In deze zaak heeft eiseres op 31 mei 2022 beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 24 maart 2021. De rechtbank Overijssel heeft vastgesteld dat verweerder op 22 juni 2022 een verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het verzoek om verstrekking van het volledige dossier geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is. Echter, de rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres verweerder te vroeg in gebreke heeft gesteld, maar heeft besloten om de niet-ontvankelijkheid te passeren en het beroep inhoudelijk te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een dwangsom van € 1.442,- verbeurt, omdat hij niet tijdig heeft beslist. Tevens is verweerder opgedragen om binnen dertien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht van € 50,-.