ECLI:NL:RBOVE:2022:2210

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
08-042288-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige vrouw die betrokken was bij een verkeersongeval op 21 december 2021 in Hardenberg. De vrouw verleende geen voorrang aan een moeder en haar 4-jarige zoon, die op dat moment de weg wilden oversteken. Het gevolg was dat de vrouw hen aanreed, waarbij de jongen ernstig gewond raakte. Hij liep een hersenschudding, aangezichtsletsel en een dijbeenfractuur op, waarvoor hij enige tijd op de intensive care moest verblijven. De rechtbank oordeelde dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, vooral omdat ze bezig was met het schoonmaken van haar voorruit terwijl ze het kruispunt naderde. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door een verkeersongeval, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van zes maanden geëist, wat de rechtbank ook oplegde. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-042288-22 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en haar raadsman mr. J. Engels, advocaat in Ommen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto:
-
primair:op 21 december 2021 in Hardenberg een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
-
subsidiair:op 21 december 2021 in Hardenberg gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd;
-
meer subsidiair:op 21 december 2021 in Hardenberg geen voorrang heeft verleend, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 21 december 2021 te Hardenberg, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Meijerstraat, zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de voorruit van de door verdachte bestuurde personenauto niet of gedeeltelijk ijsvrij was (gemaakt) en/of deze voorruit beslagen/bewasemd was en/of
- terwijl het zicht door die (voor)ruit in ernstige mate, althans in enige mate, werd belemmerd en/of
- terwijl verdachte ter plaatse bekend was en/of
- terwijl verdachte enige tijd voor haaientanden als bedoeld in artikel 80 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, had gewacht, welke haaientanden op het wegdek voor de kruisende weg, de Van Uterwyckallee, waren aangebracht,
- niet of onvoldoende heeft opgelet op het (tegemoetkomende) verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- bij het afslaan naar links, teneinde de Van Uterwyckallee op te rijden, zich niet of onvoldoende ervan vergewist dat tegemoetkomend verkeer aanwezig was en/of
- bij het afslaan naar links in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een haar op dezelfde weg dan wel rijbaan tegemoetkomende voetgangster en/of fietser niet heeft laten voorgaan en/of
- in aanrijding is gekomen met, althans is gebotst tegen, voornoemde voetgangster en/of fietser en/of fiets en/of
- na voornoemde botsing niet is gestopt, maar is doorgereden over (de benen van) voornoemde fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of aan een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 december 2021 te Hardenberg, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Meijerstraat,
- terwijl de voorruit van de door verdachte bestuurde personenauto niet of gedeeltelijk ijsvrij was (gemaakt) en/of deze voorruit beslagen/bewasemd was en/of
- terwijl het zicht door die (voor)ruit in ernstige mate, althans in enige mate, werd belemmerd en/of
- terwijl verdachte ter plaatse bekend was en/of
- terwijl verdachte enige tijd voor haaientanden als bedoeld in artikel 80 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, had gewacht, welke haaientanden op het wegdek voor de kruisende weg, de Van Uterwyckallee, waren aangebracht,
- bij het afslaan naar links, teneinde de Van Uterwyckallee op te rijden, zich niet of onvoldoende ervan vergewist dat tegemoetkomend verkeer aanwezig was en/of
- bij het afslaan naar links in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een haar op dezelfde weg dan wel rijbaan tegemoetkomende voetgangster en/of fietser niet heeft laten voorgaan en/of
- in aanrijding is gekomen met, althans is gebotst tegen, voornoemde voetgangster en/of fietser en/of fiets en/of
- na voornoemde botsing niet is gestopt, maar is doorgereden over (de benen van) voornoemde fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 december 2021 te Hardenberg als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Meijerstraat, bij het afslaan naar link, teneinde de Van Uterwyckallee op te rijden te rijden, een haar op dezelfde weg tegemoetkomende voetgangster en/of fietser niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
De raadsman heeft zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 december 2021 rond 16:54 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto (een witte Volkswagen Up) op de Meijerstraat in Hardenberg. Aangekomen bij het kruispunt met de Van Uterwyckallee heeft verdachte drie van links komende voertuigen laten passeren, terwijl zij de binnenzijde van haar voorruit aan het schoonmaken was met een doekje. Aan de overzijde van de weg stonden [slachtoffer 2] , zij droeg een gele jas, en haar twee zoontjes [naam 1] , op zijn fietsje, en [naam 2] . [naam 2] is als eerste de weg overgestoken en zag dat verdachte bezig was met schoonmaken van haar voorruit.
