ECLI:NL:RBOVE:2022:1254

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
ak_21_945
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rectificatie en vernietiging van persoonsgegevens in het kader van Veilig Thuis

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 4 mei 2022, is het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van politie om zijn verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens en vernietiging van een melding Veilig Thuis af te wijzen, behandeld. Eiser had verzocht om rectificatie van zijn persoonsgegevens die verband hielden met een incident op 12 januari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser is afgewezen op basis van een onjuiste wettelijke grondslag, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven omdat verweerder hangende beroep alsnog de juiste wettelijke grondslag heeft toegepast.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het verzoek om rectificatie en vernietiging van persoonsgegevens moet worden beoordeeld aan de hand van de Wet politiegegevens (Wpg). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens onjuist zijn, en de rechtbank oordeelt dat de verwerking van de gegevens door de politie niet in strijd is met de wet. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wpg en de rechten van betrokkenen in het kader van de verwerking van politiegegevens. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de melding Veilig Thuis niet hoeft te worden gewijzigd of vernietigd, omdat de verwerking van de gegevens op juiste gronden heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/945

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.I.J. Langenberg)
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser - om verwijdering van zijn persoonsgegevens die worden verwerkt naar aanleiding van een voorval op 12 januari 2019 (geregistreerd onder BVH-nummer [numer] ) alsmede vernietiging van de in dat kader opgestelde melding Veilig Thuis (hierna: melding VT) - afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft de rechtbank ten aanzien van de niet-geanonimiseerde melding VT gevraagd om te bepalen dat alleen zij kennis mag nemen van deze melding. Hierbij is verwezen naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij beslissing van 27 augustus 2021 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van de niet-geanonimiseerde melding VT gerechtvaardigd is.
Bij fax van 31 augustus 2021 heeft eiser de rechtbank desgevraagd toestemming gegeven om mede op grond van het stuk waarvan de beperking van de kennisname gerechtvaardigd is uitspraak te mogen doen.
Verweerder heeft desgevraagd via e-mail aan de rechtbank meegedeeld dat de ouders van eiser de geanonimiseerde versie van de melding VT hebben ingezien maar dat deze niet (fysiek) aan eiser (of aan de ouders) mag worden verstrekt. De Wet politiegegevens (hierna: Wpg) verzet zich tegen het fysiek verstrekken van stukken. De geanonimiseerde versie is niet aan eiser verstrekt.
Eiser heeft gereageerd op het verweerschrift.
Verweerder heeft een tweede verweerschrift in het geding gebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn ouders [naam vader] (hierna: de vader) en [naam moeder] (hierna: de moeder). Eiser heeft zich ter zitting laten bijstaan door mr. M.J.C. Mol, die heeft waargenomen voor mr. J.I.J. Langenberg. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Pasteuning LL.B en H.M. Begeman.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Aanleiding / eerdere besluitvorming
2. Eiser heeft zich op 12 januari 2019 voor hulp gewend tot de politie en hij is hiervoor naar een politiebureau in Enschede gegaan. Hiervan is een politieregistratie (met BVH-nummer [numer] -2) gemaakt betreffende een melding VT.
3. De vader heeft verweerder bij brief van 11 november 2019 verzocht om inzage van de op hem, de moeder en de zoon (eiser) betrekking hebbende politiegegevens. Omdat het recht op inzage een individueel recht is, heeft verweerder het verzoek per individu afgehandeld. Wel zijn bij de besluitvorming op het verzoek van de vader en de moeder de gegevens van eiser betrokken, omdat hij de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt.
4. Bij afzonderlijke besluiten van 3 januari 2020 heeft verweerder het verzoek van de vader en het verzoek van de moeder gedeeltelijk toegewezen. De vader en de moeder is de mogelijkheid geboden inzage te verkrijgen in registraties waarin hun persoonsgegevens en de persoonsgegevens van hun zoon, eiser, zijn verwerkt. De vader en de moeder hebben beroep ingesteld tegen de aan hen afzonderlijke gerichte besluiten. Zowel het beroep van de vader (zaaknummer AWB 20/389) als het beroep van de moeder (zaaknummer AWB 20/390) zijn op 14 juli 2021 ongegrond verklaard. Tegen beide uitspraken is hoger beroep ingesteld.
