ECLI:NL:RBOVE:2022:2059

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
ak_21_2356 tot en met 21_2360
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiewaardering en indeling in groepsfunctie van ambtenaren bij de Belastingdienst

In deze zaak hebben eiseressen, werkzaam als behandelfunctionaris Administratief Beroep bij de Belastingdienst, bezwaar gemaakt tegen de indeling van hun werkzaamheden in groepsfunctie C. De rechtbank Overijssel heeft op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. De eiseressen stelden dat hun werkzaamheden, waaronder telefonische gesprekken met belastingplichtigen, als 'horen' in de zin van artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten worden aangemerkt, wat hen recht zou geven op indeling in de hogere groepsfunctie E. De rechtbank oordeelde dat de telefonische gesprekken, die essentieel zijn voor de beoordeling van administratieve beroepen, inderdaad als 'horen' moeten worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de eiseressen voldoen aan de eisen voor indeling in groepsfunctie E, omdat zij ook werkzaamheden uit fase 3 van deze functie verrichten. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Financiën en droeg hem op nieuwe besluiten te nemen, waarbij de indeling in groepsfunctie E met terugwerkende kracht moet worden toegepast. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/2356 tot en met 21/2360

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], te [woonplaats],

[naam], te [woonplaats],
[naam], te [woonplaats]
[naam], te [woonplaats],
[naam], te [woonplaats], eiseressen,
gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf,
en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen de waardering van de hen opgedragen werkzaamheden en de indeling van deze werkzaamheden in groepsfunctie C, zoals deze indeling en waardering vermeld zijn in hun P-dossiers en aan hen bekendgemaakt zijn door hun leidinggevende tijdens individuele personeelsgesprekken in januari/februari 2019.
Bij besluiten van 25 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen die besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2022. De vijf zaken zijn daarbij gevoegd behandeld. Eiseressen zijn allen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Salden, [naam] voormalig teamleider van eiseressen, en [naam], functiewaarderingsexpert.

Overwegingen

Bevoegdheid van de rechtbank

1.1
Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
1.2
De primaire besluiten c.q. handelingen in deze zaken – dat wil zeggen de mededeling die de leidinggevende tijdens individuele personeelsgesprekken in januari/februari 2019 heeft gedaan over de waardering en indeling van de werkzaamheden van eiseressen en destijds is neergelegd in de verslagen van die gesprekken – zijn van vóór 1 januari 2020. Dat betekent dat op de bezwaren van eiseressen tegen die besluiten dan wel handelingen, het procesrecht volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing blijft en dat tegen de besluiten op bezwaar van 25 november 2021 beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
1.3
De rechtbank is daarom bevoegd om van de beroepen van eiseressen kennis te nemen.

Wie is verweerder?

2. Mede gelet op wat tijdens de zitting desgevraagd van de zijde van verweerder naar voren is gebracht, gaat de rechtbank ervan uit dat de Algemeen directeur Centrale Administratieve Processen de bestreden besluiten op grond van mandaat heeft genomen namens de staatssecretaris van Financiën. De rechtbank merkt de staatssecretaris van Financiën daarom aan als verweerder.