Verdachte is met haar auto opgetrokken en kwam bij het naar links afslaan in aanrijding met [slachtoffer 2] en [naam 1] die uit tegenovergestelde richting de kruising overstaken. Daarbij is [slachtoffer 2] op de motorkap van de auto terechtgekomen, waarna zij op de grond is gevallen en is verdachte met haar auto over de benen van [naam 1] gereden en heeft zij hem een paar meter onder de auto meegesleurd.
Op het moment van het ongeval was het schemerig en betrof de buitentemperatuur 0◦C. Ter plaatse staat het bord B6 van bijlage 1 van de RVV 1990, op grond waarvan voorrang dient te worden verleend aan het verkeer op de Van Uterwyckallee. Dat verkeer op de Meijerstraat voorrang dient te verlenen aan de bestuurders en voetgangers op de genoemde straat, is ook duidelijk gemaakt met de op het wegdek aangebrachte haaientanden.
Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer 2] , [naam 2] en [naam 1] in het geheel niet heeft gezien.
[naam 1] is naar het ziekenhuis overgebracht. Hij heeft één dag op de intensive care gelegen en moest een week in het ziekenhuis blijven. Hij had een hersenschudding zonder bewustzijnsverlies en over het aangezicht waren wijdverspreid verwondingen, met twee barstwonden op het achterhoofd. Beide dijbenen waren gebroken, waarvoor operatieve behandeling noodzakelijk was. [naam 1] is nog steeds herstellende en is onlangs opnieuw geopereerd aan zijn benen.
Het letsel van [slachtoffer 2] bestond volgens de verstrekte gegevens van de huisarts uit diverse kneuzingen en een aantal blauwe plekken.
4.3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, zoals primair is ten laste gelegd, overtreding van artikel 6 WVW 1994. Er moet – om te komen tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 – in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid aan de zijde van verdachte. Hierbij moet worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. [1]
Extra oplettendheid was nodig
Ten tijde van het ongeval was het schemerig. Er is op de plaats van het ongeval straatverlichting aanwezig, maar deze verlichting staat verder de straat in en biedt daardoor onvoldoende zicht op het kruispunt. Verdachte was ter plaatse zeer bekend. Deze omstandigheden maken, naar het oordeel van de rechtbank, dat extra alertheid en voorzichtigheid van verdachte mochten worden verwacht.
Was het zicht door de voorruit belemmerd?
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat de voorruit van de auto van verdachte was bevroren. Er zat een witte gloed op en het ijs was er niet afgekrabd. Verdachte heeft verklaard dat haar ruit (weer) was beslagen en dat zij daarom haar voorruit met een doek aan het schoonmaken was, terwijl zij bij het kruispunt stilstond en zij drie voertuigen liet passeren. Verdachte heeft [naam 2] , die als eerste de straat overstak, niet gezien. Ook heeft zij [slachtoffer 2] in een opvallende jas en [naam 1] niet gezien op het moment dat zij bezig was met haar voorruit, op het moment dat zij haar auto weer in beweging bracht, vlak voordat zij links afsloeg en op het moment dat zij links afsloeg. Ook heeft zij [slachtoffer 2] niet gezien toen zij op de motorkap terecht kwam.
De rechtbank leidt uit deze genoemde omstandigheden af dat het zicht door de voorruit was belemmerd en verdachte onvoldoende zicht had om aan het verkeer deel te nemen.
Aanmerkelijke schuld?
