-434.
6.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie Tommie.
7.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie Tommie, pagina 192.
8.26Eufaula-1856 PV aanvullende identificatie Tommie, pagina 190.
9.26Ephraim-374 PV Verhoor [medeverdachte 2] .
10.26Eufaula-523, pagina 2-3 (121-122) en Proces-verbaal 26Eufaula-525.
11.26Eufaula-1734 OV aanvullende identificatie.
12.26Eufaula-1734 PV bevindingen met betrekking tot identiteit ‘ [naam 9] ’, pagina 180.
13.Op 19 april 2016 werd de server van Ennetcom door overheidsdiensten uit de lucht gehaald.
14.Proces-verbaal 26Eufaula-523, pagina 3-4 (122-1123) en Proces-verbaal 26Eufaula-753 Pv ID BERGA-82, bijlage 13.
15.26Eufaula-753 PV identificatie Pino; 26Eufaula-1733 aanvullend PV identificatie Pino.
16.26Eufaula-1132 PV bevindingen met betrekking tot onderzoeksgegevens uit het Belgische strafrechtelijke onderzoek Oceans, pagina 1816.
17.26Eufaula-2747 PV Verhoor [medeverdachte 7] .
18.26Eufaula-547 PV identificatie [medeverdachte 8] en 26Eufaula-1791 PV identificatie [medeverdachte 8] aanvulling.
19.26Ephraim-310 PV verhoor [medeverdachte 2] .
20.26Ephraim-500 PV verhoor [medeverdachte 2] .
21.26Eufaula-753 PV identificatie Pino; 26Eufaula-1733 aanvullend PV identificatie Pino.
22.26Eufaula-1802 PV identificatie [naam 28] .
23.26Eufaula-739 PV identificatie Koekiemonster; 26Eufaula-1744 Aanvullend PV identificatie Koekiemonster.
24.26Eufaula-2531 PV verhoor [medeverdachte 11] .
25.26Eufaula-681 PV identificatie [medeverdachte 10] ; 26Eufaula-2195 PV identificatie [medeverdachte 10] aanvulling.
26.26Eufaula-2531 PV verhoor [medeverdachte 11] .
27.26Eufaula-2213 PV identificatie [naam 33] .
28.26Eufaula-2531 PV verhoor [medeverdachte 11] .
29.26Eufaula-569 PV identificatie [medeverdachte 12] .
30.26Eufaula-1116 PV identificatie [medeverdachte 13] ; 26Eufaula-1803 PV identificatie [medeverdachte 13] aanvulling.
31.26Eufaula-1803 PV identificatie [naam 36] , pagina 1480.
32.Zaaksdossier 11b 140, pagina 104.
33.26Ephraim-500 PV verhoor [medeverdachte 2] .
34.26Ephraim-500 PV verhoor [medeverdachte 2] .
35.26Ephraim-500 PV verhoor [medeverdachte 2] .
36.26Ephraim-500 PV verhoor [medeverdachte 2] .
37.26Eufaula-1699 PV [verdachte] , pag. 307-344.
38.26Eufaula-2729, pagina 74.
39.ZD11b 140, pagina 88.
40.26Eufaula-2728, pagina 47-48.
41.26Eufaula-2729, pagina 62.
42.26Eufaula-2729, pagina 72.
43.26Eufaula-2729, pagina 105-106.
44.26Eufaula-2729, pagina 71.
45.26Eufaula-2729, pagina 69-70.
46.ZD 11 140, pagina 88; 26Eufaula 27-29, pagina 113.
47.26Eufaula-2728, pagina 5.1
48.26Eufaula-2729, pagina 65-66.
49.26Eufaula-2729, pagina 65-66.
50.26Eufaula-2729, pagina 78-80.
51.26Eufaula-2729, pagina 57.
52.26Eufaula-2729, pagina 56-57; 26EUFAULA-1699, PV [verdachte] , pagina 307-344.
53.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 april 2022.
54.ME076.01.02.003.
55.Pv 26Eufaula-926, eerste aanvulling, bijlage 2, pagina’s 507-515, met bijlagen.