Relevante feiten en omstandigheden

3.1
Eiseressen zijn werkzaam als behandelfunctionaris Administratief Beroep, Intensieve Incasso, bij de Belastingdienst, onderdeel Centrale Administratieve Processen, cluster Inning (hierna: CAP/Inning) in Enschede. Hun werkzaamheden zijn ingedeeld in groepsfunctie C.
3.2
De Belastingdienst heeft in 2014/2015 besloten een aantal werkprocessen te centraliseren. De samenvoeging van de voormalige onderdelen Belastingdienst Centrale Administratie en Semi Massale Processen in 2017 heeft geleid tot de vorming van het onderdeel CAP/Inning. In Enschede is toen ook het derde Landelijk Incassocentrum (LIC) gevormd, naast de twee bestaande LIC’s in Amsterdam en Groningen.
3.3
Eiseressen waren werkzaam bij het Regionale Incassocentrum (RIC) in Enschede en zijn overgegaan naar het LIC. Eiseressen werden, samen met medewerkers van de Belastingdienst/particulieren met een groepsfunctie E of F, geplaatst bij het cluster Intensieve Incasso.
3.4
In verband met de samenvoeging van diverse werkstromen heeft het Managementteam van CAP/Inning in oktober 2017 besloten een projectgroep in te stellen die alle werkprocessen/werkstromen binnen CAP/Inning moest beschrijven – de zogenoemde procesbeschrijvingen – en de resultaten daarvan vastleggen in een Organisatie- en Formatie-rapport.
3.5
Tijdens individuele personeelsgesprekken in januari/februari 2019 heeft de toenmalige leidinggevende aan ieder van eiseressen meegedeeld dat hun werkzaamheden op basis van de procesbeschrijvingen waren gewaardeerd op het niveau van groepsfunctie E, maximaal fase 2. Omdat er in hun functie geen werkzaamheden waren gevonden in fase 3, was er geen aanleiding om eiseressen te plaatsen in groepsfunctie E en bleef de indeling in groepsfunctie C gehandhaafd. Een en ander is ook vastgelegd in de personeelsdossiers van eiseressen. Eiseressen hebben daartegen bezwaar gemaakt.
3.6
Naar aanleiding van de bezwaren van eiseressen heeft hun toenmalige leidinggevende voorgesteld om een functiebeschrijving, een zogenoemd functie-informatieformulier (FIF), van de eiseressen opgedragen werkzaamheden op te stellen en dat door een functiewaarderingsexpert te laten wegen om de zwaarte van de functie vast te stellen.
3.7
Omdat er geen overeenstemming met eiseressen kon worden verkregen over de beschrijving van de hen opgedragen werkzaamheden, heeft de leidinggevende het FIF in maart 2021 eenzijdig vastgesteld.
3.8
Eiseressen waren het niet eens met dat FIF. Er hebben vervolgens gesprekken tussen eiseressen en/of hun gemachtigde, de leidinggevende van eiseressen en de arbeidsjurist plaatsgevonden over de inhoud van het vastgestelde FIF.
3.9.
Hoewel er medio 2021 nog steeds geen overeenstemming was bereikt over de aard en omvang van de eiseressen opgedragen werkzaamheden, hebben eiseressen ermee ingestemd dat het FIF voor advies werd voorgelegd aan functiewaarderingsexpert [naam], HR adviseur van SSO O&P/Dienstverlening.
3.1
[naam] heeft op 28 oktober 2021 advies uitgebracht. Daarin is hij tot de conclusie gekomen dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde voor indeling in groepsfunctie E dat de werkzaamheden in fase 2 en fase 3 van groepsfunctie E moeten worden uitgevoerd. Daarom heeft hij verweerder geadviseerd om de indeling van de functie van eiseressen in groepsfunctie C te handhaven.
3.11
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard en de indeling in groepsfunctie C gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat hij zich kan vinden in de conclusies van de functiewaarderingsexpert en die conclusies overneemt.
3.12
Eiseressen hebben tegen die besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank.

Toetsingskader functiewaardering

4.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3831, is de rechterlijke toetsing bij functiewaardering terughoudend. De bestuursrechter moet beoordelen of de waardering op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf ook verdedigbaar is.
4.2
Zoals de CRvB in diezelfde uitspraak heeft overwogen, heeft het bestuursorgaan bij het waarderen van functies een ruime mate van vrijheid. Dit neemt niet weg dat het bestuursorgaan de waardering wel deugdelijk moet motiveren. Daarbij moet concreet worden ingegaan op de argumenten waarmee de ambtenaar de waardering bestrijdt en moet zo nodig de oorspronkelijke motivering van de waardering worden aangevuld of gewijzigd.

