ECLI:NL:RBOVE:2022:2719

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/08/284150 / KG ZA 22-164
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van conservatoire beslagen op voertuigen in faillissementszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 27 september 2022, staat de vraag centraal of de curator moet meewerken aan het doorhalen van conservatoire beslagen op de auto’s van de eisende partij, [eiser 1] c.s. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het beslag als opgeheven geldt, aangezien de rechtbank Overijssel eerder op 18 mei 2022 had geoordeeld dat de eisende partij niet aansprakelijk was voor het faillissementstekort van [X] B.V. en de conservatoire beslagen had opgeheven. De curator, mr. Thomas Henricus Ignatius Maria Pierik, heeft echter geweigerd om mee te werken aan de doorhaling van de beslagen, omdat hij in hoger beroep wilde gaan tegen het vonnis van de rechtbank. Dit leidde tot de kort geding procedure waarin [eiser 1] c.s. vorderde dat de curator de beslagen op de auto’s zou doorhalen en de notariskosten zou vergoeden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor [eiser 1] c.s., aangezien de auto’s nodig zijn voor bedrijfsactiviteiten en privégebruik. De curator heeft onvoldoende betwist dat de beslagen op de auto’s een belemmering vormen voor de bedrijfsvoering en het privéleven van [eiser 1] c.s. De voorzieningenrechter heeft de curator opgedragen om de beslagen binnen drie dagen na het vonnis door te halen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast is de curator veroordeeld tot betaling van de notariskosten en andere kosten die [eiser 1] c.s. heeft gemaakt in verband met de doorhaling van de beslagen. De vordering van de curator in reconventie is afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/284150 / KG ZA 22-164
Vonnis in kort geding van 27 september 2022
in de zaak van

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eiser 1] .,

gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna in vrouwelijk enkelvoud te noemen [eiser 1] c.s.,
advocaat: mr. I.M. Peeperkorn uit Zwolle,
tegen
mr. Thomas Henricus Ignatius Maria PIERIK, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van [X] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen de curator,
advocaat: mr. E.A.M. Claassen uit Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser 1] c.s. van 17 augustus 2022, inclusief 25 producties,
- de e-mail van de curator van 16 september 2022, met als bijlagen een brief gericht aan de rechtbank Overijssel (waarin hij onder andere een vordering in voorwaardelijke reconventie aankondigt) en de hoger beroep stukken, namelijk de betekende dagvaardingen in hoger beroep, tevens incidentele vorderingen ex artikelen 351 en 235 Rv, de conclusie van antwoord in het incident en een uittreksel van het roljournaal van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden,
- de akte van [eiser 1] c.s. inhoudende overlegging producties 26 en 27 van 20 september 2022,
- de akte van [eiser 1] c.s. inhoudende overlegging productie 28 van 20 september 2022,
- de mondelinge behandeling van 20 september 2022,
- de spreekaantekeningen van de curator, tevens een vordering in reconventie,
- de spreekaantekeningen van [eiser 1] c.s.,
- de incidentele vordering in reconventie van [eiser 1] c.s..
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2. Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser 1] c.s. is bestuurder van een inmiddels failliete vennootschap. De faillissementscurator meent dat [eiser 1] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement. Hij heeft daarom conservatoir beslag gelegd op (on)roerende zaken van [eiser 1] c.s. en is een rechtszaak gestart. De rechtbank Overijssel heeft de curator in deze zaak ongelijk gegeven en heeft de conservatoire beslagen opgeheven. De curator heeft niet meegewerkt aan het (laten) doorhalen van het beslag, omdat hij in hoger beroep wilde tegen het vonnis. Deze procedure loopt inmiddels bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [eiser 1] c.s. is vervolgens zelf overgegaan tot het laten doorhalen van beslagen. Dat is haar gelukt, met uitzondering van elf auto’s, waar het in deze procedure om draait. Verder gaat het om notariskosten die [eiser 1] c.s. heeft gemaakt voor het laten doorhalen van het beslag op de onroerende zaken.
2.2.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of de curator moet meewerken aan het doorhalen van het beslag op de auto’s van [eiser 1] c.s.. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Zij is van oordeel dat het beslag als opgeheven geldt en dat de curator daaraan mee moet werken. Ook moet de curator de notariskosten vergoeden. De voorzieningenrechter zal onder de beoordeling uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[eiser 1] c.s. is (middellijk) bestuurder van [X] B.V.. Op 18 juni 2019 heeft de rechtbank Overijssel [X] B.V. in staat van faillissement verklaard. De curator is daarbij aangesteld tot curator. Bij brief van 29 oktober 2020 heeft de curator [eiser 1] c.s. hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het faillissementstekort. Op 17 september 2021 heeft de curator conservatoir beslag gelegd op (on)roerende zaken van [eiser 1] c.s..
3.2.
Daarnaast is de curator een gerechtelijke procedure begonnen. Daarin heeft hij
gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [eiser 1] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld dan wel aansprakelijk is voor het faillissementstekort. Ook heeft de curator gevorderd dat de rechtbank [eiser 1] c.s. veroordeelt, primair in het faillissementstekort en subsidiair tot vergoeding van de schade die de vennootschap heeft geleden, en tot betaling van een voorschot van € 325.000,00. [eiser 1] c.s. heeft in die procedure gevorderd dat de rechtbank de curator niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering dan wel de vordering afwijst en de door de curator gelegde beslagen onmiddellijk opheft.
3.3.
De rechtbank Overijssel heeft op 18 mei 2022 vonnis gewezen. Daarin heeft zij geoordeeld dat [eiser 1] c.s. niet aansprakelijk is voor het faillissementstekort en/of andere schade. De rechtbank heeft de vordering van de curator daarom afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank (overeenkomstig de vordering van [eiser 1] c.s., waartegen de curator geen verweer had gevoerd) de conservatoire beslagen opgeheven. Zij heeft dit onderdeel uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
De curator heeft niet meegewerkt aan de opheffing van de beslagen, omdat hij in hoger beroep zou gaan. Deze procedure loopt inmiddels bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarom heeft [eiser 1] c.s. zelf actie ondernomen om de beslagen te laten doorhalen. Zij heeft voor het doorhalen van het beslag op de onroerende zaken een bedrag van € 550,55 aan de notaris betaald. Omdat [eiser 1] c.s. het beslag op de auto’s niet zonder medewerking van de curator kon laten doorhalen, is zij deze kort geding procedure gestart. Het gaat om elf auto’s, waarvan een aantal voor het bedrijf en een aantal door
[eiser 3] in privé wordt gebruikt.

