ECLI:NL:RBOVE:2022:1851

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
276102 KG RK 22-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen mr. Van Leeuwen en niet-ontvankelijkheid van verzoek tegen andere rechters in kinderbeschermingszaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 14 februari 2022 een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. Van Leeuwen ongegrond verklaard. Verzoeker had eerder vier rechters van het Team Familie- en Jeugdrecht gewraakt, waaronder mr. Van Leeuwen, vanwege vermeende partijdigheid en vooringenomenheid in de behandeling van kinderbeschermingsmaatregelen met betrekking tot zijn dochter. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking van de andere rechters niet-ontvankelijk was, omdat zij niet betrokken waren bij de behandeling van de zaak. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er concrete feiten zijn die deze vrees objectief rechtvaardigen. De feiten die verzoeker aanvoerde waren gedateerd en konden niet leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek. Bovendien werd opgemerkt dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om rechterlijke beslissingen aan te vechten. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, gezien de herhaalde en ongegronde verzoeken die de belangen van de betrokken minderjarige in gevaar kunnen brengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 276102 KG RK 22-17
Beslissing van 14 februari 2022
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft bij brief van 5 januari 2022 het bestuur van deze rechtbank geschreven over, kort samengevat, misstanden binnen het Team Familie- en Jeugdrecht van de rechtbank. In deze brief heeft [verzoeker] vier rechters van het team Familie- en Jeugdrecht gewraakt, te weten mrs. Vijftigschild, Van Houten, Pos en Van Leeuwen. Zij hebben gerekend vanaf september 2020 meerdere beslissingen genomen over, kort gezegd, kinderbeschermingsmaatregelen aangaande [naam] , de dochter van [verzoeker] . Mr. Van Leeuwen zal over een dergelijke maatregel nog een beslissing hebben te nemen. Ook vier andere rechters, te weten mrs. Van Holten, Braam, Venekatte en Zweers zijn door hem gewraakt. Zij maakten deel uit van de wrakingskamers inzake de (eerdere) wrakingen van de rechters Pos en Vijftigschild. [verzoeker] heeft ter (nadere) onderbouwing en toelichting van het wrakingsverzoek op 30 januari 2022 een groot aantal bijlagen en een memorandum ingediend, in totaal zo’n 500 pagina’s.
1.2.
Namens de wrakingskamer is [verzoeker] bij e-mail van 20 januari 2022 ingelicht dat het verzoek tot wraking dat door de wrakingskamer wordt behandeld alleen betrekking heeft op mr. Van Leeuwen omdat -voor zover de wrakingskamer bekend- alleen mr. Van Leeuwen een verzoek aangaande [naam] in behandeling heeft.
1.3.
Mr. Van Leeuwen heeft niet berust in de wraking en heeft in een e-mail van 14 januari 2022 kort haar standpunt uiteengezet. Naar aanleiding van het door [verzoeker] ingediende memorandum heeft mr. Van Leeuwen bij e-mail van 1 februari 2022 haar standpunt nader uiteengezet. Haar e-mail van 1 februari 2022 is tijdens de mondelinge behandeling voorgelezen.
1.4.
Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is op 2 februari 2022 met gesloten deuren behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen [verzoeker] , vergezeld van zijn vader, tevens gemachtigde, [verzoeker] . Mr. Van Leeuwen is, met kennisgeving, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
In een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) aangaande [naam] (bij deze rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/08/274540/JE RK 21-2280) is [verzoeker] , na een aanhouding op zijn verzoek, opgeroepen voor een zitting op 18 januari 2022. In de oproeping staat dat de zaak zal worden behandeld door mr. Van Leeuwen. Het verzoek van de GI betreft het verkrijgen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [naam] (artikel 1:265h lid 2 BW). [verzoeker] weigert daartoe toestemming te geven.
2.2.
[verzoeker] heeft bij e-mail van 17 december 2021 bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de zaak door mr. Van Leeuwen. Hij stelt daartoe dat de eerste procedure aangaande [naam] bij kinderrechter mr. Vijftigschild is geweest. Die is, in strijd met de geldende beroepsregels, in opvolgende en samenhangende procedures met regelmaat vervangen door andere kinderrechters, te weten de mrs. Van Houten, Pos en Van Leeuwen. [verzoeker] stelt verder dat zijn positie en belangen door behandeling van de zaak door mr. Van Leeuwen worden geschaad en dat het niet in overeenstemming is met de bedoeling van en het daarover gestelde in de Professionele Standaarden Familie- en Jeugdrecht (hierna: Professionele Standaarden), onder 1.3, 1.4, 1.5 alsook 2.1.11, 2.3.1 t/m 2.3.4. Ook en met name heeft [verzoeker] allerlei bezwaren tegen de eerder genomen beslissingen aangaande [naam] .
