4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelenzijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De feiten en omstandigheden
De aangetroffen onveraccijnsde sigaretten
Sigaretten zijn aan te merken als accijnsgoederen in de zin van artikel 1 van de Wet op de accijns (hierna: de Wet), omdat het tabaksproducten zijn. Dit brengt met zich dat op grond van de Wet accijns is verschuldigd voor de uitslag tot verbruik van zulke accijnsgoederen. Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving. Indien dit aan de orde is, wordt op grond van artikel 51 lid 1 onder b van de Wet accijns geheven van de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig ander persoon die bij het voorhanden hebben ervan is betrokken.
De opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD hebben het pand aan de
[adres 2] op 7 juli 2021 omstreeks 14:45 uur betreden. Bij het betreden van het pand heeft de hulpofficier van justitie [verbalisant] een sterke tabakslucht geroken. Hij heeft gezien dat de twee containers FSCU9735232 en CBHU8007174 met geopende deuren tegen het laadperron stonden. Ook heeft hij een aantal dozen zien staan met het opschrift ‘Rone cigarettes’.De verbalisant [verbalisant] heeft ter plaatse foto’s gemaakt. Uit deze foto’s blijkt dat een groot aantal dozen reeds was gelost.Een aantal van deze dozen was geopend. Toen verbalisant [verbalisant] uit een van die dozen een slof sigaretten had gepakt en deze had geopend, zag hij dat er pakjes sigaretten in zaten die niet waren voorzien van Nederlandse accijnszegels en derhalve niet in de heffing van accijns waren betrokken.De inhoud van de containers FSCU9735232 en CBHU8007174 bestond geheel uit dozen met zulke pakjes sigaretten.Uit een telling van de pakjes sigaretten blijkt dat het ging om in totaal 19.559.400 sigaretten.Het accijnsnadeel betreft € 4.757.824,--.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de 19.559.400 sigaretten, die op
7 juli 2021 in de loods aan de [adres 2] zijn aangetroffen, niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet in de heffing waren betrokken.
Het medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van de onveraccijnsde sigaretten
De verbodsbepaling
Op grond van artikel 5 lid 1 onder b van de Wet is het niet toegestaan om accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet in de heffing zijn betrokken. Van een zodanig voorhanden hebben is sprake als een persoon de feitelijke beschikkingsmacht heeft over zulke onveraccijnsde goederen. Dit is het geval als de persoon de hoedanigheid van de goederen kent, de daadwerkelijke toegang heeft tot die goederen en weet of redelijkerwijze moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken.
De aanhouding van verdachte(n)
Verdachte betreft een van de personen die op 7 juli 2021 in de loods aan de [adres 2] als verdachte is aangehouden. Een opsporingsambtenaar heeft gezien dat verdachte vóór zijn aanhouding in de loods bezig was met het uitladen van dozen met sigaretten uit de containers.Naast verdachte zijn ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] ,
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als verdachten aangehouden.
Het (heimelijk) opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]
Uit een – buiten medeweten van [medeverdachte 1] door [medeverdachte 5] – opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] volgt dat [medeverdachte 1] op 20 mei 2021 gedetailleerd aan die [medeverdachte 5] heeft verklaard hoe de transporten van de onveraccijnsde sigaretten worden georganiseerd en wat daarvan de opbrengsten zijn. Allereerst heeft [medeverdachte 1] in het genoemde gesprek over de inhoud van een container en de prijs daarvan verklaard:
‘Die container sigaretten kost € 130.000,--. Daar komt bij € 150.000,-- voor de Douane. Ja, anderhalve ton per container om ‘m door te laten. Dan heb je nul risico, hij gaat nooit op rood. Nooit.’Daarnaast heeft [medeverdachte 1] in het genoemde gesprek over de transporten verklaard:
‘Dit jaar maart de eerste container binnengekomen, elke maand komt er een container binnen, nu komme d’r twee’.Voorts heeft [medeverdachte 1] in het genoemde gesprek over zijn eigen rol verklaard:
‘Nummer 1 ben ik. Ik regel de BV’s. Ik doe het mailverkeer. Ik plaats de order. Ik ben het contact met de fabriek, contact met de inklaring. Ik regel de loodsen’.Ten slotte heeft [medeverdachte 1] in het genoemde gesprek over de winsten verklaard dat deze onder vijf personen worden verdeeld, namelijk: hijzelf,
‘ [alias 1] ’,
‘ [alias 2] ’, ‘ [alias 3] ’ en ‘ [alias 4] ’.