4.Het geschil

In conventie

4.1.
[eiser 1] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter de curator gebiedt om de conservatoire beslagen op de auto’s binnen twee dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis door te halen. Dit op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij zich niet aan het gebod houdt, met een maximum van € 250.000,00. Daarnaast vordert [eiser 1] c.s. dat de curator wordt veroordeeld tot betaling van de notariskosten van € 550,55, buitengerechtelijke kosten van € 99,22, proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser 1] c.s. legt aan haar vordering ten grondslag dat de beslagen vanaf 18 mei 2022 als opgeheven gelden en dat de curator op grond daarvan is verplicht zijn medewerking te verlenen. Ten aanzien van de notariskosten voert [eiser 1] c.s. als grondslag aan dat [eiser 1] c.s., vanwege de weigering van de curator om uitvoering te geven aan het vonnis, gedwongen was om zelf de beslagen te laten doorhalen en dat de daaraan verbonden kosten voor rekening van de curator moeten komen.
4.3.
De curator voert verweer. Hij voert allereerst aan dat de voorzieningenrechter onbevoegd is dan wel dat [eiser 1] c.s. niet-ontvankelijk is in haar vordering vanwege de samenloop met de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarnaast meent de curator dat het vereiste spoedeisende belang bij [eiser 1] c.s. ontbreekt, omdat het de verwachting is dat het gerechtshof binnenkort uitspraak zal doen. Verder is de gevorderde dwangsom in de visie van de curator te hoog.
In (voorwaardelijke) reconventie
4.4.
Voor zover de voorzieningenrechter zichzelf bevoegd acht en [eiser 1] c.s. ontvankelijk verklaart in haar vordering, vordert de curator primair de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en subsidiair dat [eiser 1] c.s. vervangende zekerheid moet stellen totdat het gerechtshof op de incidentele vordering heeft beslist.
4.5.
De curator baseert zijn primaire vordering op artikel 438 Rv. Daaruit volgt dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging kan schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist, dan wel kan bepalen dat de tenuitvoerlegging slechts tegen zekerheidstelling mag plaatsvinden of worden voortgezet. De subsidiaire grondslag van de vordering van de curator volgt uit artikel 235 Rv. Daarin staat dat na het aanwenden van een rechtsmiddel alsnog een incidentele vordering tot zekerheidsstelling kan worden ingediend, ook al is in het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis niet een voorwaarde tot zekerheidsstelling opgenomen.
4.6.
[eiser 1] c.s. vordert primair in incident dat de rechtbank de curator niet-ontvankelijk verklaart in zijn (voorwaardelijke) reconventionele vordering en hem veroordeelt in de kosten. Dit vanwege de samenloop met de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De (voorwaardelijke) reconventionele vordering is namelijk identiek aan de vordering die bij het gerechtshof voorligt. Daarnaast meent [eiser 1] c.s. dat het vereiste spoedeisende belang bij curator ontbreekt, omdat het de verwachting is dat het gerechtshof binnenkort uitspraak zal doen. [eiser 1] c.s. voert subsidiair aan dat de gevorderde schorsing alleen de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis kan aantasten, maar dat in dit geval geen sprake is van een tenuitvoerlegging, omdat de beslagen al door de rechtbank zijn opgeheven. Het enige dat nog moet gebeuren is de doorhaling van de beslagen op de auto’s, maar dat is slechts een administratieve handeling.

