ECLI:NL:RBOVE:2022:2169

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
96-071669-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv na seponering van strafzaak

In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Overijssel op 1 juni 2022 een beschikking gegeven op een verzoekschrift van verzoeker, die een schadevergoeding ten laste van de Staat vroeg op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift, ingediend door verzoeker bijgestaan door zijn advocaat mr. A.J.M. Bommer, was gericht op het verkrijgen van een vergoeding voor de kosten van de raadsman in een strafzaak die was geseponeerd. De verzoeker had kosten gemaakt voor zijn verdediging, die hij vergoed wilde zien. De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, heeft zich verzet tegen het verzoek en stelde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de kosten, omdat hij zich in een situatie had gebracht die tot de kosten had geleid. De raadkamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 10 januari 2022 was geseponeerd. De raadkamer oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen, maar dat het gevraagde bedrag gematigd moest worden. Uiteindelijk werd aan verzoeker een vergoeding van € 2008,10 toegekend, waarbij de kosten van de raadsman en de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift in aanmerking zijn genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen het bedrag over te maken naar de Stichting Derdengelden HGB Advocaten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 96-071669-20
Raadkamernummer: 22-001907
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikel 530 Sv van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres]
te dezer zake domicilie kiezende aan de Levie Vorstkade 9 te Rotterdam (3071 AG), ten kantore van advocaat mr. A.J.M. Bommer,
verder te noemen: verzoeker,

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift, gedateerd januari 2022, is op 31 januari 2022 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ondertekend en ingediend door verzoeker, bijgestaan door mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.
Het verzoek strekt ertoe aan verzoeker op grond van artikel 530 Sv een vergoeding ten laste van de Staat toe te kennen voor:
- de kosten van de raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer tot een bedrag van € 1.812,00.
Daarnaast strekt het verzoek tot het op grond van artikel 530 Sv toekennen van een vergoeding van € 680,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 1 juni 2022.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk en de raadsman gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De raadkamer heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken uit het dossier van de strafzaak tegen verzoeker en een schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie van 3 februari 2022.

2.De standpunten van verzoeker en de raadsman en de officier van justitie

Standpunten van de verzoeker en raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift moet worden toegewezen. De raadsman heeft het verzoekschrift, waarvan de inhoud als ingelast dient te worden beschouwd, in raadkamer als volgt nader toegelicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting bij het schriftelijke standpunt gepersisteerd en stelt primair dat het verzoek moet worden afgewezen omdat verzoeker het aan zichzelf heeft te wijten dat de verdenking op hem is gevallen en hij zichzelf in een situatie heeft gebracht die ertoe zou kunnen leiden, en er ook toe geleid heeft, dat hij kosten heeft moeten maken en schade zou lijden. In het onderhavige geval is er geen sprake van een zaak die onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel.
Subsidiair stelt het OM zich op het standpunt dat de gevraagde vergoeding dient te worden gematigd. Uit de overgelegde urenspecificatie volgt dat in totaal 7 uren en 12 minuten aan de zaak zijn besteed, waarvan 4 uren betrekking hebben op reistijd wegens het verlenen van verhoorbijstand.
Verzoeker woont in Enschede en heeft ervoor gekozen zich te laten bijstaan door een
in Rotterdam gevestigde advocaat. Gezien het onderhavige dossier valt niet in te zien waarom een advocaat met gelijke kwalificaties niet dichter bij Borne, de plaats waar verzoeker door de politie is verhoord, zou zijn te vinden. Nu verzoeker heeft gekozen zich bij te laten staan door een in Rotterdam gevestigde raadsman, acht het OM het billijk dat een deel van de reistijd van de raadsman voor rekening van verzoeker blijft. Het OM is van oordeel dat de reistijd gematigd dient te worden tot de helft, ofwel 2 uren. In dit kader wordt verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 17 februari 2017 (vindplaats: ECLI:NL:GHAMS:2017:586).
Berekening kosten raadsman
Gezien het vorenstaande is het OM van oordeel dat het bedrag dient te worden gematigd naar:
5 uren en 12 minuten x € 200,00 € 1.040,00
Reiskostenvergoeding 360 km x € 0,16 € 57,60
€ 1.097,60
BTW 21% € 230,50
Totaal
€ 1.328,10