De voorliggende besluitvorming
5. Eiser heeft op 1 februari 2021 de leeftijd van 16 jaar bereikt. Hij heeft verweerder bij brief, binnengekomen 9 februari 2021, en desgevraagd aangevuld bij brief van 5 maart 2021, verzocht om verwijdering van zijn persoonsgegevens, opgenomen in mutatie [numer] van 12 januari 2019, en vernietiging van de melding VT van dezelfde datum. Eiser heeft verwezen naar artikel 28 van de Wpg.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft zich hierbij, samengevat weergegeven, op de volgende standpunten gesteld. De persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt in het kader van de politietaak, te weten het verlenen van hulp aan hen die dit behoeven. De verwerking is niet in strijd met een wettelijk voorschrift. De registratie bevat geen feitelijke onjuistheden en meningen en bevindingen van derden, waaronder de politiemensen, komen op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) niet voor aanpassing of verwijdering in aanmerking.
7. Hangende beroep heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat in de melding VT een onjuiste datum/jaartal wordt genoemd, te weten 12 januari 2018 in plaats van 12 januari 2019. Het jaartal 2018 betreft een kennelijk verschrijving door de verbalisant. Het juiste jaartal (2019) wordt op meerdere plekken in de melding VT vermeld en de juiste datum is geregistreerd in het politiesysteem. Aanpassing van het onjuiste jaartal in de melding VT is vanwege technische redenen niet mogelijk. Het onjuiste jaartal is daarom gecorrigeerd door middel van een aanvullende registratie.
Beoordeling door de rechtbank
Duiding van het verzoek en de besluitvorming hierop
8. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn verzoek om verwijdering van zijn persoonsgegevens en vernietiging van de complete melding heeft gevraagd en hierbij heeft verwezen naar artikel 28 van de Wpg. Ook heeft hij verzocht een en ander te rectificeren bij de instanties die deze melding van verweerder hebben ontvangen. In het bestreden besluit heeft verweerder een beslissing genomen op het verzoek om verwijdering en dit verzoek afgewezen. In het bestreden besluit is verweerder niet ingegaan op het verzoek om vernietiging. Verweerder heeft zijn besluitvorming gebaseerd op artikel 28 van de Wpg.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat artikel 28 van de Wpg met ingang van 1 januari 2019 is gewijzigd. Tot 1 januari 2019 kon er alleen om verwijdering worden verzocht, en niet om vernietiging. Vanaf 1 januari 2019 kan er niet langer om verwijdering worden verzocht. Er kan alleen om rectificatie/wijziging (artikel 28, eerste lid, van de Wpg) en om vernietiging (artikel 28, tweede lid, van de Wpg) worden verzocht. Omdat het verzoek dateert van na 1 januari 2019, is hierop artikel 28 van de Wpg van toepassing zoals dit luidt vanaf 1 januari 2019.
8.2.
Ter zitting is dit aan verweerder voorgehouden. Verweerder heeft daarop erkend dat hij in het bestreden besluit het onjuiste wettelijke toetsingskader, te weten artikel 28 van de Wpg zoals dit luidde voor 1 januari 2019, heeft gehanteerd. Hangende beroep, in de verweerschriften, is wel het juiste toetsingskader toegepast. Het verzoek is (alsnog) geduid als een verzoek om rectificatie/wijziging en een verzoek om vernietiging, en beide onderdelen van dit verzoek zijn afgewezen.
