10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08-069140-22 primair, het onder
08-069140-22 subsidiair en het onder 08-075602-22 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08-069140-22 meer subsidiair en het onder
08-031945-21 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
- parketnummer 08-069140-22 meer subsidiair:
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn kind;
- parketnummer 08-031945-21:
feit 1:het misdrijf: belaging;
feit 2:het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08-069140-22 meer subsidiair en het onder 08-031945-21 feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij zijn reclasseringswerker T. Saric van Reclassering Nederland en dat verdachte zich gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken bij zijn reclasseringswerker dan wel Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen door een nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of bij ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en/of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1971 in [geboorteplaats 2] ;
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2001 in [geboorteplaats 3] ;
- beveelt dat de verdachte zich gedurende 3 (drie) jaren niet in of (in een straal van 500 meter) bij de woning van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1971 in [geboorteplaats 2] , gelegen aan [adres] mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (een) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
de vordering van [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.901,11 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 08-069140-22 meer subsidiair) van een bedrag van € 2.901,11 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.901,11 (zegge: tweeduizend negenhonderdeen euro en elf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 39 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor een deel van € 1.000,00 af;
de vorderingen van [slachtoffer 2]
- de vordering onder parketnummer 08-075602-22
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] ten aanzien van de vordering onder parketnummer 08-075602-22 in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
- de vordering onder parketnummer 08-031945-21
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 2.535,16 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (08-031945-21 feit 1 en 2) van een bedrag van € 2.535,16 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.535,16 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvijfendertig euro en zestien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] , voor een deel van € 986,25 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis onder parketnummer 08-031945-21 op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 07 juli 2022.
Buiten staat
Mr. Heutink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met zaaksregistratienummer PL0600-2022121474
(08-069140-22) dan wel met zaaksregistratienummer PL0600-2021052749 (08-031945-21). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08-069140-22 meer subsidiair:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juni 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Ik heb op 20 maart 2022 in Goor een discussie gehad met mijn dochter [slachtoffer 1] en dat is geëscaleerd in een schermutseling. Ik heb de camerabeelden gezien en ik zag mijzelf en mijn dochter. Ik heb op de camerabeelden gezien dat ik bovenop mijn dochter lag.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 20 maart 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 6 (PL0600-2022121474):
Ik ben tussen mijn vader en moeder gesprongen en lag vervolgens op de grond. Ik weet dat ik heel hard gevallen ben. Ik lag op mijn rug en mijn vader was boven mij. Ik kon geen kant op. Ik voelde dat mijn vader bovenop mij zat en mij bij mijn keel vasthad. Ik kon heel moeilijk ademhalen en voelde dat er op 1 punt heel hard gedrukt werd alsof hij met zijn duim in mijn hals drukte. Ik heb ook een plek aan de linkerzijde van mijn hals ten gevolge van de mishandeling. Ik heb nu nog veel pijn aan mijn linkerschouder en mijn linkerknie. Ook op mijn voorhoofd heb ik een bult en een plek.
3.
De processen-verbaal van verhoor van N. Nunninga, beide opgemaakt op 20 maart 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 26, 28 – 29 (PL0600-2022121474), in onderling verband en samenhang bezien:
[slachtoffer 1] stond ertussen of sprong ertussen. Zij werd door [verdachte] (de rechtbank leest: verdachte) bij de keel gepakt met zijn hand. Ik zag dat [slachtoffer 1] ineens geduwd werd en daarna opgepakt en op de grond gegooid. [verdachte] omstrengelde haar met zijn arm om de keel van [slachtoffer 1] .