Toepasselijke regelgeving

5.1
In artikel 3.1 (Begripsbepalingen) van de Personele Uitvoeringsbepalingen Belastingdienst (PUB) is het begrip ‘functie’ gedefinieerd als “het samenstel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen”. Deze definitie betreft het totaal van de aan de medewerker opgedragen taken, hetgeen dus neerkomt op de feitelijk aan de medewerker opgedragen functie.
5.2
Het object van functiewaardering in het kader van de PUB is de organieke functie, dat wil zeggen het samenstel van taken dat als functie is vastgelegd in de geldende personeelsformatie.
5.3
Voor de groepsfunctie is bepaald dat dit een functie is waarvoor op basis van artikel 13 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) een salarisschaal is vastgesteld waarbij gebruik is gemaakt van salarisbedragen die voorkomen in de salarisschalen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984).
5.4
Bij groepsfuncties geldt als bijzondere omstandigheid dat deze alleen door de Directeur-Generaal Belastingdienst kunnen worden ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat aan een groepsfunctionaris, anders dan tijdelijk, geen werkzaamheden dienen te worden opgedragen die behoren tot een hogere groepsfunctie. Als daarvan desondanks toch sprake is en aan een medewerker structureel werkzaamheden van een hogere groepsfunctie zijn opgedragen, bestaat aanspraak op de bezoldiging volgens de aan die hogere groepsfunctie verbonden salarisschaal als:
- die werkzaamheden het gehele bereik – in casu de fasen 1 tot en met 3 – van de hogere
groepsfunctie betreffen;
- met het uitvoeren van de werkzaamheden die behoren tot de fasen 2 en 3 van de hogere
groepsfunctie, ten minste 50% van de werktijd van de groepsfunctionaris is gemoeid;
- de wijze van functioneren van de medewerker zich niet tegen het toekennen van de hogere salarisschaal verzet.
5.5
De medewerker heeft het recht om bij een geschil over zijn functiebeschrijving de inzet van een functiewaarderingsdeskundige te verlangen. Vervolgens dient het bevoegd gezag het FIF vast te stellen door middel van een besluit. Het bevoegd gezag dient daarbij onder meer rekening te houden met de argumenten van de betrokkene en de resultaten van de inzet van de functiewaarderingsdeskundige.