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door met te beperkt zicht te rijden, onvoldoende te letten op de haar tegemoetkomende verkeersdeelnemers en geen voorrang te verlenen, terwijl zij wist dat extra voorzichtigheid en oplettendheid bij de kruising nodig was, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr) kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij is het van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Naar het oordeel van de rechtbank is – gelet op de ernst van het totale letsel en de lange duur van het herstel van [naam 1] , zoals onder 4.3.1 vermeld – sprake van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] – voor zover uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken – niet zodanig ernstig is dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel, dan wel zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal verdachte daarom in zoverre vrijspreken.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde – zoals hieronder omschreven – wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 21 december 2021 te Hardenberg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Meijerstraat, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de voorruit van de door verdachte bestuurde personenauto niet of gedeeltelijk ijsvrij was (gemaakt) en/of deze voorruit beslagen/bewasemd was en
- terwijl het zicht door die (voor)ruit werd belemmerd en
- terwijl verdachte ter plaatse bekend was en
- terwijl verdachte enige tijd voor haaientanden als bedoeld in artikel 80 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, had gewacht, welke haaientanden op het wegdek voor de kruisende weg, de Van Uterwyckallee, waren aangebracht,
- onvoldoende heeft opgelet op het (tegemoetkomende) verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- bij het afslaan naar links, teneinde de Van Uterwyckallee op te rijden, zich niet ervan heeft vergewist dat tegemoetkomend verkeer aanwezig was en
- bij het afslaan naar links in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een haar op dezelfde weg dan wel rijbaan tegemoetkomende voetgangster en fietser niet heeft laten voorgaan en
- in aanrijding is gekomen met voornoemde voetgangster en fietser en
- na voornoemde aanrijding niet is gestopt, maar is doorgereden over (de benen van) voornoemde fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 120 uren in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte heeft haar rijbewijs als moeder van een jong gezin nodig.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
In de avond van 21 december 2021 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt door geen voorrang te verlenen aan een moeder (als voetganger) en haar 4-jarige zoontje (op zijn fietsje) die het kruispunt wilden oversteken.
Een voetganger en een fietser behoren tot de groep van meest kwetsbare verkeersdeelnemers waarbij ieder contact tussen een rijdend motorrijtuig en een fietser of voetganger verstrekkende (of zelfs fatale) gevolgen kan hebben. De 4-jarige [naam 1] heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit een hersenschudding, aangezichtsletsel en dijbeenfracturen. Ter behandeling daarvan heeft hij operaties moeten ondergaan en heeft hij enige tijd in het ziekenhuis (en zelfs een dag op de intensive care) moeten verblijven. Ter terechtzitting is gebleken dat [naam 1] vooruitgang boekt in zijn herstel, maar dat het herstel nog niet is voltooid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Blijkens deze oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden wordt opgelegd.
Hoewel ter terechtzitting is gebleken dat ook verdachte gebukt gaat onder de gevolgen van haar handelen en zij door een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid tijdelijk zal worden belemmerd in haar dagelijks leven, ziet de rechtbank in haar persoonlijke omstandigheden onvoldoende reden om van de oriëntatiepunten, die – gelijk aan deze zaak – uitgaan van de situatie dat een verdachte het ongeval niet met opzet of als gevolg van zeer onachtzaam of roekeloos rijgedrag heeft veroorzaakt, af te wijken.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr en de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl
het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. V.P.K van Rosmalen en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier PL0600-2021594372 van de politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal, van 10 februari 2022. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 juli 2022, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Toen ik bij het kruispunt stilstond, heb ik drie auto’s voor laten gaan en heb ik ondertussen met een doekje de voorruit schoongemaakt, omdat de ruit weer deels was beslagen door het koude weer.