2.3.
Op de e-mail van 17 december 2021 van [verzoeker] heeft de rechtbank bij e-mail van diezelfde dag gereageerd. De rechtbank achtte geen termen aanwezig om de planning te wijzigen gelet op de agenda van de rechtbank, het eerdere verzoek om aanhouding van de mondelinge behandeling en het feit dat de zaak is gepland bij één van de kinderrechters die eerder beslissingen hebben genomen aangaande [naam] .
2.4.
[verzoeker] heeft vervolgens de brief van 5 januari 2022 gestuurd waarin ook het wrakingsverzoek is opgenomen. De brief aan het bestuur ziet verder onder meer op de organisatie van de rechtbank en het functioneren ervan, met name op het gebied van het Team Familie- en Jeugdrecht en de eerder genomen rechterlijke beslissingen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
[verzoeker] heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechters Vijftigschild, Van Houten, Pos en Van Leeuwen worden als behandelend rechter gewraakt wegens partijdigheid en vooringenomenheid en als daders of medeplichtigen aan door hen vanaf 27 september 2020 gepleegde misdrijven tegen [verzoeker] en zijn dochter [naam] . De rechters Van Holten, Braam, Venekatte en Zweers maakten deel uit van wrakingskamers inzake eerdere wrakingsverzoeken tegen kinderrechters Pos en Vijftigschild, wezen de wrakingsverzoeken af en stemden daarmee feitelijk in met de gepleegde misdrijven tegen [naam] en [verzoeker] en met het laten voortduren daarvan.
3.2.
Na het bericht van de wrakingskamer dat de mondelinge behandeling alleen betrekking kan hebben op mr. Van Leeuwen, heeft [verzoeker] in zijn memorandum van 19 pagina’s het individuele optreden en handelen van mr. Van Leeuwen vanaf 27 september 2020 tot heden weergegeven. Het betreft voornamelijk de zitting van 17 december 2020, de beslissing van 24 december 2020, de zitting van 17 juni 2021 en beslissing van diezelfde datum. [verzoeker] beschrijft hoe de zittingen bij mr. Van Leeuwen zijn verlopen en maakt melding van diverse voorvallen tijdens de zittingen en beweerdelijke onjuistheden in de beslissingen. Dit betreft onder meer de vragen
 wie aanwezig mag zijn op een zitting;
 of stukken mogen worden ingebracht;
 wie mag reageren op stukken;
 of de raad voor de kinderbescherming Noord-Nederland in Zwolle wel bevoegd is;
 of er fouten zitten in de beschikkingen, onder de kopjes “feiten”, “procesverloop” en “de beoordeling”;
 of de GI wel ontvankelijk is;
 of de beslissingen voldoende gemotiveerd zijn.
3.3.
Resumerend stelt [verzoeker] geen enkel vertrouwen in mr. Van Leeuwen te hebben wat betreft onpartijdig en/of onbevooroordeeld rechtspreken. Zij voldoet volgens [verzoeker] niet aan wat verwacht mag worden van de professionaliteit van een rechter, gezien en met inachtneming van de Professionele Standaarden als aanvullende beroepsregels, zoals hij dat in zijn bezwaarschrift van 17 december 2021 en andere stukken al heeft verwoord.

4.Het standpunt van mr. Van Leeuwen

4.1.
Mr. Van Leeuwen leest in het wrakingsverzoek geen motivering waarom zij de zaak niet zou mogen behandelen. In haar nadere reactie, na het memorandum van [verzoeker] , wijst zij erop dat bij onvrede over eerdere beslissingen de mogelijkheid van hoger beroep bestaat of bestond en dat zij [verzoeker] altijd ruim de tijd heeft gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen.

5.De beoordeling

5.1.