Inhoudelijke beoordeling van de beroepen

6.1
Eiseressen zijn het niet eens met de beslissing van verweerder om de huidige indeling van hun werkzaamheden in groepsfunctie C te handhaven en hun werkzaamheden niet in de naasthogere groepsfunctie E te plaatsen.
Kern van het geschil: is sprake van horen in de zin van de Awb?
6.2
Gelet op wat eiseressen in hun beroepschrift en op de zitting naar voren hebben gebracht, spitst het geschil zich toe op de vraag of de telefonische gesprekken die eiseressen in het kader van de behandeling van het administratief beroep hebben met belastingplichtigen, kunnen worden aangemerkt als ‘horen’ in de zin van artikel 7:16 van de Awb.
6.3
Hierbij merkt de rechtbank op dat in de stukken meestal gesproken wordt over horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb. Omdat het bij procedures in het kader van de artikelen 25 en 26 Invorderingswet (IW) echter niet gaat om bezwaar, maar om administratief beroep, gaat de rechtbank ervan uit dat steeds bedoeld zal zijn horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb. Omdat de artikelen 7:2 en 7:16 van de Awb betrekking hebben op vergelijkbare procedures, maakt dat voor de beoordeling van de onderhavige beroepen verder geen verschil.
Horen in de zin van de Awb is voldoende voor indeling in groepsfunctie E
6.4
Partijen zijn het erover eens dat eiseressen voor meer dan 50% van hun werktijd werkzaamheden uitvoeren die behoren bij groepsfunctie E en dat zij die werkzaamheden structureel langer dan een jaar hebben uitgevoerd. Voor indeling in die groepsfunctie E geldt echter de eis dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd uit zowel fase 2 als fase 3 van die groepsfunctie. Verweerder is van mening dat eiseressen alleen werkzaamheden verrichten uit fase 2 van groepsfunctie E en geen werkzaamheden uit fase 3.
6.5
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat voor indeling in groepsfunctie E voldoende is dat eiseressen één taak uitvoeren uit fase 3. Het horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb behoort tot de werkzaamheden uit fase 3 van groepsfunctie E. Als de telefoongesprekken die eiseressen voeren met belastingplichtigen moeten worden aangemerkt als horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb, verrichten eiseressen dus werkzaamheden in fase 3 en voldoen zij daarmee aan de eis voor indeling in groepsfunctie E dat zij werkzaamheden uit zowel fase 2 als fase 3 van die groepsfunctie uitvoeren.
Waardering en indeling van werkzaamheden geschieden op basis van FIF
6.6
Uitgangspunt voor de zwaartebepaling en indeling van de werkzaamheden van eiseressen is de beschrijving van hun werkzaamheden, zoals die is opgenomen in het FIF dat in juli 2021 eenzijdig vastgesteld is door hun toenmalige leidinggevende [naam].
6.7
Hoewel eiseressen het niet eens waren met de eenzijdige vaststelling van het FIF door de leidinggevende, hebben zij er – vanwege de lange duur van de procedure en omdat er anders geen duidelijkheid zou komen – uiteindelijk toch mee ingestemd om de door hen betwiste functiebeschrijving te laten wegen door functiewaarderingsexpert [naam].
6.8
De rechtbank merkt in dit verband op dat twee eiseressen het verslag van het individuele personeelsgesprek dat hun leidinggevende met hen in januari/februari 2019 heeft gevoerd, voor akkoord hebben getekend. Mede gelet op het verhandelde ter zitting, gaat de rechtbank er echter van uit dat het hun bedoeling was om het verslag van het personeelsgesprek voor gezien te tekenen en dat zij het, net als de andere eiseressen, niet eens waren met de indeling van hun werkzaamheden in groepsfunctie C.
6.9
Het FIF ziet op de werkzaamheden die eiseressen hebben verricht in de periode 1 oktober 2017 tot 1 oktober 2018. De werkzaamheden zijn per 1 november 2018 gewijzigd in het behandelen van verzoeken in het kader van de artikelen 25 en 26 van de IW. Die artikelen betreffen de procedures waarbij een burger of (ex)ondernemer administratief beroep instelt tegen een (primair) besluit waarbij al dan niet uitstel van een betaling is verleend of een betalingsregeling is getroffen of waarbij sprake is van het al dan niet verlenen van kwijtschelding. Omdat deze functiewijziging slechts één maand na de peilperiode heeft plaatsgevonden en om in het kader van finale geschillenbeslechting meteen duidelijkheid te verschaffen, heeft de leidinggevende ook de nieuwe werkzaamheden van eiseressen meegenomen in het FIF.
Advies van functiewaarderingsexpert
6.1