5.De beoordeling

5.1.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover dat voor de beoordeling van dit geschil van belang is, nader ingegaan.
In conventie
Spoedeisend belang
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser 1] c.s. een voorlopige voorziening in kort geding vordert. Daarvoor is vereist dat zij een spoedeisend belang heeft. [eiser 1] c.s. heeft de aanwezigheid van dat belang onderbouwd met de verklaring van haar accountant. In zijn verklaring licht de accountant toe dat voor het bedrijfswagenpark een vervangingsprogramma geldt op basis van bedrijfseconomische en technische eigenschappen. Door de inschrijving van het beslag kan dit programma niet worden uitgevoerd, omdat de bedrijfswagens die vervangen moeten worden niet vervangen kunnen worden. Eén bedrijfswagen staat op dit moment stil. Het spoedeisende belang ten aanzien van de privéauto’s volgt volgens [eiser 1] c.s. uit het feit dat [eiser 3] deze auto’s gebruikt voor rally’s en dat het niet mogelijk is om daaraan deel te nemen zolang er beslag op de auto’s ligt. Op 2 oktober 2022 vindt er een rally plaats, waarvoor [eiser 3] zich heeft ingeschreven. De auto’s moeten uiterlijk op 30 september 2022 op transport.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de curator deze stellingen onvoldoende heeft betwist. Hij heeft enkel naar voren gebracht dat de bedrijfswagens nog onder [eiser 1] c.s. zijn en dat hij ze dus gewoon kan gebruiken, maar dat neemt niet weg dat het vervangingsprogramma van [eiser 1] c.s. niet kan worden uitgevoerd. Daarnaast heeft de curator zijn twijfels geuit over de vraag of er voorafgaand aan de rally wordt gekeken of er beslag op een auto ligt, maar dat is – voor zover dat als betwisting kan worden aangemerkt – onvoldoende gemotiveerd. Tot slot heeft de curator aangevoerd dat het de verwachting is dat het gerechtshof binnenkort beslist in het incident, dat volgens hem over precies hetzelfde gaat als in dit kort geding. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt niet, omdat in hoger beroep in het incident de vraag voorligt of de uitvoerbaarheid bij voorraad moet worden geschorst dan wel of er vervangende zekerheid moet worden gesteld, terwijl het in dit kort geding draait om de vraag of de curator zijn medewerking moet verlenen aan het vonnis van de rechtbank en of hij de door [eiser 1] c.s. gemaakte notariskosten moet vergoeden. De voorzieningenrechter zal daarom verder gaan met de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen.
Bevoegdheidsincident
5.4.
De curator schrijft in zijn brief van 16 september 2022 dat hij vanwege de samenloop met de procedure bij het gerechtshof primair van mening is dat de voorzieningenrechter zich niet-ontvankelijk dan wel onbevoegd dient te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de curator desgevraagd verduidelijkt dat hij heeft bedoeld een bevoegdheidsincident op te werpen. [eiser 1] c.s. heeft daartegen bezwaar gemaakt, omdat het incident niet volgens het landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie (hierna te noemen: het procesreglement) is aangekondigd en ingediend. De voorzieningenrechter deelt het standpunt van [eiser 1] c.s. dat de curator het procesreglement niet heeft nageleefd. Allereerst volgt uit de brief van de curator namelijk niet expliciet dat hij een incidentele vordering wilde indienen. Bovendien is de incidentele vordering niet op schrift gesteld en ook niet op de mondelinge behandeling (in tweevoud) ingediend. Daarom zal de voorzieningenrechter het bevoegdheidsincident buiten beschouwing laten.
Niet-ontvankelijkheidsverweer
5.5.
De voorzieningenrechter zal vervolgens ingaan op het verweer van de curator dat [eiser 1] c.s. vanwege de samenloop met de procedure bij het gerechtshof niet-ontvankelijk is in haar vordering. Volgens [eiser 1] c.s. is zij wel degelijk ontvankelijk in haar vordering, omdat de procedures in kort geding en hoger beroep inhoudelijk van elkaar verschillen. Zoals de voorzieningenrechter onder het kopje spoedeisend belang al heeft overwogen, is zij het met [eiser 1] c.s. eens dat de rechtsvragen in de procedures van elkaar verschillen. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser 1] c.s. ontvankelijk is in haar vordering.
