ECLI:NL:RBOVE:2022:2470

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9786008 \ CV EXPL 22-763
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van een verstekzaak inzake consumentenkoop en vernietiging van de overeenkomst door onduidelijke bestelknop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2022, is er sprake van een consumentenkoop waarbij de eisende partij, Intrum Nederland B.V., een vordering heeft ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft een overeenkomst op afstand, waarbij de eisende partij stelt dat de gedaagde partij een bedrag moet betalen met rente en kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de zaak beoordeeld, aangezien de gedaagde niet is verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering betrekking heeft op de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft de verplichting om te onderzoeken of aan deze informatieplichten is voldaan, ook al is er geen verweer gevoerd door de gedaagde partij. In dit geval is de toetsing gericht op de formulering van de bestelknop op de website van de handelaar.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de woorden "aanvraag versturen" op de bestelknop niet voldoen aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW. Dit artikel vereist dat de consument duidelijk wordt gemaakt dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Aangezien de bestelknop niet duidelijk genoeg was, is de overeenkomst vernietigbaar. De kantonrechter heeft daarom de vordering van de eisende partij afgewezen en de overeenkomst vernietigd, waarbij de eisende partij in de proceskosten is veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en benadrukt het belang van duidelijke communicatie in het bestelproces voor consumenten, ter bescherming van hun rechten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9786008 \ CV EXPL 22-763
Vonnis van 12 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
INTRUM NEDERLAND B.V.,
voorheen genaamd
Lindorff B.V.,als rechtsopvolgster van
Vattenfall Sales
Nederland B.V.,gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde: Vermeer Schutte & Musen B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Eisende partij heeft gevorderd dat gedaagde partij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar een bedrag te betalen met rente en kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.
1.2.
Tegen de niet verschenen gedaagde partij is verstek verleend.
1.3.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van eisende partij ziet op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De handelaar moet bij het sluiten van dat soort overeenkomsten voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
In deze procedure moet eisende partij gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet vervolgens ambtshalve onderzoeken of aan de plichten is voldaan, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n informatieplicht moet de rechter een sanctie toepassen (zie het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
Volgens artikel 6:230v lid 3 BW moet de handelaar het elektronische bestelproces zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Een bestelkop of soortgelijke functie moet een ondubbelzinnige formulering bevatten die goed leesbaar is en waaruit blijkt dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting ten opzichte van de handelaar inhoudt. Een overeenkomst die in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand komt, is vernietigbaar.
2.4.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden
opde bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
2.5.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop van de webwinkel de woorden
“Aanvraag versturen”staan. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar.
2.6.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve de daaraan verbonden sanctie toe te passen en zal de overeenkomst vernietigen (zie r.o. 3.1.20 van voornoemd arrest van de Hoge Raad en de conclusie van P-G Wissink van 19 april 2022, randnummer 20 e.v. (ECLI:NL:PHR:2022:545)). Gedaagde partij is de gevorderde hoofdsom daarom niet verschuldigd. De kantonrechter wijst de vordering af.
2.7.
Eisende partij zal niet meer in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de vernietiging. Het rechtsgevolg vernietiging van de overeenkomst is in de wet opgenomen en moet ambtshalve worden toegepast. Gedaagde partij is niet verschenen en van enig bezwaar tegen vernietiging van de overeenkomst is niet gebleken.
2.8.
Aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten komt de kantonrechter niet toe.
2.9.
Eisende partij wordt in de proceskosten veroordeeld, omdat zij ongelijk krijgt. Deze kosten worden aan de kant van gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, tot en met vandaag aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022. (ak)