[…]
Opeens zag ik dat [verdachte] (de rechtbank leest: verdachte) met een van zijn handen [slachtoffer 1] bij haar keel pakte en haar op de grond gooide. [verdachte] viel ook op de grond boven op [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] op haar rug viel en dat zij probeerde op te staan. [verdachte] (de rechtbank leest: verdachte) sloeg toen een van zijn armen om de nek van [slachtoffer 1] en hield haar stevig in een houdgreep. Ik probeerde [slachtoffer 1] te ontzetten door aan de armen van [verdachte] te trekken, maar zijn arm zat klemvast om de nek van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van parketnummer 08-031945-21 feit 1:
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 juni 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
In de periode van 17 januari 2021 tot en met 2 februari 2021 heb ik mijn voormalig partner [slachtoffer 2] meerdere malen gebeld en meerdere berichten gestuurd. Ook heb ik berichten aan haar schoonzoon gestuurd om [slachtoffer 2] te bereiken. Ik heb [slachtoffer 2] een brief gestuurd. Ik ben meerdere malen bij en rondom de woning van [slachtoffer 2] geweest. Ik heb rond de woning gelopen en ik ben in haar achtertuin geweest. Ik ben toen over de schutting geklommen. Ik wilde contact met [slachtoffer 2] . Ik wilde zaken met haar regelen. Ik begrijp dat [slachtoffer 2] bang geworden kan zijn van al mijn berichten en telefoontjes en dat ik zonder afspraak bij haar woning kwam.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 4 februari 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, pagina 6 - 7 (PL0600-2021052749):
[verdachte] heeft na dit incident (de rechtbank begrijpt: op 16 januari 2021) de hele nacht door appjes gestuurd. Ik heb hier niet op geantwoord. Hij stuurde mij allerlei verwijten. Ik moest mijn spullen die nog bij hem lagen ophalen anders zou hij deze weggooien. De berichten
gingen door tot half vijf in de ochtend. Later op de dag kwam hij weer op de lijn en gingen de verwijten door. Ik heb nergens een reactie op gegeven.
Op 17 januari in de avond stond hij opeens om 17.00 uur voor mijn deur. Ik was thuis. [verdachte] stond achter de woning in de tuin.
Even later die avond begonnen de appjes weer. Hij gaf aan dat het nu pas begon. Ik heb hem gezegd dat hij moest stoppen en mij en mijn gezin met rust moest laten. Ik gaf aan dat ik geen contact meer met hem wilde.
Op dinsdag 19 januari was [verdachte] 's ochtends rond 07.00 uur weer bij mij thuis. Ik schrok me kapot. Hij stond voor mijn achterdeur. Hij had ook een briefje geschreven.
Van vrijdag 22 op zaterdag 23 januari heeft mijn schoonzoon [naam 1] meerdere appjes van hem (de rechtbank leest: verdachte) ontvangen vanaf het begin van de avond tot midden in de nacht. Overdag ging het weer verder. Ook de zondag erop bleef hij naar [naam 1] appen. Daarin stuurde [verdachte] onder andere een bericht waarin twee pistolen staan afgebeeld. Ook schrijft hij dat hij nergens voor in staat. De gevolgen zouden voor mijzelf zijn.
Op donderdag 28 januari is hij weer bij mij achter het huis geweest. Hij appte mij later. Hij had ook een brief in de bus gedaan. Via [naam 2] begreep ik dat hij bleef zeuren om contact met mij. [verdachte] probeerde ook via mijn schoonzoon [naam 1] en de wijkagent in contact te komen met mij. Op advies met deze wijkagent heb ik dit overwogen. Ik wilde een eind maken aan dit allemaal en wilde hem heel duidelijk maken dat het over was en moest stoppen.
Op zondag 31 januari ben ik samen met [naam 1] mijn schoonzoon naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik had met hem afgesproken dat ik langs zou komen voor een gesprek. Ik zei dat het nu echt klaar was en dat hij mij met rust moest laten.
Maandag en dinsdag erna kreeg ik over de hele dag appjes. Dat hij vond dat ik hem geld verschuldigd was. Dat ik dat terug moest betalen. En als ik dat niet deed, of niet reageerde, dan kwam hij het zelf wel halen. Ook gaf hij in de berichten aan dat het nog lang niet over was met smileys. Ready to Rumble schreef hij. Met een tekentje van een bommetje. Dit veroorzaakte bij mij veel stress. Ik was doodsbang dat hij opnieuw langs zou komen.