3.De ontvankelijkheid

Het verzoekschrift is tijdig ingediend. De raadkamer stelt vast dat het verzoekschrift ook overigens ontvankelijk is. De raadkamer heeft daarbij acht geslagen op jurisprudentie van de Hoge Raad, NJ 2013/402, bevestigd in HR 22-9-2015, NJ 2016/6. Daaruit volgt dat de in art. 591a, tweede lid, Sv (oud), thans art. 530, tweede lid Sv, neergelegde voorwaarde voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan art. 9a Sr, naar de bedoeling van de wetgever niet betekent dat de zaak dient te zijn geëindigd door een rechterlijke einduitspraak in de zin van art. 348 en 350 Sv. Ook na andere wijzen van beëindiging van de zaak bestaat op de voet van art. 591a, tweede lid, Sv (oud), thans art. 530, tweede lid Sv, de mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van de verdediging.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
De strafzaak tegen verzoeker is blijkens een brief van 10 februari 2022 van het Openbaar Ministerie aan verzoeker op 10 januari 2022 geseponeerd vanwege oud feit (beleidssepot). De strafzaak is dus geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr.
Alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van de gewezen verdachte, in aanmerking genomen, zijn er gronden van billijkheid aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen, maar tot een lager bedrag dan verzocht. De raadkamer overweegt daartoe het volgende.
De raadkamer is vooreerst op grond van de stukken van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een zaak die onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel, nu verzoeker uitdrukkelijk ontkend heeft dat de in de auto aangetroffen door de politie als inbrekerswerktuigen aangemerkte goederen (twee zogenoemde Walkie Talkie’s, een paar pantykousen, een paar handschoenen, een paar werkhandschoenen en een boortje) aan hem toebehoorden. In het dossier zit geen bewijsmiddel waarmee de verklaring van verzoeker wordt weerlegd of betwist.
Keuze raadsman
Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 530, tweede lid, Sv stelt de raadkamer voorop dat de declaratie van raadslieden niet meer is dan een uitgangspunt, dat door de raadkamer wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van raadslieden en zo ja, tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat de rechtbank geenszins gebonden is aan de door de raadslieden gedeclareerde tijd of het door hen gehanteerde uurtarief. Het is geheel en al aan een rechtzoekende een raadsman te kiezen aan wie hij de verdediging van zijn belangen toevertrouwt. In dat verband kan van een rechtzoekende - anders dan het door het Openbaar Ministerie subsidiair ingenomen standpunt - niet worden verlangd zijn advocaat te selecteren op een door de rechter of het Openbaar Ministerie maximaal in rekening te brengen reistijd in verband met de aard, omvang en complexiteit van de strafzaak.
De raadkamer merkt voorts op dat de consequentie van de keuze van verzoeker om afstand te doen van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand en zich voor eigen rekening te laten bijstaan door een raadsman uit Rotterdam, in voorkomende gevallen kan zijn dat het voor zijn rekening en risico komt wanneer een door verzoeker op basis van art. 530 Sv ingediend verzoekschrift tot vergoeding van de kosten van de raadsman door de raadkamer op gronden van billijkheid als dan niet geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen.
Kosten raadsman
Voor zover het verzoek ziet op de door de raadsman aan cliënt in rekening gebrachte reistijd van vier uur van Rotterdam naar Borne, is de raadkamer van oordeel dat het feit dat verzoeker gebruik gemaakt heeft van zijn recht om zijn eigen raadsman te kiezen, niet zonder meer met zich meebrengt dat dan ook alle door de raadsman in rekening gebrachte kosten door de Staat op basis van art. 530 Sv worden vergoed. Gelet op de aard en de complexiteit van de zaak, zijn er gronden van billijkheid aanwezig om het geclaimde bedrag van €1812,00 te matigen door in plaats van vier uren reistijd twee uren reistijd voor vergoeding in aanmerking te brengen. De raadkamer overweegt dat de overige door de raadsman verrichte en gedeclareerde werkzaamheden met het oog op een behoorlijke verdediging noodzakelijk zijn geweest. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde specificaties en declaraties en het in rekening gebrachte uurtarief is niet excessief.
De raadkamer kent daarnaast een vergoeding toe voor de kosten voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift, volgens de normbedragen zoals die voor dit soort verzoeken door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld, zijnde een bedrag van € 680,00.

5.De beslissing

De raadkamer:
  • kent op grond van artikel 530 Sv aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2008,10
  • beveelt dat na het onherroepelijk worden van deze beschikking de schadevergoeding door de griffier betaald wordt door overboeking van het bedrag op rekeningnummer NL12ABNA0428483488 ten name van Stichting Derdengelden HGB Advocaten o.v.v. K. Nikolic. 20200067;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van A. Bašić, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.