2.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, opgesteld door verbalisant
[verbalisant] , van 19 januari 2022, pagina’s 11, 13 t/m 15 en 20, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer opengestelde kruising, gevormd door de wegen: Van Uterwyckallee, Meijerstraat en de Van Foreestallee, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Hardenberg. Voornoemde kruising is een voorrangskruising waarbij verkeer welke de voornoemde kruising wil oprijden voorrang dient te verlenen aan het verkeer rijdende op de voorrangsweg, zijnde de Van Uterwyckallee. Voornoemde situatie wordt aangegeven middels bord B6 uit bijlage 1 van het RVV1990 en op het wegdek aangebrachte haaientanden. Ten tijde van het ongeval was de buitentemperatuur onder 0°Celsius. Het tijdstip dat het ongeval werd gemeld was 16:54 uur. Het tijdstip van zonsondergang 16:30 uur. Ter plaatse was openbare straatverlichting welke ten tijde van het ongeval in werking was. Ten tijde van het ongeval was het droog en helder weer. De moeder van het slachtoffertje, samen met haar zoontje op zijn fietsje, hebben gestaan op de van Foreestallee, voor de haaientanden van de Van Uterwyckallee, dus in tegengestelde richting als de personenauto. De moeder en zoontje op zijn fietsje besloten op een gegeven moment rechtdoor over te steken. Hierop sloeg de bestuurster van de personenauto met haar voertuig linksaf en heeft kennelijk hierbij zowel de moeder als het slachtoffertje op zijn fiets geraakt. Gelet op het letsel aan de bovenbenen van het slachtoffertje is het zeer aannemelijk dat de personenauto met één of meerdere wielen over de benen van het slachtoffertje is gereden.
3.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving inzake [slachtoffer 1] , opgesteld door forensische artsen T. Wemeijer (i.o.) en W. Duijst, van
7 februari 2022, pagina’s 22 en 23, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2017. Betrokkene heeft op 21-12-2021 letsel opgelopen bij een verkeersongeval. Volgens de medische informatie zat betrokkene op een fiets en werd hij van voren aangereden. Bij lichamelijk onderzoek was hij suf, maar werd op aanspreken weer wakker. Dit werd geduid als een hersenschudding zonder bewustzijnsverlies. Ook waren beide dijbenen pijnlijk. Het gevoel in de benen was normaal, betrokkene heeft wijdverspreid over het aangezicht verwondingen, met 2 barstwonden op het achterhoofd. Bij aanvullend onderzoek bleek sprake van een breuk van het dijbeen gezien rechts, waarbij het bot 3cm verkort is en een dwarse breuk in het midden van het dijbeen links met verkorting, met een verandering van de hoek door beweging. Voor de dijbeenbreuken was operatieve behandeling noodzakelijk. Tijdens de operatie zijn de beide breuken gestabiliseerd met zogeheten K-draden en is een wond op het hoofd verzorgd. Na operatie is betrokkene opgenomen voor 1 dag op de IC en is hierna overgeplaatst naar de afdeling chirurgie. Hij kon op 29-12-2021 naar huis met gips en bij controles was er een goed herstel van de breuken te zien op de röntgenfoto's. Inwendig letsel: hersenschudding zonder bewustzijnsverlies of verdere neurologische afwijkingen en op de röntgenfoto van benen wordt beiderzijds dijbeen breuk gezien. Soort verwonding (beoordeling): verspreid over het aangezicht verwondingen, met 2 barstwonden op achterhoofd. Ernst van het letsel: huid: het letsel resulteert in een AIS van 2 (matig), hoofd/hals: het letsel resulteert in een AIS van 1 (licht), benen: het letsel resulteert in een AIS van 3 (ernstig). Genezingsduur: genezing van hersenschudding is voor elke patiënt anders en niet in te schatten, genezing van de barstwonden bedraagt gemiddeld 6 weken, genezingsduur dijbeenfracturen bij kinderen bedraagt 3-8 weken.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 4 januari 2022, pagina’s 28 en 29, inclusief bijlage, pagina 31, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: In wat voor relatie bent u betrokken bij deze aanrijding?
A: Ik was de bestuurder van de auto.
V: Hoe heeft de aanrijding plaatsgevonden?
A: Ik wil hiervoor graag verwijzen naar mijn opgestelde brief. Deze is als bijlage 1 gevoegd bij dit proces-verbaal.
V: Bent u bekend met de wegsituatie ter plaatse?
A: Ja, de plaats is mij heel erg bekend.
V: Welke verkeersborden en verkeerstekens hebt u voor de plaats van het ongeval gezien?
A: Een voorrangsbord en haaientanden op het wegdek.
V: Wat is het rijgedrag geweest bij het naderen van de botsplaats?
A: Ik ben volledig tot stilstand gekomen. Ik heb overig verkeer voorrang verleend.
V: Waren er volgens u belemmeringen in het zicht op de verkeersituatie?
A: Het is een hele donkere kruising en de aanwezige straatverlichting is slecht verdeeld.
Bijlage 1:
Voor het wegrijden doe ik de blazer aan om de ramen te ontwasemen, want het vriest. Ik rijd vervolgens richting het kruispunt van de Van Uterwyckallee. (…). Ik denk: “Ligt er iets op de weg, waar rijd ik overheen?”. En kort hierna voelt het als een sneeuwbal achter op mijn auto. Dan hoor ik gekrijs en geschreeuw. Dan zie ik een jongetje op de straat liggen met bebloed gezicht en de moeder zit ernaast. Ik heb ze niet gezien.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 11 januari 2022, pagina 32, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
Op dinsdag 21 december 2021 reed ik omstreeks 17:00 uur met mijn voertuig op de Van Uterwyckallee. Ik kwam vanuit de richting N343 Haardijk. Ik zag op de kruising Van Foreestallee, Van Uterwyckallee, Moonenplein aan de rechterzijde een witte Volkswagen Up staan. Ik zag aan de linkerzijde een vrouw met een kind op een fietsje staan. Ik zag dat ze allemaal stil stonden voor de haaientanden. Ik zag dat de vrouw de weg op liep en dat het kindje ging fietsen, ik zag dat ze rechtdoor liepen. Tegelijkertijd zag ik dat de vrouw in de Volkswagen Up ging rijden en dat ze de kruising op reed. Ik zag dat ze linksaf sloeg de Van Uterwyckallee op. Ik zag dat het voertuig twee keer op en neer ging. Ik ben uit mijn voertuig gestapt en ik zag dat de voorruiten bevroren waren van het voertuig van de vrouw. Ik zag dat er een witte gloed op de voorruit zat. Van de voorruit was het ijs er niet af gekrabd. De jongen is op de drempel aangereden door de vrouw in de Volkswagen Up. Hij lag vervolgens ongeveer 10 meter verderop op de grond. Hij is meegesleurd door het voertuig. Op het moment van de aanrijding was het schemer. Het zat tussen licht en donker in.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van betrokkene [slachtoffer 2] van 5 januari 2022, pagina’s 36 en 37, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze betrokkene:
Op dinsdag 21 december 2021 omstreeks 16:55 uur liep ik, samen met mijn zoontjes [naam 2] (9 jaar) en [naam 1] (4 jaar), op de Van Foreestallee te Hardenberg. Mijn zoontje [naam 2] en ik waren lopend en mijn zoontje [naam 1] zat op zijn fietsje. Ter hoogte van de kruising met de Van Uterwyckallee waren wij voornemens om de weg over te steken om de tegenovergelegen Moonenlaan te vervolgen. Het was schemerig. Zelf droeg ik een opvallende gele jas. Wel zag ik op de tegenovergelegen weg een witte personenauto staan van het merk Volkswagen type Up. Omdat deze auto stil stond en stil bleef staan, had ik het gevoel dat ik veilig kon oversteken. Verder hoorde ik van mijn zoontje [naam 2] dat hij had gezien dat de bestuurder van de auto bezig was met het schoonmaken van de ruiten van de auto en dat de ruitenwissers van het voertuig in werking waren. Op het moment dat ik de Van Uterwyckallee opliep om de deze over te steken, zag ik dat de genoemde Volkswagen begon te rijden. Ik kon geen kant meer op en ik voelde vervolgens dat ik door de auto werd geraakt. Ik kwam eerst op de motorkap van de Volkswagen terecht en vervolgens kwam ik ten val en op de grond te liggen. Ik kon aanvankelijk [naam 1] niet meer vinden, maar zag hem vervolgens rechts naast mij op het wegdek van de Van Uterwyckallee liggen. Tot mijn afgrijzen, zag ik dat hij stil bleef liggen en spierwit was. [naam 1] is vervolgens met spoed overgebracht naar het Isala Ziekenhuis in Zwolle. Hier heeft men vastgesteld dat [naam 1] verwondingen had aan zijn hoofd en dat hij zijn twee bovenbeentjes had gebroken. Hiervoor is [naam 1] geopereerd. [naam 1] heeft meerdere dagen in het ziekenhuis moeten blijven waarvan de eerste zelfs op de IC.