Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsmotivering
heeft laten lenen voor bepaalde zaken’, en: ‘
ik heb dingen op mijn naam gehad maar heb zelfs niets gedaan’, en: ‘
men heeft mij gouden bergen beloofd’, en dat hij geen zeggenschap heeft gehad en er niets mee te maken heeft. Dat maakt het voorgaande niet anders, alleen al omdat verdachte zijn stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd en ook geen begin van aannemelijkheid heeft gepresenteerd. Hij heeft geen namen van anderen willen noemen, maar ook heeft hij – terwijl daarvoor het noemen van namen niet noodzakelijk is – niets over de gang van zaken verklaard. Ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft hij geen commentaar willen geven en verklaard dat hij ‘
op dit moment’ ook niet in zijn algemeenheid wil verklaren wat hem is overkomen. Daarbij komt dat, al aangenomen dat hij daadwerkelijk [bedrijf 1] in opdracht van anderen zou hebben opgericht en in opdracht van anderen de bankpassen zou hebben opgehaald en afgegeven, zoals hij zelf heeft verklaard, hij de situatie in stand is blijven houden. Hij heeft bijvoorbeeld geen melding gedaan bij de Belastingdienst of de bankpassen laten blokkeren, terwijl dat in zijn macht én op zijn weg had gelegen als bestuurder en aandeelhouder. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bankrekening voor criminele doeleinden zou worden gebruikt.
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte: