ECLI:NL:RBOVE:2022:2471

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9875304 \ CV EXPL 22-1843
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst bij niet voldoen aan informatieplicht bij consumentenkoop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 19 juli 2022, is de eisende partij, de besloten vennootschap INNOVA ENERGIE B.V., gevestigd te Delft, een consumentenkoop aangegaan met een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde dat de gedaagde partij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag met rente en kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de overeenkomst getoetst aan de wettelijke informatieplichten die gelden bij overeenkomsten op afstand, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De kantonrechter oordeelde dat de woorden op de bestelknop "bevestig je aanvraag" niet voldoen aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW, omdat deze niet duidelijk maken dat de consument een betalingsverplichting aangaat. Hierdoor is de overeenkomst vernietigbaar. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij afgewezen en de overeenkomst vernietigd, waarbij hij ook de sanctie van vernietiging ambtshalve toepaste. De eisende partij werd in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in het bestelproces en de verplichtingen van handelaren bij consumentenkoop. De kantonrechter heeft ook ingegaan op de argumenten van de eisende partij met betrekking tot de toepassing van het arrest Fuhrmann, maar oordeelde dat deze niet opgingen in deze situatie. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken door mr. A.M.S. Kuipers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9875304 \ CV EXPL 22-1843
Vonnis van 19 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te Delft,
eisende partij,
gemachtigde: B.E.J. Caminada,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.1. De procedure

1.1.
Eisende partij heeft gevorderd dat gedaagde partij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar een bedrag te betalen met rente en kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
Tegen de niet verschenen gedaagde partij is verstek verleend.
1.3.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.
1.4.
Eisende partij heeft vervolgens een akte genomen, die op 8 juli 2022 is ontvangen.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van eisende partij ziet op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De handelaar moet bij het sluiten van dat soort overeenkomsten voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
In deze procedure moet eisende partij gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet vervolgens ambtshalve onderzoeken of aan de plichten is voldaan, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n informatieplicht moet de rechter een sanctie toepassen (zie het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
In haar akte heeft eisende partij aangevoerd dat de kantonrechter niet verplicht zou zijn ambtshalve te toetsen en te sanctioneren. De kantonrechter verwijst in dat verband naar rechtsoverweging 3.1.20 van voornoemd arrest. Daarin is opgenomen aan welke informatieplichten de rechter ambtshalve
moettoetsen en welke sancties daaraan verbonden
dienente worden. De door eisende partij aangehaalde rechtsoverweging 3.1.18 ziet niet op de vraag of die verplichting bestaat.
2.4.
Volgens artikel 6:230v lid 3 BW moet de handelaar het elektronische bestelproces zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Een bestelkop of soortgelijke functie moet een ondubbelzinnige formulering bevatten die goed leesbaar is en waaruit blijkt dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting ten opzichte van de handelaar inhoudt. Een overeenkomst die in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand komt, is vernietigbaar.
2.5.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden
opde bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
2.6.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop van de webwinkel de woorden “bevestig je aanvraag” staan. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar.
2.7.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve de daaraan verbonden sanctie toe te passen en zal de overeenkomst vernietigen (zie r.o. 3.1.20 van voornoemd arrest van de Hoge Raad en de conclusie van P-G Wissink van 19 april 2022, randnummer 20 e.v. (ECLI:NL:PHR:2022:545)). Gedaagde partij is de gevorderde hoofdsom daarom niet verschuldigd. De kantonrechter wijst de vordering af.
2.8.
In haar akte vraagt eisende partij om niet tot de sanctie van een algehele (100%) vernietiging van de betalingsverplichting over te gaan en noemt daarvoor meerdere redenen. De kantonrechter heeft gelet op het voorgaande echter besloten om de gehele overeenkomst te vernietigen, hetgeen in beginsel ongedaanmakingsverplichtingen met zich brengt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de verdere inhoud van de akte te bespreken, omdat die akte kennelijk alleen voor de algehele vernietiging van de betalingsverplichting is opgesteld.
2.9.
De stelling van eisende partij dat geen uitvoering zou moeten worden gegeven aan het arrest Fuhrmann, omdat in dit geval de overeenkomst is gesloten vóór dat arrest en de zaak ook is aangebracht vóór dat arrest, gaat niet op. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU (het RWE-arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:180) verklaart en preciseert de uitlegging die het Hof geeft (zoals in het Fuhrmann-arrest) de betekenis en de strekking van het betreffende voorschrift zoals het vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding ervan moet of had moeten worden verstaan en toegepast. Hieruit volgt dat het uitgelegde voorschrift door de rechter ook moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan en tot stand gekomen vóór het arrest. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, die in dit geval niet aan de orde zijn, kunnen hier beperkingen aan worden gesteld. Overigens is de onderhavige zaak aangebracht tegen de rolzitting van 7 juni 2022, dus na het arrest Fuhrmann en heeft het aanhouden van dit vonnis geen gevolgen gehad voor de uitkomst in deze zaak.
2.10.
Eisende partij zal niet meer in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de vernietiging. Het rechtsgevolg vernietiging van de overeenkomst is in de wet opgenomen en moet ambtshalve worden toegepast. Gedaagde partij is niet verschenen en van enig bezwaar tegen vernietiging van de overeenkomst is niet gebleken.
2.11.
Aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten komt de kantonrechter niet toe.
2.12.
Eisende partij wordt in de proceskosten veroordeeld, omdat zij ongelijk krijgt. Deze kosten worden aan de kant van gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, tot en met vandaag aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M.S. Kuipers op 19 juli 2022. (ST)