13.3.Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar geen verwijt treft ter zake van het niet binnen de inburgeringstermijn behalen van het inburgeringsexamen. Gelet hierop heeft verweerder terecht en op goede gronden de inburgeringstermijn niet verlengd op grond van artikel 7b, derde lid, van de Wet inburgering (hierna: Wi).
Het opleggen van de boete
14. Uit vorenstaande volgt dat de (niet verlengde) inburgeringstermijn eindigde op
18 oktober 2019. Niet in geschil is dat eiseres op deze datum nog niet aan haar inburgeringsplicht had voldaan. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een overtreding van het bepaalde in artikel 7b, eerste lid, van de Wi. Verweerder is dan op grond van het bepaalde in artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 34, aanhef en onder c, van de Wi, gehouden om een boete op te leggen van ten hoogste € 1250,-.
15. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres ten tijde van belang geen cursussen en/of examenpogingen heeft gevolgd of gedaan en ook geen examens heeft behaald. Uit de Beleidsregel boetevaststelling inburgering, die naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet onredelijk is, volgt dat verweerder dan de maximale boete van
€ 1.250,- oplegt. De aan eiseres opgelegde boete is dus in overeenstemming met het beleid van verweerder.
16. Uit artikel 34 van de Wi, in samenhang bezien met artikel 5:46, tweede lid, van de Awb, volgt dat verweerder de boete, ongeacht het beleid, dient af te stemmen op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en eventuele andere omstandigheden. Verweerder dient in dat kader te beoordelen of toepassing van het beleid in het concrete geval overeenstemt met de eisen die aan de bevoegdheid om een boete op te leggen moeten worden gesteld. Als dat niet het geval is, moet de boete, in aanvulling of in afwijking van het beleid, zodanig worden vastgesteld dat het bedrag daarvan passend en geboden is. De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van verweerder over de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
17. Eiseres heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat verweerder bij het opleggen van de boete onvoldoende rekening heeft gehouden met haar draagkracht. Pas in het bestreden besluit heeft verweerder haar een betalingsregeling van 24 maanden aangeboden. Eiseres heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat haar financiële draagkracht dermate gering is dat zij de boete ook niet in 24 termijnen kan betalen.
18. De rechtbank overweegt hierover dat eiseres enkel heeft volstaan met stellen dat haar financiële draagkracht te gering is om de boete, desnoods in termijnen, te kunnen betalen. In bezwaar, noch in beroep heeft eiseres enig inzicht geboden in haar financiële situatie en de redenen waarom een boete van € 1.250,- in haar geval niet passend is. Ter zitting van de rechtbank heeft eiseres desgevraagd voor het eerst mededelingen gedaan over haar financiële situatie. Zij heeft de rechtbank echter geen enkel stuk doen toekomen ter onderbouwing van deze mededelingen. De rechtbank ziet in deze kale mededelingen dan ook geen aanleiding om de boete te matigen.
19. Nu uit het advies van de medisch adviseur volgt dat er geen medische redenen zijn om geen onderwijs te volgen en examens af te leggen, eiseres geen enkele cursus en/of examenpoging heeft gevolgd of gedaan en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar financiële draagkracht dermate gering is dat zij de boete in 24 maandelijkse termijnen ook niet kan betalen, heeft verweerder geen aanleiding hoeven te zien om de boete niet op te leggen dan wel te matigen.
20. Ter afsluiting overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerders gemachtigde heeft ter zitting meegedeeld dat eiseres haar gestelde beperkte financiële draagkracht kan voorleggen aan verweerder en daarbij kan vragen of een ruimere betalingsregeling dan 24 maanden mogelijk is dan wel of verweerder alsnog bereid is de boete te matigen. Daarbij dient eiseres met financiële bewijsstukken te onderbouwen dat zij niet in staat is om de boete in 24 maandelijkse termijnen te betalen.
De rechtbank geeft eiseres in overweging een dergelijk onderbouwd verzoek bij verweerder in te dienen.