De door [medeverdachte 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring
[medeverdachte 1] heeft op 22 april 2022 ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat er een container met illegale sigaretten bij de genoemde loods zou aankomen. Bij het lossen van de vracht van de containers is hij geholpen door onder andere verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Deze personen, die op 7 juli 2021 in de loods aanwezig waren, hebben (mede) op verzoek van [medeverdachte 1] geholpen met het lossen van de containers. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij alvorens het lossen via de in zijn Mercedes aangetroffen Energizer-telefoon contact heeft gehad met verdachte en dat hij verdachte bij de [winkel] in Amsterdam heeft opgehaald.
Het WhatsApp-gesprek
Uit onderzoek is ook gebleken van een WhatsApp-conversatie op 7 juli 2021 tussen
[medeverdachte 1] en naar de rechtbank aanneemt verdachte, met de genoemde Energizer-telefoon. [medeverdachte 1] heeft aan verdachte geschreven:
‘Hoi maat hoe is’, waarna is afgesproken dat verdachte door [medeverdachte 1] bij de [winkel] , aan de A5 in Amsterdam, zou worden opgehaald.Dat gesprek voerden beide verdachten tot 5 minuten voordat verdachte bij [medeverdachte 1] in zijn voertuig is gestapt. Uit dit WhatsApp-gesprek leidt de rechtbank ook af dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaar al wel kenden én elkaar eerder hebben ontmoet, hetgeen zich niet verhoudt met het standpunt van verdachte dat hij [medeverdachte 1] niet kende en nog nooit eerder had gezien.
Het lossen van de container(s)
Op 7 juli 2021 heeft verdachte bij de politie onder meer verklaard:
‘De sigaretten komen toch allemaal met een vrachtwagen via de Douane ofzo? Ik ga er niet omheen draaien. Ik zag dozen waarop Tabacco stond. Die dozen moest ik uitladen in een loods’.Ook ter terechtzitting van 22 april 2022 heeft verdachte verklaard dat hij heeft geholpen met het lossen van de containers. Daarnaast heeft hij verklaard hij op 7 juli 2021 door een persoon bij de [winkel] in Amsterdam is opgehaald. Gebleken is dat [medeverdachte 1] die persoon was.
De door [medeverdachte 3] bij de politie afgelegde verklaringen
[medeverdachte 3] heeft op 7 juli 2021 bij de politie verklaard dat zowel hijzelf, [medeverdachte 1] en
‘ [omschrijving 2] ’in de loods waren toen de containers aankwamen. Op 8 juli 2021 heeft [medeverdachte 3] bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] volgens hem samen met
‘ [omschrijving 2] ’de leiding had en dat deze persoon rond 11:00 uur in de loods aanwezig was. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte op 9 juli 2021, de dag van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris, in hetzelfde DV&O-voertuig is vervoerd als [medeverdachte 3] , [naam 1] en
[naam 2] (de twee Bulgaars sprekende vrachtwagenchauffeurs), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Op 26 augustus 2021 heeft [medeverdachte 3] bij de politie daarover verklaard dat
‘ [omschrijving 2]’ (de rechtbank begrijpt: verdachte) naast hem in de bus zat en dat hij toen aan [medeverdachte 1] vroeg wat deze verklaard had en dat [medeverdachte 1] antwoordde dat hij zich op zijn zwijgrecht beroepen had. [medeverdachte 1] vroeg daarop aan verdachte wat deze verklaard had. [medeverdachte 3] hoorde verdachte toen zeggen dat hij een verhaal had opgehangen van een vriendin, maar dat hij er zeker uit zal gaan. Voorts zei verdachte:
‘Dan gaan we knallen, want ik weet wie de boel genaaid heeft’.
