In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen JUPITER ADVIES B.V. en de buren [A] en [B] over het gebruik van een sloot die de percelen van beide partijen scheidt. JUPITER vordert dat zij het voorste gedeelte van de sloot mag gebruiken op dezelfde wijze als [A], en stelt dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring. De rechtbank heeft eerder een descente gelast om de situatie ter plaatse te beoordelen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van JUPITER op basis van artikel 5:59 BW niet kan slagen, omdat het eigendomsaandeel van JUPITER te gering is om een beroep op mede-eigendom te rechtvaardigen. Ook het beroep op misbruik van bevoegdheid door [A] wordt afgewezen, omdat JUPITER alternatieve toegang tot haar perceel heeft. De rechtbank concludeert dat er geen erfdienstbaarheid is ontstaan door verjaring, omdat niet is voldaan aan de eisen van voortdurendheid en ondubbelzinnig bezit. De vorderingen van JUPITER worden afgewezen, terwijl de vorderingen van [A] in reconventie worden toegewezen, waarbij wordt vastgesteld dat hij de volledige eigendom en het exclusieve gebruik van de sloot en walkant toekomt. JUPITER wordt veroordeeld in de proceskosten.