56.Algemeen dossier, pagina 11; Zaaksdossier 11b 140 pagina 20.
57.Algemeen dossier, pagina 257.
58.Algemeen dossier, pagina 258.
59.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 16 en 17.
60.Zaaksdossier 11b 140, pagina 28.
61.Zaaksdossier 11b 140, pagina 23.
62.Zaaksdossier 11b 140, pagina 34
63.Zaaksdossier 11b 140, pagina 44.
64.26Eufaula-310 PV verhoor [medeverdachte 2]
65.26Eufaula-2656 PV verhoor [medeverdachte 12] , pagina 502.
66.26Eufaula-2656 PV verhoor [medeverdachte 12] , pagina 502.
67.Proces-verbaal Algemeen Dossier, pagina’s 6-15.
68.Zaaksdossier 11b 140, pagina 38.
69.Zaaksdossier 11b 140, pagina 56.
70.Zaaksdossier PV codes bedrijven, pagina 1203.
71.26Eufaula-147 PVB USB-stick KO.022.03.03.002.
72.26Ephraim-374 Verhoor [medeverdachte 2] .
73.Zaaksdossier 11b 140, pagina 27.
74.26Eufaula-1051 Dossier [bedrijf 12] .
75.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 46 en 47.
76.Zaaksdossier 11b 140, pagina 47.
77.Zaaksdossier 11b 140, pagina 54.
78.Ambtshalve bekend dat 'aap' een verwijzing is naar een persoon van de leverende partij en afkomstig uit het bronland.
79.26Eufaula-1508 PV niet onderschepte drugs.
80.Zaaksdossier 11b 140, pagina 49.
81.Zaaksdossier 11b 140, pagina 49.
82.26Eufaula-1118 PV [bedrijf 16] .
83.Zaaksdossier 11b 140, pagina 50.
84.26Eufaula-1118 PV [bedrijf 16] .
85.KO022.01.01.001.
86.NA004.04.02.004.
87.NA004.04.02.002.
88.Zaaksdossier 11b 140, pagina 50.
89.26Eufaula-1031 bevindingen [bedrijf 11] BV.
90.Vonnis Rechtbank Antwerpen, eerste aanleg, afdeling Antwerpen van 10 januari 2019.
91.Zaaksdossier 11b 140, pagina 56 en 57.
92.ME076.03.01.032.001.
93.Zaaksdossier 11b 140, pagina 57.
94.Zaaksdossier 11b 140, pagina 57.
95.IBN KO022.03.01.004 Excelbestand: “Adress.ods”, werkblad “VKG”; Zaaksdossier 11b 140, pagina 39.
96.26Eufaula-2452 PV bevindingen verdienmodel [bedrijf 5] ; Zaaksdossier 11b 140, pagina 35.
97.Zaaksdossier 11b 140, pagina 54.
98.Zaaksdossier 11b 140, pagina 55.
99.Overzicht contante transacties, bijlage 26, pagina’s 938 tot en met 940 26Eufaula.
100.Zaaksdossier 11b 140, pagina 27.
101.Overzicht Ennetcom-berichten [medeverdachte 10] .
102.Overzicht WhatsApp-berichten [medeverdachte 2] .
103.Zaaksdossier 11b 140, pagina’s 93 en 94.
104.Proces-verbaal van bevindingen 26EUFAULA-1699, PV [verdachte] , pagina 307-344.
105.PD [verdachte] , Proces-verbaal van verhoor verdachte 26Eufaula-2729, pagina 66.
106.26Eufaula-2531 PV verhoor van de verdachte [medeverdachte 11] , pagina 4002.
107.Proces-verbaal van bevindingen 26EUFAULA-1699, PV [verdachte] , bijlage 1, pagina 330-331.
108.Proces-verbaal van bevindingen 26EUFAULA-1699, PV [verdachte] , bijlagen 2, 3 en 4, pagina 332-334.
109.PD [verdachte] , Proces-verbaal van verhoor verdachte 26Eufaula-2729.