ECLI:NL:RBOVE:2022:2033

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
08.064510.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en het weigeren van medewerking aan een ademonderzoek na een verkeersongeval

Op 19 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een rijontzegging van zeven maanden. De man was betrokken bij een eenzijdig ongeval op de A1, waarbij hij met zijn auto over de kop sloeg en in een sloot terechtkwam. Bij het ongeval werd een vuurwapen aangetroffen op een afstand van twee à drie meter van de auto. De verdachte verklaarde dat hij het vuurwapen op verzoek van iemand anders had meegenomen. Tijdens de zitting op 5 juli 2022 werd de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, besproken, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk.

De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en munitie, alsook het weigeren van medewerking aan een ademonderzoek. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en het weigeren van medewerking aan een ademonderzoek ernstige feiten zijn die onaanvaardbare risico's met zich meebrengen voor de verkeersveiligheid. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De opgelegde straf is in lijn met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast werd een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte 240 dagen van de vrijheidsstraf moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.080932.22 en 08.064510.22 (gev. ttz) en 10.022193.17 (herroeping v.i. (v.i.-nummer 99.000588.37)) (P)
Datum vonnis: 19 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] (Zambia),
wonende aan [adres]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Tromp en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 08.080932.22
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te de Lutte, gemeente Losser, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type Star 30pk, kaliber 9mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van
een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 kogelpatronen
(merk Fiocchi, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 08.064510.22
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte medewerking aan een ademonderzoek heeft geweigerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te Borne, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

In de zaak met parketnummer 08.080932.22 en in de zaak met parketnummer 08.064510.22
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte de feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.080932.22 [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal onderzoek wapen van [naam 1] van 22 maart 2022 (pag. 52 – 53);
In de zaak met parketnummer 08.064510.22 [2]
3. het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
4. het proces-verbaal bevindingen van [naam 2] van 25 januari 2022 (pag. 12).

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaringen steunen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 08.080932.22
hij op 25 januari 2022 te De Lutte, gemeente Losser, een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk/type Star 30pk, kaliber 9mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 kogelpatronen (merk Fiocchi, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad;
in de zaak met parketnummer 08.064510.22
hij op 25 januari 2022 te Borne als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder beide parketnummers meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08.080932.22 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot dit feit sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit enkelvoudig kwalificeren als hierna vermeld. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Het in de zaak met parketnummer 08.064510.22 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 163, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de in onder beide parketnummers bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij De Tender. De officier van justitie heeft daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven maanden gevorderd voor het feit onder parketnummer 08.064510.22 (weigeren ademonderzoek).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten die horen bij het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning en niet in de openbare ruimte en verdachte dan voor de bewezenverklaarde feiten een maximale taakstraf op te leggen met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor het feit in de zaak met parketnummer 08.064510.22 (weigeren ademonderzoek).
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Op 25 januari 2022 heeft verdachte na het drinken van enkele glazen alcohol een auto bestuurd en heeft hij een eenzijdig ongeval op de autosnelweg A1 veroorzaakt als gevolg waarvan hij met de auto over de kop is geslagen en in de sloot is terecht gekomen.
De ter plaatse gekomen verbalisanten hebben op een afstand van twee à drie meter van de auto een vuurwapen in de modder aangetroffen. Het gras en de modder rondom het vuurwapen was ongeschonden en de trekker en het handvat staken boven de modder uit.
Verbalisanten hebben verdachte in de buurt van de auto aangetroffen; hij verklaarde dat hij had gedronken. Nadat verdachte was aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8 WVW 1994, heeft verdachte geweigerd een bevel tot medewerking aan een ademanalyse op te volgen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het vuurwapen en de zich daarin bevindende munitie in de auto aanwezig had, omdat hij het wapen eerder die avond op verzoek van iemand anders had meegenomen uit diens woning.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Zowel het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen met bijbehorende munitie als het weigeren van een bevel tot medewerking aan een ademanalyse, acht de rechtbank ernstige feiten.
Het ongecontroleerd wapenbezit brengt immers onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich mee. Dat verdachte het vuurwapen naar zijn zeggen enkel op verzoek van een derde heeft meegenomen en niet in het openbaar heeft getoond dan wel gebruikt, maakt dat niet anders.
Het weigeren van een bevel tot medewerking aan een ademanalyse op te volgen, is evenzo aan verdachte aan te rekenen. De verplichting gevolg te geven aan een dergelijk bevel bestaat ter bevordering van de verkeersveiligheid die in gevaar wordt gebracht als onder invloed van alcohol aan het verkeer wordt deelgenomen. Door te weigeren mee te werken aan een ademanalyse heeft de verdachte een door het bevoegd gezag gegeven bevel genegeerd.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die geven voor het aanwezig hebben van een vuurwapen van categorie III in de openbare ruimte (waaronder ook een voertuig op de openbare weg valt) als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, en voor het weigeren van een bevel tot medewerking aan een ademanalyse een geldboete van € 1.000,-- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van negen maanden.
De rechtbank stelt vast dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 mei 2022 betreffende verdachte blijkt dat verdachte op 10 februari 2022 een strafbeschikking heeft gekregen zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is, en dat verdachte voor het overige geen recente documentatie heeft.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de reeds aan de v.i.-regeling verbonden bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en een ambulante behandelverplichting bij Transfore De Tender verbinden, zodat na ommekomst van die proeftijd deze voorwaarden nog gelden. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard deze voorwaarden na te komen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van zeven maanden opleggen.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.)