Beslag
5.6.
De voorzieningenrechter zal zich nu eerst buigen over de vordering van [eiser 1] c.s. om de curator te gebieden de conservatoire beslagen op de auto’s door te halen. De rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 18 mei 2022 de ten laste van [eiser 1] c.s. bij exploten van 17 september 2021 gelegde conservatoire beslagen opgeheven en dit onderdeel uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Volgens [eiser 1] c.s. geldt het beslag vanaf de datum van die uitspraak als opgeheven en moet de curator daaraan meewerken. De curator betwist dat en voert aan dat hij de beslagen niet door hoeft te (laten) halen, omdat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en (primair) in incident de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad heeft gevorderd van dit onderdeel. De voorzieningenrechter deelt deze visie van de curator niet. Aangezien het hier gaat om een constitutief opheffingsvonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zijn de conservatoire derdenbeslagen met het doen van de uitspraak opgeheven. [1] Een eventuele schorsing van het vonnis van de rechtbank verandert hier niets (meer) aan. Pas door de vernietiging in hoger beroep van het betreffende vonnis van de rechtbank herleven de beslagen. Daarbij geldt dat wijzigingen in de rechtstoestand van het beslagen goed in de periode tussen de opheffing en de vernietiging moeten worden geëerbiedigd. [2] Met zijn incidentele vordering bij het gerechtshof en zijn (voorwaardelijke) vordering in reconventie bij de rechtbank kan de curator naar het oordeel van de voorzieningenrechter dus niet bereiken wat hem voor ogen staat. [3]
5.7.
De conclusie is dat de beslagen zijn opgeheven per 18 mei 2022. In principe zou de curator dus, anders dan bij een condemnatoir opheffingsvonnis, geen handelingen meer hoeven te verrichten. Omdat [eiser 1] c.s. onderbouwd heeft gesteld dat er in de praktijk geen genoegen wordt genomen met een vonnis van de rechtbank, maar de beslaglegger één en ander (via een opdracht aan de deurwaarder) in gang moet zetten, zal de voorzieningenrechter de vordering van [eiser 1] c.s. toewijzen, zij het dat de curator drie dagen zal worden gegund om de beslagen door te halen.
5.8.
De voorzieningenrechter zal daarnaast een dwangsom opleggen voor iedere dag dat de curator zich niet aan dat gebod houdt. Zij vindt de gevorderde dwangsom van € 5.000,00 per dag passend en zal die overnemen. Het maximum bedrag zal de voorzieningenrechter vaststellen op € 200.000,00. In de eerste plaats is een goede prikkel nodig, omdat de curator al eerder geen uitvoering heeft gegeven aan een rechterlijk vonnis. Daardoor wordt [eiser 1] c.s. nu ruim vier maanden geconfronteerd met beslag op haar voertuigen. De voorzieningenrechter vindt het van belang dat die situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd. Daarnaast doen de bedragen recht aan de (door de curator zelf geschatte) waarde van de inbeslaggenomen auto’s.
Notariskosten
5.9.
In deze procedure is onbetwist gesteld dat [eiser 1] c.s. voor de doorhaling van de beslagen op de onroerende zaken in het kadaster notariskosten ter hoogte van € 550,55 heeft gemaakt. De voorzieningenrechter is, in het licht van wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de curator de kosten voor die doorhaling moet dragen. Het lag op zijn weg om het beslag door te halen, gelet op de uitkomst in het vonnis van de rechtbank. Dat heeft hij – ondanks herhaald verzoek van [eiser 1] c.s. – niet gedaan. Daarnaast is de vordering tot betaling van de wettelijke rente toewijsbaar, omdat deze door de curator niet is betwist en op de wet is gegrond.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
Verder maakt [eiser 1] c.s. aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser 1] c.s. heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en de curator heeft dat niet betwist. Het gevorderde bedrag van € 99,92 zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.11.
De curator zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- kosten dagvaarding € 103,33
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 3.956,33
5.12.
