ECLI:NL:RBOVE:2022:2010

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
08.000533-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door een scooterrijder op een smalle stoep

Op 14 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 8 juni 2021, waarbij de verdachte met een elektrische scooter een vrouw passeerde op een smalle stoep in Almelo. Tijdens het passeren gaf de verdachte de vrouw een harde klap op haar billen, wat leidde tot de beschuldiging van aanranding en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte ontkende enige seksuele intentie te hebben gehad en de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor een ontuchtige handeling. Wel werd bewezen dat de verdachte de vrouw had mishandeld door haar met de scooter te raken. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur op, met een vervangende hechtenis van 20 dagen, en bepaalde een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de impact van het incident op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn leven op orde had.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.000533-22 (P)
Datum vonnis: 14 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman, en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.P. Smit, advocaat in Nijverdal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft aangerand door haar op haar billen te slaan dan wel heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Almelo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het slaan op en/of betasten van de billen van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- met zijn scooter achter die [slachtoffer] , die op de stoep liep, is gaan en/of blijven rijden en/of
- (vervolgens) langs die [slachtoffer] is gereden en/of (hierbij) onverhoeds op de billen van die [slachtoffer] heeft geslagen, althans de billen van die [slachtoffer] heeft betast;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) op de billen te slaan.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De raadsman voert aan dat geen sprake is van aanranding, omdat enige seksuele intentie bij verdachte ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en het onderhavige dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op dinsdag 8 juni 2021 loopt [slachtoffer] op een smalle stoep in de wijk Schelfhorst te Almelo. Verdachte rijdt met een elektrische scooter op diezelfde stoep een paar meter achter [slachtoffer] . Op enig moment passeert verdachte [slachtoffer] aan haar linkerzijde en slaat daarbij met een harde klap van zijn rechterarm tegen de bil van [slachtoffer] .
De overwegingen en conclusies
De rechtbank zal de vraag moeten beantwoorden of sprake is geweest van een aanranding dan wel een mishandeling.
Bij de beoordeling van de vraag of het slaan op/tegen de billen een ontuchtig karakter heeft, komt het aan op de omstandigheden van het geval, waarbij het subjectieve element, de intentie van verdachte, een belangrijke plek inneemt. Verdachte ontkent stellig dat hij met het slaan tegen de billen een seksuele intentie had en in het dossier is geen bewijs aanwezig voor het tegendeel. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat deze handeling onder de gegeven omstandigheden geen ontuchtige handeling oplevert in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Verdachte is [slachtoffer] met een elektrische scooter op een smalle stoep van achteren gepasseerd. Hij reed daarbij volgens zijn eigen verklaring ongeveer 20 kilometer per uur en heeft bij het passeren gas bijgegeven. Doordat verdachte [slachtoffer] van achteren is genaderd, heeft [slachtoffer] verdachte niet kunnen zien komen aanrijden en daardoor heeft zij ook niet kunnen anticiperen op zijn handelen. Dit hoefde zij ook niet, want op een stoep hoort geen scooter te rijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zou raken en pijn zou doen, dan wel een onlust opwekkend gevoel aan het lichaam zou veroorzaken. Hoewel [slachtoffer] dit niet expliciet verklaart, maakt de rechtbank uit de aangifte op dat zij ook pijn of onlust heeft ervaren. [slachtoffer] verklaart immers dat zij door de klap bijna ten val kwam. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 8 juni 2021 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht op de billen te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman voert aan dat verdachte al genoeg is gestraft doordat hij op deze manier is vervolgd voor dit feit en dat hij zijn leven verder op orde heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. [slachtoffer] heeft via de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring kenbaar gemaakt dat de gebeurtenis grote impact op haar heeft gehad. Zij verklaart erg geschrokken te zijn van het incident. [slachtoffer] voelt zich angstig en begeeft zich sindsdien minder onbevangen op straat.
De rechtbank heeft verder gelet op het strafblad van verdachte van 24 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte slechts één keer met justitie in aanraking is geweest. Op 19 april 2022 is hem een strafbeschikking opgelegd, inhoudende een geldboete voor een verkeersfeit. De rechtbank houdt conform artikel 63 Sr bij het opleggen van de hierna te melden straf daarmee rekening.
De rechtbank houdt ook rekening met de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Leger des Heils van 16 juni 2022. Daaruit blijkt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Verdachte heeft passende huisvesting, volgt een voltijd opleiding en heeft inkomen uit studiefinanciering en werk. Verdachte heeft ook een sociaal netwerk, bestaande uit vrienden en gezins- en familieleden. De reclassering acht verdachte in staat een werkstraf uit te voeren en adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit meerderjarig was.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat bij meerderjarigheid het volwassenstrafrecht wordt toegepast.
Alles afwegende wordt een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, passend en geboden geacht. De rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het subsidiair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021263012. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 11 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 37-43):
(…)
Plaats delict : [naam] , Almelo
Pleegdatum/tijd : Tussen dinsdag 8 juni 2021 om 11:20 uur en dinsdag 8
juni 2021 om 11:40 uur
(…)
A: De scooterrijder reed de stoep op (…) het was een electrische scooter (…) Ik liep verder (…) en toen voelde ik ineens een enorme klap op mijn billen. Ik voelde de klap bovenop mijn linkerbil. Ik viel bijna (…). De scooterrijder was links langs mij gereden toen hij mij sloeg (…)
2. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed op 8 juni 2022 op het trottoir aan de Havezathe te Almelo, op een elektrische scooter.
Ik reed op de stoep. Die was smal, ongeveer anderhalve meter breed. Er stonden ook nog bomen op die stoep. Voor mij liep een vrouw op de stoep. Ik wilde haar passeren. Ik reed volgens mij 20 kilometer per uur en heb nog wat gas bijgegeven. Ik stuurde naar links om om haar heen te rijden, maar omdat de stoep erg smal was sloeg ik met mijn rechterelleboog tegen haar billen. Het was een harde klap.