ECLI:NL:RBOVE:2022:2680

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
ak_21_2368_v
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bezorging aangetekende brief

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 29 november 2021. De rechtbank had op 11 april 2022 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de opposant niet binnen de gestelde termijn gronden had ingediend en geen kopie van het besluit had overgelegd. De opposant heeft hiertegen verzet ingesteld, wat op 19 augustus 2022 ter zitting is behandeld.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de opposant aangevoerd dat hij geen aangetekende brief had ontvangen met daarin de termijn voor het indienen van gronden. De rechtbank heeft op verzoek van de gemachtigde de Track & Trace-informatie van PostNL opgevraagd. De gemachtigde stelde dat de handtekening op de bezorging niet van hem afkomstig was. De rechtbank heeft vervolgens navraag gedaan bij PostNL, waaruit bleek dat de bezorger sinds COVID-19 zelf tekent voor ontvangst en daarbij de laatste drie cijfers van het legitimatiebewijs van de ontvanger noteert. De code c033, die op de bezorging stond, was onbekend bij PostNL.

De rechtbank concludeert dat de feitelijke gang van zaken rond de bezorging van de aangetekende brief niet is vast te stellen. Hierdoor is niet duidelijk of en aan wie de brief is aangeboden. De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan zonder zitting en dat het verzet gegrond is. De buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat. De opposant krijgt een vergoeding voor de proceskosten, die door het college van gedeputeerde staten van Overijssel moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/2368 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. J.P.E. Baakman).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 29 november 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 11 april 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 19 augustus 2022 op zitting behandeld. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.M.M. den Hertog-Christen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat eiser niet binnen de gestelde termijn gronden heeft ingediend. Evenmin heeft eiser de gevraagde kopie van het besluit overgelegd. Eiser heeft niet om uitstel van de termijn verzocht.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De gemachtigde van opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij geen aangetekende brief heeft ontvangen met daarin een termijn voor het indienen van gronden. De gemachtigde van opposant heeft verzocht om de Track & Trace-informatie van PostNL van de aangetekende brief van 3 februari 2022 aan hem toe te zenden. De rechtbank heeft deze informatie op 14 april 2022 aan de gemachtigde van opposant toegezonden.
3.1.
De gemachtigde van opposant heeft vervolgens aangegeven dat hij het aangetekende stuk niet heeft ontvangen en dat de krabbel met nummer c033 in het vak ‘handtekening’ niet van hem afkomstig is en ook niet voorkomt in de laatste vier cijfers van zijn BSN-nummer.
3.2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van opposant aangegeven dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:468 volgt dat ten tijde van de coronamaatregelen de postbezorger voor ontvangst van het stuk tekende en ter verificatie de laatste drie cijfers van het legitimatie-bewijs van de ontvanger noteerde. De gemachtigde van opposant heeft ter zitting laten zien dat de nummers van zijn legitimatiebewijzen niet eindigen op 033. Na de zitting heeft de gemachtigde van opposant aangetoond dat ook de nummers van de legitimatiebewijzen van zijn enige volwassen huisgenoot (zijn echtgenote) niet eindigen op 033.
4. De rechtbank heeft navraag gedaan bij PostNL over de gang van zaken met betrekking tot het aanleveren van aangetekende poststukken. Naar aanleiding van de vragen van de rechtbank aan PostNL is gebleken dat het beleid van PostNL sinds COVID-19 inderdaad is dat de bezorger zelf tekent voor ontvangst van het stuk en daarbij de laatste drie cijfers van het legitimatiebewijs van de ontvanger vermeldt. Op een vraag van de rechtbank wat de code c033 inhoudt, heeft PostNL geantwoord dat de betekenis van de code niet bekend is en dat daar geen interne afspraken over zijn gemaakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze gegevens de feitelijke gang van zaken rond de bezorging van de aangetekend verzonden brief van 3 februari 2022 niet is vast te stellen. Niet duidelijk is of en aan wie de aangetekende herstel-verzuim brief is aangeboden.
6. Uit wat opposant heeft aangevoerd en het daarop gevolgde onderzoek van de rechtbank volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
6. Omdat het verzet gegrond is, krijgt opposant een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het college van gedeputeerde staten van Overijssel moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift en 0,5 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 759,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel in de proceskosten van opposant tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van A.N. Egberink-Jonker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op
griffier
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.