Verder worden de nakosten toegewezen en begroot zoals in het dictum is verwoord.
5.13.
Tot slot is de vordering tot betaling van de wettelijke rente over de proces- en nakosten toewijsbaar, omdat deze door de curator niet is betwist en op de wet is gegrond.
(Voorwaardelijke) reconventie
5.14.
Omdat de voorzieningenrechter zichzelf bevoegd acht en [eiser 1] c.s. ontvankelijk is in haar vordering, wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vordering in reconventie.
“Niet-ontvankelijkheidsincident”
5.15.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 1] c.s. een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid van de curator in zijn reconventionele vordering ingediend. Zoals de voorzieningenrechter ook ter zitting heeft meegedeeld is de vordering tot niet-ontvankelijkheid geen exceptie in de zin van artikel 128, derde lid, Rv of een incident in de zin van artikel 208, eerste lid, Rv, maar een verweer ten principale. Dit verweer moet daarom niet door middel van een incident worden opgeworpen, maar moet in de hoofdzaak worden aangevoerd. Los daarvan is het nu [eiser 1] c.s. zelf, die het procesreglement niet heeft gevolgd, gezien het feit dat zij haar incidentele vordering niet heeft aangekondigd, terwijl dat wel tijdig had gekund. De voorzieningenrechter zal de “incidentele vordering” dan ook niet in behandeling nemen, zoals ook op de zitting is medegedeeld.
Spoedeisend belang
5.16.
De voorzieningenrechter herhaalt dat een spoedeisend belang is vereist voor het vorderen van een voorlopige voorziening in kort geding. De curator heeft niet gesteld dat dit belang aanwezig is, terwijl [eiser 1] c.s. wel heeft aangevoerd dat dit belang ontbreekt. In dat laatste gaat de voorzieningenrechter mee, omdat de reconventionele vordering in kort geding identiek is aan de incidentele vordering in hoger beroep. Van die laatste procedure stelt de curator zelf dat het de verwachting is dat het gerechtshof binnenkort uitspraak zal doen. Die omstandigheid past niet bij de aanwezigheid van een spoedeisend belang. Alleen al om die reden moet de curator niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Afgezien daarvan heeft de voorzieningenrechter onder het kopje beslag overwogen dat de conservatoire beslagen met het doen van de uitspraak zijn opgeheven en dat schorsing van het vonnis daar niets (meer) aan verandert. Met zijn vordering in reconventie kan de curator dus niet bereiken wat hem voor ogen staat. Ook op grond daarvan is de reconventionele vordering niet voor toewijzing vatbaar.
Proceskosten
5.17.
De curator zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op
€ 508,00 aan salaris advocaat (een halve punt, omdat de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
6.1.
gebiedt de curator om de ten laste van [eiser 1] c.s. bij exploot van 17 september 2021 gelegde conservatoire beslagen op de auto’s binnen drie dagen na de datum van dit vonnis door te halen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet zich aan het gebod houdt, met een maximum van € 200.000,00,
6.2.
veroordeelt de curator tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 550,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 17 juni 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt de curator tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 99,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt de curator in de kosten van deze procedure en begroot deze aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden op € 3.956,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt de curator in de nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
6.7.
verklaart de curator niet-ontvankelijk in zijn vordering,
6.8.
veroordeelt de curator in de kosten van deze procedure en begroot deze aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden op € 508,00.
In conventie en reconventie
6.9.
verklaart onderdeel 6.1., 6.2., 6.3. 6.4., 6.5. en 6.8. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022. (ED)

Voetnoten

1.HR 20 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1619.
2.HR 23 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2496.
3.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:236.