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 10 juni 2022 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 1714 dagen ingediend.
Ter zitting van 5 juli 2022 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat last wordt gegeven tot herroeping van de v.i. voor een periode van 365 dagen, omdat de veroordeelde zich niet aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde, geen nieuwe strafbare feiten plegen, heeft gehouden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair de vordering tot herroeping van de v.i. toe te wijzen tot een periode van 30 of 60 dagen. Ter toelichting heeft de raadsman gesteld dat hoewel het opnieuw plegen van strafbare feiten in beginsel een gedeeltelijke toewijzing van de vordering rechtvaardigt, de vordering gelet op de positieve ontwikkeling die veroordeelde heeft doorgemaakt en het positieve verloop van het reclasseringstoezicht in de afgelopen vier jaren, niettemin moet worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de Isleworth Crown Court in Engeland van
29 september 2015 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2952 dagen.
Op 7 december 2016 heeft de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat er geen gronden zijn om de tenuitvoerlegging van de het Engelse strafvonnis te weigeren.
Op 25 januari 2017 heeft de directeur van de Divisie Individuele Zaken beslist dat de veroordeelde in Nederland op 8 augustus 2018 in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. De voorwaardelijke invrijheidstellingperiode bedraagt 1714 dagen.
Op 8 augustus 2018 is de veroordeelde feitelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd eindigt op
18 april 2023.
Zoals naar voren is gekomen in dit vonnis heeft de veroordeelde de algemene voorwaarde niet nageleefd. De veroordeelde heeft immers de hier bewezenverklaarde strafbare feiten begaan terwijl de proeftijd nog niet was verstreken. In beginsel is de vordering daarmee toewijsbaar.
Evenwel in de omstandigheid dat gebleken is dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een bijzonder lange periode betreft: 1714 dagen, hetgeen omgerekend een periode van meer dan vierenhalf jaar betreft, alsmede dat gebleken is dat de veroordeelde sinds zijn invrijheidstelling op 26 juli 2018 tot de datum waarop hij de bewezenverklaarde strafbare feiten heeft gepleegd (gedurende drieënhalf jaar) niet in verband met een misdrijf met politie en justitie in aanraking is gekomen en de aan de v.i.-regeling verbonden bijzondere voorwaarden naar behoren is nagekomen, ziet de rechtbank aanleiding tot matiging van het aantal dagen.
De rechtbank zal de vordering daarom gedeeltelijk toewijzen en gelasten dat de veroordeelde een gedeelte van de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 240 dagen, alsnog moet ondergaan.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 55 en 57 Sr en artikel 179 WVW 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.080932.22 en het in de zaak met parketnummer 08.064510.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08.080932.22 en in de zaak met parketnummer 08.064510.22 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het in de zaak met parketnummer 08.080932.22 en het in de zaak met parketnummer 08.064510.22 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08.080932.22 bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08.064510.22 bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 163, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08.080932.22 en het in de zaak met parketnummer 08.064510.22 bewezen verklaarde;
straf in de zaak met parketnummer 08.080932.22 en parketnummer 08.064510.22
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen en plaatsen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Transfore de Tender, of van een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of
namens die deskundige/zorginstelling aan te geven. De verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die u in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
in de zaak met parketnummer 08.064510.22
-
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-nummer 99.000588.37
  • wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe;
  • gelastdat een
    gedeelte van de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
    240 dagen, alsnog
    wordt ondergaan;
  • wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022037308 van 3 april 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022037332 van 14 maart 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.