Functiewaarderingsexpert [naam] is in zijn advies van 28 oktober 2021, na weging van het FIF, tot de conclusie gekomen dat het horen (als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb) niet behoort tot de feitelijk opgedragen werkzaamheden van eiseressen. Die taak is volgens [naam] voorbehouden aan de medewerkers E en F van het team Wettelijke Taken. Het contact dat eiseressen indien nodig hebben met de belastingplichtige, wordt door [naam] gekwalificeerd als het telefonisch opvragen van informatie om het administratief beroep te kunnen onderbouwen en kan volgens hem niet als een verzwarend element van de functie (fase 3 van groepsfunctie E) worden beschouwd.
6.11
De taken en verantwoordelijkheden van eiseressen overstijgen volgens [naam] weliswaar het niveau van groepsfunctie C, maar reiken niet verder dan fase 2 van groepsfunctie E. [naam] is daarom van mening dat eiseressen geen werkzaamheden uit fase 3 van groepsfunctie E uitvoeren. Daarom heeft hij aan verweerder geadviseerd om de indeling van de werkzaamheden van eiseressen in groepsfunctie C te handhaven.
Verweerder heeft advies van functiewaarderingsexpert overgenomen
6.12
Verweerder heeft die conclusie van [naam] bij de bestreden besluiten op bezwaar overgenomen. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat het beleggen van een hoorzitting niet behoort tot de aan eiseressen of hun team opgedragen taken. Mede om die reden kunnen de door eiseressen uitgevoerde gesprekken met belastingplichtigen naar de mening van verweerder niet leiden tot plaatsing in groepsfunctie E.
Rechtbank deelt standpunt verweerder niet
6.13
De rechtbank is het niet met dit standpunt van verweerder eens. Dat wordt nu toegelicht.
6.14
De behandeling van administratieve beroepen in het kader van de artikelen 25 en 26 van de IW is een taak van het cluster Intensieve Incasso, waarbinnen eiseressen werkzaam zijn, en is een taak die hen feitelijk is opgedragen. De medewerker die het administratief beroep behandelt, moet beoordelen of het beroep van de belastingplichtige al dan niet gegrond is.
6.15
In het kader van de inhoudelijke beoordeling van het administratieve beroepschrift nemen eiseressen telefonisch contact op met de belastingplichtige of diens gemachtigde.
6.16
Op basis van de inhoudelijke beoordeling en het telefonisch contact met de belastingplichtige bekijkt de behandelaar of er mogelijkheden zijn om binnen de wet- en regelgeving tot een passende oplossing te komen, waarbij sprake is van maatwerk. Hiermee wordt bedoeld: een nieuwe gunstiger beslissing in de vorm van het (alsnog) verlenen van uitstel van betaling, het treffen van een betalingsregeling of het verlenen van kwijtschelding. Deze nieuwe (primaire) beslissing wordt door de behandelaar geheel zelfstandig genomen.
6.17
Als de medewerker tot de conclusie komt dat het beroepschrift ongegrond is, schrijft hij of zij een advies voor verdere behandeling van het administratieve beroep door een F-medewerker van het team Wettelijke Taken.
6.18
Omdat eiseressen de opdracht hebben om gegronde beroepen te selecteren en geheel zelfstandig af te doen, kan het telefonisch contact dat zij daarbij hebben met de belastingplichtigen, naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gekwalificeerd dan als ‘horen’ in de zin van artikel 7:16 van de Awb.
6.19
In het telefoongesprek heeft de behandelaar de mogelijkheid om vragen te stellen over eventuele onduidelijkheden en informatie te verzamelen die nodig is voor een zorgvuldige besluitvorming, en heeft de belastingplichtige de gelegenheid om zijn eigen standpunt toe te lichten. Daarbij zoekt de behandelaar met de belastingplichtige naar een passende oplossing. Deze elementen vormen naar het oordeel van de rechtbank de essentie van horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb.
Horen hoeft niet per se fysiek te gebeuren
6.2
Het feit dat er geen fysieke hoorzitting wordt belegd, maar dat het contact met de belastingplichtige telefonisch plaatsvindt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de kwalificatie ‘horen’. De rechtbank deelt niet de zienswijze van [naam] in onderdeel 4 van zijn advies (“Matrix Hoorgesprek”) dat een hoorgesprek niet telefonisch kan worden gevoerd. Volgens vaste rechtspraak kan horen ook telefonisch plaatsvinden, mits dat op een zorgvuldige wijze gebeurt en de belanghebbende, in dit geval de belastingplichtige, daarmee instemt.
Belanghebbende hoeft niet mogelijkheid te krijgen om op verslag van horen te reageren
6.21
[naam] heeft verder in de “Matrix Hoorgesprek” aangegeven dat geen sprake is van horen omdat er geen hoorverslag van het gesprek wordt gemaakt waarop de belastingplichtige kan reageren. De rechtbank volgt ook dit standpunt niet.
6.22
Uit de “Matrix Hoorgesprek” blijkt dat van het telefoongesprek met de belastingplichtige wel degelijk een verslag wordt gemaakt. Dat de belastingplichtige niet de mogelijkheid krijgt om op dat verslag te reageren, is geen reden om te concluderen dat geen sprake is van horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb. De Awb schrijft immers niet voor dat de belanghebbende in bezwaar of administratief beroep in de gelegenheid moet worden gesteld om op het verslag van het hoorgesprek te reageren.
Ondanks geen uitnodiging voor gesprek en geen mogelijkheid om vooraf stukken in te zien, toch horen
6.23
Dat de belastingplichtige geen uitnodiging voor het hoorgesprek ontvangt en niet de gelegenheid wordt geboden om vooraf stukken in te zien, ontneemt naar het oordeel van de rechtbank aan de gesprekken van eiseressen met belastingplichtigen evenmin het karakter van ‘horen’. Weliswaar bellen eiseressen onaangekondigd met de belastingplichtige, maar als het moment niet schikt kan een andere afspraak worden gemaakt, zo hebben eiseressen tijdens de zitting verklaard. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
6.24
Verder gaat de rechtbank ervan uit dat in procedures als die waar het hier om gaat, er naast de beslissing waartegen het administratief beroep is gericht, in de meeste gevallen geen andere stukken zullen zijn die de belastingplichtige nog niet kent en die hij daarom voorafgaand aan het horen zou moeten kunnen inzien.
Als gesprekken van eiseressen geen horen zouden zijn, zou bij behandeling van onderhavige administratieve beroepen slechts in weinig gevallen worden gehoord
6.25
Ten slotte acht de rechtbank nog van betekenis dat verweerders stelling dat het contact dat eiseressen als behandelend ambtenaar hebben met de belastingplichtige niet geldt als horen, impliceert dat er in het merendeel van de gevallen waarin het administratief beroep door een medewerker van het team Intensieve Incasso wordt behandeld, niet zou worden gehoord.
6.26
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd verklaard dat 75% van de administratieve beroepen in het kader van de artikelen 25 en 26 IW gegrond wordt verklaard en volledig door eiseressen wordt afgehandeld. In slechts 25% van de gevallen is het administratief beroep ongegrond. De zaak gaat dan met een advies van eiseressen naar een F-medewerker van de directie Wettelijk Taken voor de verdere afhandeling. Slechts in de helft van die gevallen vindt er daarna nog een hoorgesprek plaats. Dat betekent dat er dus maar in 12,5% van alle administratieve beroepen in het kader van de artikelen 25 en 26 IW gehoord zou worden. Dat is in strijd met artikel 7:16 van de Awb en kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet de bedoeling van verweerder zijn.
6.27
Ook dit pleit er naar het oordeel van de rechtbank voor om het telefonisch gesprek dat eiseressen hebben met de belastingplichtige, als ‘horen’ te kwalificeren. Dat gesprek is immers in de meeste gevallen ook het enige moment in de procedure waarop er direct contact is met de belastingplichtige en waarop deze de gelegenheid heeft zijn standpunt nader toe te lichten.
Sprake van horen in de zin van de Awb en dus indeling in groepsfunctie E gerechtvaardigd
6.28
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de telefoongesprekken die eiseressen in het kader van de behandeling van het administratief beroep voeren met de belastingplichtige, moeten worden aangemerkt als horen in de zin van artikel 7:16 van de Awb.
6.29
Eiseressen voldoen daarmee aan de eis voor indeling in groepsfunctie E, inhoudende dat zij ook werkzaamheden uit fase 3 van deze groepsfunctie verrichten. De rechtbank acht het besluit van verweerder om de indeling van de werkzaamheden van eiseressen in groepsfunctie C te handhaven daarom onhoudbaar. De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden van eiseressen alsnog dienen te worden ingedeeld in groepsfunctie E.
6.3
Omdat het FIF dat aan de indeling ten grondslag ligt, betrekking heeft op de werkzaamheden die eiseressen hebben verricht in de periode vanaf 1 oktober 2017, ligt het in de rede om de indeling in groepsfunctie E ook met terugwerkende kracht vanaf die datum te laten ingaan.

Conclusie

7. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten moeten worden vernietigd.
Verweerder zal nieuwe besluiten op de bezwaren van eiseressen moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Griffierecht

8. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan ieder van eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Proceskosten

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,-- per punt en een wegingsfactor 1). De rechtbank merkt de beroepen van eiseressen hierbij aan als samenhangende zaken, die voor de toepassing van het Bpb worden beschouwd als één zaak.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op nieuwe besluiten op de bezwaren van eiseressen te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op aan ieder van eiseressen het betaalde griffierecht van € 181,--
te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, rechter, in aanwezigheid van
G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.