De wrakingskamer overweegt het volgende. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan elk van de rechters
die een zaak behandelenop verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit deze wetsbepaling volgt dat het wrakingsverzoek moet zijn gericht tegen een of meer rechters die daadwerkelijk met de behandeling van een zaak zijn belast. [verzoeker] is gelet hierop niet-ontvankelijk in zijn verzoek, voor zover het ziet op wraking van de zeven rechters die op dit moment geen zaak met betrekking tot [naam] behandelen. De wrakingskamer past hierbij art. 5 lid 2 onder e van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Overijssel toe, op grond waarvan het verzoek, voor zover het verzoek ziet op deze zeven rechters, niet-ontvankelijk wordt verklaard zonder behandeling ter zitting.
5.2.
Voor zover het verzoek ziet op mr. Van Leeuwen overweegt de wrakingskamer het volgende. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking als - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.3.
De feiten die [verzoeker] aan de gestelde partijdigheid en vooringenomenheid van mr. Van Leeuwen ten grondslag heeft gelegd, zijn gedateerd. Het betreft voorvallen en beslissingen in procedures met betrekking tot [naam] in 2020 en 2021. Volgens artikel 37 lid 1 Rv. moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. [verzoeker] is wat deze voorvallen betreft te laat; deze gronden kunnen dan ook niet leiden tot gegrondverklaring van het verzoek tot wraking.
5.4.
Voor zover [verzoeker] bedoelt dat de partijdigheid en vooringenomenheid in de onderhavige procedure moet worden afgeleid uit de eerdere voorvallen en beslissingen overweegt de wrakingskamer het volgende. De wrakingskamer is niet bevoegd een inhoudelijk oordeel te geven over de juistheid van beslissingen die de rechter op wie het wrakingsverzoek betrekking heeft, heeft genomen. Dat inhoudelijke oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel (het instellen van hoger beroep) belast is met de behandeling van de zaak, in dit geval het gerechtshof. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel.
Het uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich er ook tegen verzet dat de motivering van dergelijke beslissingen grond kan vormen voor wraking, zelfs als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de beslissingen in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dit blijkt uit een arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL: HR:2018:1413). De wrakingskamer ziet zo’n blijk van vooringenomenheid niet in de voorvallen die [verzoeker] heeft aangevoerd. Daar komt bij dat de beschikkingen die
mr. Van Leeuwen op 24 december 2020 heeft gegeven in hoger beroep door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn bekrachtigd.
5.5.
[verzoeker] stelt dat in dit geval niet is gehandeld in overeenstemming met de Professionele Standaarden omdat verschillende rechters bij dezelfde zaak zijn betrokken. De wrakingskamer overweegt allereerst dat de Professionele Standaarden geen rechtsregels bevatten. Het gaat om voor intern gebruik binnen de rechtspraak bedoelde richtlijnen. Van deze richtlijnen kan, bijvoorbeeld vanwege organisatorische omstandigheden, worden afgeweken. Op zichzelf is juist dat in dit geval meerdere rechters betrokken zijn bij de behandeling van de zaak. De vraag is echter of daaruit vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Van Leeuwen blijkt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval. Uit de omstandigheid dat haar een zaak is toegewezen kan immers objectief bezien geen vooringenomenheid of partijdigheid van haar worden afgeleid.
5.6.
Gelet op het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen ongegrond is.
5.7.
De wrakingskamer ziet vervolgens aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39 lid 4 Rv: een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] zal niet in behandeling worden genomen. Daartoe overweegt de wrakingskamer het volgende. Uit het wrakingsverzoek, de daarbij overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [verzoeker] zich tegen de beslissingen van de rechtbank (en die van het gerechtshof) inzake [naam] blijft verzetten. Hij blijft ernstige kritiek van formele aard uiten op de gevolgde procedures en de daarin genomen beslissingen. [verzoeker] is blijkbaar niet bereid en/of in staat zich bij een rechterlijke beslissing neer te leggen, ook niet nadat hij in hoger beroep door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in uitspraken van 18 mei 2021 en 20 juli 2021 in het ongelijk is gesteld. Zijn hoger beroep betrof onder meer de beschikkingen van mr. Van Leeuwen van 20 december 2020 waartegen hij in zijn memorandum voor de wrakingskamer (weer) tal van bezwaren naar voren heeft gebracht. Drie eerdere wrakingsverzoeken zijn afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard (beslissingen van 16 maart 2021, 8 oktober 2021 en 14 oktober 2021), welke verzoeken waren ingediend tegen de rechters Pos en Vijftigschild die bij de behandeling van verzoeken met betrekking tot [naam] waren betrokken. Uit de brief van [verzoeker] van 7 januari 2022 aan het bestuur van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt, dat [verzoeker] ook vijf leden van dit hof heeft gewraakt.
