ECLI:NL:RBOVE:2022:1777

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
C/08/281368 / KG RK 22-228
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. R.J. van Lochem en verzoek tot wraking van de wrakingskamer

Op 2 juni 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 7 april 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.J. van Lochem, die belast was met de behandeling van een bestuurszaak. Dit verzoek was eerder ongegrond verklaard door de wrakingskamer op 3 mei 2022. In het nieuwe verzoek herhaalde verzoeker zijn eerdere argumenten zonder nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het een herhaling betrof van het eerdere verzoek. Daarnaast werd het verzoek om de wrakingskamer zelf te wraken afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om tot wraking over te gaan. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/281368 / KG RK 22-228
Beslissing van 2 juni 2022
in de zaak van
[verzoeker tot wraking],
wonende in [plaats] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 7 april 2022 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. R.J. van Lochem, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de bestuurszaak die is geregistreerd onder nummer AWB 22/5 tussen verzoeker als eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede als verweerder. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer C/08/279961 KG RK 22-187 en behandeld ter zitting van 28 april 2022 in het gerechtsgebouw te Almelo, waar mr. Van Lochem is verschenen en verzoeker niet.
1.2.
Bij beslissing van 3 mei 2022 (ECLI:NL:RBOVE:2022:1200) heeft de wrakingskamer het verzoek ongegrond verklaard.
1.3.
Op 10 mei 2022 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt. Gelijktijdig heeft verzoeker geklaagd dat hij geen uitnodiging heeft ontvangen voor de wrakingszitting op 28 april 2022 en dat hem evenmin vooraf de samenstelling van de wrakingskamer is meegedeeld.

2.De beoordeling

2.1.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker bij brief van de griffier van 22 april 2022 is meegedeeld dat zijn wrakingsverzoek naar alle waarschijnlijkheid zal worden behandeld op de zitting van donderdag 28 april 2022 in de ochtend en dat deze zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Almelo. Daarbij is verzoeker verzocht om deze datum te reserveren. Verder is verzoeker meegedeeld dat hij zo spoedig mogelijk bericht krijgt over het definitieve tijdstip van de zitting, ook per e-mail op het bij de griffier bekende
e-mailadres [mailadres] . Tot slot heeft de griffier in deze brief bevestigd dat zij op 22 april 2022 een en ander telefonisch had willen toelichten maar dat verzoeker aangaf geen prijs te stellen op telefonisch contact en de verbinding verbrak.
Vervolgens heeft de griffier bij zowel brief als e-mail van 25 april 2022 aan verzoeker meegedeeld dat het wrakingsverzoek zal worden behandeld op donderdag 28 april 2022 om 9:00 uur in het gerechtsgebouw te Almelo aan de Egbert Gorterstraat 5. Daarbij is vermeld dat de wrakingskamer bestaat uit mrs. U. van Houten (voorzitter), A.E. Zweers en H. Stam (bijzitters).
2.2.
Gelet op deze gang van zaken is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker behoorlijk is uitgenodigd voor de wrakingszitting op 28 april 2022. Voor zover verzoeker betoogt dat mr. A.M.G. Ellenbroek als vervanger van mr. Stam niet onpartijdig is, omdat zij als strafrechter betrokken is geweest bij een strafrechtelijke veroordeling van verzoeker wegens drugsbezit, overweegt de wrakingskamer dat dit enkele feit onvoldoende is om deze conclusie te kunnen trekken. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig en die heeft verzoeker niet gesteld. Het betoog faalt daarom.
2.3.
In de bestuursvergadering van 10 november 2020 is het “Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel” (hierna: het Wrakingsprotocol) vastgesteld. Dit wrakingsprotocol is op 1 april 2021 in werking getreden en bevat de uitgangspunten die de rechtbank Overijssel in acht neemt bij de behandeling van een verzoek om wraking van één van haar leden.
2.4.
Artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren:
f. indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
h. indien het een verzoek tot wraking van de wrakingskamer (…) betreft en sprake is van evident misbruik van recht.
Het derde lid bepaalt onder meer dat de wrakingskamer een tegen haar gericht verzoek tot wraking buiten behandeling kan laten als zij van oordeel is dat de onder h. genoemde omstandigheid zich voordoet. De verzoeker tot wraking wordt hiervan op de hoogte gesteld.
2.5.
Voor zover verzoeker met dit verzoek mr. Van Lochem in dezelfde bestuurszaak als bedoeld in 1.1. opnieuw wenst te wraken, is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol. De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek vooral een herhaling is van hetgeen verzoeker in de eerdere wrakingsprocedure tegen mr. Van Lochem heeft aangevoerd en waarover de wrakingskamer bij beslissing van 3 mei 2022 reeds heeft geoordeeld. Van nieuwe feiten of omstandigheden die zich na deze beslissing hebben voorgedaan, is de wrakingskamer niet gebleken. Het verzoek is in zoverre niet-ontvankelijk.
2.6.
Voor zover verzoeker met dit verzoek de wrakingskamer wenst te wraken, is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub h van het Wrakingsprotocol. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het duidelijk dat wat verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd geen grond voor wraking kan opleveren. Het indienen van dit wrakingsverzoek is dan ook aan te merken als evident misbruik van recht als bedoeld in het hiervoor bedoelde artikelonderdeel. Daarbij betrekt de wrakingskamer dat tegen haar beslissing van 3 mei 2022 geen rechtsmiddel openstaat, zoals in die beslissing ook expliciet staat vermeld. Gelet hierop zal het wrakingsverzoek in zoverre buiten behandeling worden gelaten.
2.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk, voor zover dit opnieuw is gericht tegen mr. Van Lochem;
- laat het verzoek buiten behandeling, voor zover dit is gericht tegen de wrakingskamer;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, A.E. Zweers en A.M.G. Ellenbroek, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P. van der Stroom, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.