De verklaring van een van de vrachtwagenchauffeurs
[medeverdachte 3] is niet de enige persoon die heeft verklaard dat verdachte een grotere rol heeft gehad dan dat verdachte zelf heeft verklaard. Immers, een van de vrachtwagenchauffeurs, namelijk Ivanov, heeft op 8 juli 2021 bij de politie verklaard dat
‘ [omschrijving 1] ’in de loods (mede) de leiding had.
De feitelijke beschikkingsmacht
Verdachte en zijn mededaders hebben (aanvankelijk) verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerden dat (een van) de containers (deels) geladen was/waren met (onder meer) laminaat en/of dat zij niet wisten dat het ging om onveraccijnsde sigaretten. De rechtbank stelt vast dat uit beide containers enkel dozen met onveraccijnsde sigaretten zijn gelost. Voorts hing er een sterke tabakslucht in de loods, waren de dozen voorzien van het opschrift ‘Rone king size cigarettes’ en was een aantal dozen geopend, waardoor het niet anders kan zijn dan dat de personen die de dozen hebben getild, moeten hebben gezien dat er sloffen met sigaretten in de dozen zaten. Daarbij komt dat het een feit van algemene bekendheid is dat dozen met laminaat veel zwaarder zijn dan dozen met sigaretten. Op het moment dat een doos wordt opgetild, weet de tiller dat het geen laminaat betreft. Verdachte en zijn mededaders hebben dozen getild, moeten zich hebben gerealiseerd dat het geen laminaat betrof, konden aan de omschrijving op de dozen zien dat het sigaretten betrof en hebben zich desondanks niet van het lossen van de dozen met sigaretten gedistantieerd. Sterker nog, verdachte is van Rotterdam naar Amsterdam afgereisd om aldaar in een loods te helpen met het lossen van de containers en hij wist gedurende het uitladen van die dozen dat het om sigaretten ging. Bovendien heeft dit lossen blijkens de verklaringen in het dossier (mede) onder leiding van verdachte plaatsgevonden. De aanwezigheid van verdachte en zijn mededaders in (de omgeving van) de loods was derhalve gericht op het lossen van de dozen (met sigaretten) uit de containers. Verdachte en zijn mededaders hadden daarbij gezamenlijk de daadwerkelijke toegang tot en de beschikking over de in Nederland niet-veraccijnsde goederen. De rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat verdachte en zijn mededaders feitelijk de beschikkingsmacht hebben gehad over de 19.559.400 onveraccijnsde sigaretten en deze aldus in strijd met artikel 5 van de Wet voorhanden hebben gehad.
Het opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte het in artikel 5 van de Wet genoemde verbod
opzettelijkheeft overtreden. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Uit de verklaring van verdachte, de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en de getuigenverklaringen concludeert de rechtbank dat verdachte willens en wetens, derhalve opzettelijk, de onveraccijnsde sigaretten (mede) voorhanden heeft gehad. De rechtbank merkt voor zover nodig nog op dat voor deze vaststelling niet is vereist dat verdachte daadwerkelijk een doos met sigaretten heeft opgetild of dat hij wist welke wettelijke bepalingen precies werden overtreden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, voor zover die inhoudt dat hij [medeverdachte 1] niet kende, dat hij [medeverdachte 1] nooit eerder heeft ontmoet en dat hij door ene [naam 3] was gebeld enkel om laminaat te lossen gelet op het vorenstaande ongeloofwaardig en gaat daaraan voorbij.
De deelnemingsvorm
De mate van betrokkenheid van verdachte bij het voorhanden hebben van die onveraccijnsde sigaretten is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor het oordeel dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Immers, gezien het voorgaande is tussen verdachte en zijn mededaders sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft daarbij een materiële bijdrage geleverd die van voldoende gewicht was, temeer nu de containers met de onveraccijnsde sigaretten (mede) met de hulp van verdachte in de loods in Amsterdam zijn gelost en verdachte blijkens de bewijsmiddelen een grotere rol heeft gehad dan hij heeft verklaard.