De gedachte achter deze regeling is dat bovenmatige vergoedingen worden tegengegaan die zouden kunnen ontstaan indien per zaak een vergoeding wordt berekend voor grotere aantallen vrijwel identieke zaken, waarbij de rechtsbijstandswerkzaamheden (en daarmee de kosten) betrekkelijk gering zijn, juist vanwege het repeterende karakter ervan.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden nagenoeg identiek zijn, want ze hebben steeds bestaan uit het indienen van een bezwaarschrift. De zaken zijn door de officier van justitie gelijktijdig behandeld en zijn alle ingediend door dezelfde rechtsbijstandsverlener (mr. Lagas van Appjection B.V.). Om die reden vallen deze zaken binnen het begrip “samenhangende zaken” als bedoeld in artikel 3, lid 2 Bpb, aldus de officier van justitie.
De kantonrechter volgt de officier van justitie niet in deze redenering. De uitleg van het begrip “werkzaamheden die in elk van de zaken (nagenoeg) identiek konden zijn”, betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat het noodzakelijkerwijs ook moet gaan om inhoudelijk nagenoeg identieke zaken. De opvatting van de officier van justitie zou betekenen dat alle bezwaarschriften van professionele rechtsbijstandsverleners altijd naar goeddunken van de officier van justitie als samenhangend kunnen worden aangemerkt. Elk administratief beroep begint immers met een bezwaarschrift. Dat is een te ruime uitleg van het begrip “samenhangende werkzaamheden” in de zin van artikel 3, lid 2 van het Bpb. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de regelgever in artikel 3 Bpb het oog gehad op werkzaamheden in inhoudelijk nagenoeg identieke zaken. Vastgesteld moet worden dat hiervan in deze 57 zaken geen sprake was. In het beroepschrift heeft de gemachtigde onweersproken aangegeven dat de andere zaken in kwestie, zowel qua feitcode, als plaats en/of datum van de overtreding, steeds verschillende feiten betreft, waarin de gronden voor het administratief beroep ook steeds anders zijn. Hoorzittingen hebben op verschillende momenten plaatsgevonden. De enige samenhang bestaat hieruit dat de beslissing door de officier van justitie in alle zaken is genomen op dezelfde datum en dat de gemachtigde steeds is mr. mr. Lagas van Appjection B.V. Zoals hiervoor overwogen is dat niet voldoende om deze zaak met de 57 andere zaken als samenhangend in de zin van artikel 3, lid 2 van het Bpb aan te merken.
De tweede vraag die voorligt is of verweerder terecht voor de telefonische hoorzitting een half punt heeft toegekend in plaats van een heel punt voor het verschijnen op een hoorzitting, zoals opgenomen in de bijlage bij het Bpb.
De kantonrechter stelt vast dat de bijlage bij het Bpb voor het “
verschijnenop een hoorzitting” 1 punt wordt toegekend. De kantonrechter leidt daaruit af dat deze vergoeding is bedoeld voor het fysiek verschijnen op een hoorzitting. Het Bpb voorziet niet in een forfaitaire vergoeding voor telefonisch horen. Omdat met telefonisch horen in de regel minder kosten gepaard gaan én de forfaitaire vergoeding beoogt voor die kosten een tegemoetkoming te bieden, acht de kantonrechter het passend om in de lacune van de bijlage bij het Besluit te voorzien door hiervoor 0,5 punt toe te kennen. De kantonrechter vindt hiervoor ook steun in het Bpb, nu de bijlage voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen (waar evenmin sprake is van een fysiek verschijnen) voorziet in de toekenning van een 0,5 punt. Omdat de kantonrechter voorziet in een lacune in de bijlage van het besluit, is het niet nodig gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2, derde lid van het Bpb.