5.8.
Van misbruik van het middel van wraking kan sprake zijn indien een partij herhaaldelijk wrakingsverzoeken doet jegens een en dezelfde rechter op grond van beweerde nieuwe feiten en omstandigheden met betrekking tot diens persoon, of ten aanzien van opvolgende rechters (Kamerstukken II 1991/92, 22495, nr. 3, p. 114). Die situatie is aan de orde. Mr. Van Leeuwen is een van de rechters die [verzoeker] hem onwelgevallige beschikkingen heeft gegeven. De bezwaren die [verzoeker] tegen haar beschikkingen van 24 december 2020 inclusief de gevolgde procesgang heeft, zijn in hoger beroep getoetst en door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verworpen. Toch brengt [verzoeker] zijn bezwaren in deze wrakingsprocedure opnieuw en uitgebreid naar voren. Die bezwaren ontberen, nu ze in hoger beroep zijn getoetst en verworpen, echter elke redelijke grond, nog daargelaten dat een wrakingsverzoek geen verkapt hoger beroep mag zijn. Het middel van wraking is en wordt door [verzoeker] vooral ingezet om, kort gezegd, rechterlijke beslissingen aan te vechten. Daarvoor is het middel niet bedoeld en het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Van Leeuwen kan in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van een bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven (vgl. ECLI:NL:HR:2021:61).
5.9.
Zowel de eerdere wraking van mr. Pos (op 15 februari 2021) als de wraking van mr. Vijftigschild (op 20 september 2021) berusten onder meer op de bezwaren van [verzoeker] tegen de beschikkingen tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, de verlengingen ervan en de procedurele gang van zaken. Het gerechtshof heeft in hoger beroep op 18 mei 2021 geoordeeld dat [naam] op goede gronden door een beslissing van de rechtbank uit huis is geplaatst en onder toezicht is gesteld. Door de wrakingen mede te richten op deze, in hoger beroep getoetste en bekrachtigde beschikkingen, ontbeerden ook de wrakingen van mr. Pos en de eerste wraking van mr. Vijftigschild een redelijke grond en is het wrakingsmiddel ingezet om rechterlijke eindbeslissingen aan te vechten, waarvoor het middel niet is bedoeld. Het tweede wrakingsverzoek van mr. Vijftigschild is op 8 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat op het eerste wrakingsverzoek op 14 oktober 2021 was beslist en geen nieuwe feiten en omstandigheden waren aangedragen, aldus de beslissing van de wrakingskamer van 14 oktober 2021. Die tweede wraking had reeds daarom geen redelijke grond. Het verzoek tot wraking van de zeven, hiervoor genoemde rechters, zal door de wrakingskamer niet-ontvankelijk worden verklaard zoals hiervoor is overwogen.
5.10.
De wrakingskamer merkt verder op dat [verzoeker] door te wraken de belangen van [naam] uit het oog verliest, zoals het gerechtshof in de uitspraak op 18 mei 2021 (rechtsoverweging 5.25) heeft overwogen ten aanzien van zijn groot aantal formele - en procedurele bezwaren tegen de hele gang van zaken rondom de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam] . Door de wraking van mr. Van Leeuwen is de behandeling van het verzoek van de GI om [naam] binnen een GGZ-setting te doen behandelen in elk geval uitgesteld. Van misbruik van het middel van wraking kan ook sprake zijn bij een zodanige onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid tot wraking en het belang dat daardoor wordt geschaad, dat [verzoeker] in redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid tot wraking heeft kunnen komen (artikel 3:13 BW). De proceshouding van [verzoeker] , waaronder de wrakingsverzoeken, is in strijd met het belang van zijn dochter bij rust.
5.11.
De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in zaken die betrekking hebben op de uitvoering en mogelijke verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [naam] niet in behandeling zal worden genomen. Voor de goede orde: daaronder is begrepen het verzoek van de GI tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [naam] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mrs.
Vijftigschild, Van Houten, Pos, Van Holten, Braam, Venekatte en Zweers;
6.2.
verklaart het verzoek tot wraking van mr. Van Leeuwen ongegrond;
6.3.
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in zaken die betrekking hebben op de uitvoering en mogelijke verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [naam] niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.M.B. Elferink, C. Verdoold en C.H. de Haan, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.