9. De rechtbank overweegt hierover dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat dit is gebaseerd op een onjuiste wettelijke grondslag. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. Omdat hangende beroep verweerder alsnog het verzoek inhoudelijk heeft beoordeeld op basis van de juiste wettelijke grondslag, zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Hierbij zal de rechtbank het verzoek duiden zoals verweerder heeft gedaan in de verweerschriften, te weten een verzoek om rectificatie/wijziging en een verzoek om vernietiging. De rechtsgevolgen kunnen in stand worden gelaten als de beroepsgronden niet slagen. Of dat het geval is, zal de rechtbank hierna beoordelen.
Het verzoek om rectificatie/wijziging
10. Artikel 28, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat de betrokkene het recht heeft op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
11. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren. Voor zover verzoeken betrekking hebben op feiten, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:943).
12. In dit geval is het naar het oordeel van de rechtbank daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat de hem betreffende gegevens onjuist dan wel onvolledig zijn.
12.1.
Uit de melding VT, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen na toestemming van eiser, volgt dat eiser voor hulp is binnengelopen in een politiebureau, dat hij zijn hulpvraag heeft onderbouwd met (persoonlijke) informatie en dat de politie vervolgens bepaalde acties heeft ondernomen. In de melding staat wat er is besproken en wat de indrukken van de politieambtenaren tijdens het gesprek waren.
12.2.
Voor zover in de melding feitelijke gegevens staan, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat deze onjuist zijn. De enkele verklaring van eiser ter zitting dat de vader alleen had gezegd dat hij even naar buiten moest om na te denken, en de schriftelijke verklaring van [naam] dat eiser lid is geworden van de taekwondo-vereniging voor de sport, ontspanning en het maken van vrienden, zijn hiervoor onvoldoende. In dit kader acht de rechtbank van belang dat de mutaties/meldingen worden opgesteld door opgeleide politieambtenaren, die geen belang hebben bij wat zij in de mutaties/meldingen als door hen waargenomen vermelden.
12.3.
Voor zover in de melding indrukken en conclusies van de politieambtenaren staan, is rectificatie/wijziging hiervan omdat eiser het hiermee niet eens is, gelet op voormelde rechtspraak niet mogelijk.
12.4.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder op juiste gronden heeft geweigerd de gegevens die betrekking hebben op eiser te rectificeren/wijzigen.
13. Vorenstaande gaat naar het oordeel van de rechtbank echter niet op met betrekking tot het vermelden van het onjuiste jaartal in de melding VT. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving die verweerder ondertussen heeft gerectificeerd/gewijzigd. Deze kennelijke verschrijving kan naar het oordeel van de rechtbank worden gepasseerd onder verwijzing naar artikel 6:22 van de Awb. Niet is gebleken dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad.
Het verzoek om vernietiging
14. Gelet op het bepaalde in artikel 28, tweede lid, van de Wpg komen gegevens slechts voor vernietiging in aanmerking als deze in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting.
15. Eiser stelt dat zijn persoonsgegevens op onjuiste wettelijke grondslag zijn verwerkt. Ter zitting heeft eisers gemachtigde desgevraagd erkend dat verweerder in het kader van de politietaak, zoals neergelegd in artikel 8 van de Wpg in samenhang met artikel 3 van de Politiewet, in beginsel persoonsgegevens mag verwerken. De manier waarop de persoonsgegevens in deze zaak zijn verwerkt, te weten in een melding VT, is evenwel niet juist. Hiervoor is immers vereist dat sprake is van huiselijk geweld. Van huiselijk geweld is geen sprake, aldus gemachtigde.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
16.1.
Hiervoor heeft de rechtbank al verwezen naar de rechtspraak van de Afdeling waaruit volgt dat het in de Wpg neergelegde correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren. Het vermoeden van huiselijk geweld is een indruk/mening/conclusie van de politieambtenaren die de melding hebben opgesteld. Rectificatie/wijziging hiervan omdat eiser het hiermee niet eens is, is dus niet mogelijk.
16.2.
De rechtbank oordeelt dat de politieambtenaren op deze wijze mochten verwerken, gelet op de wettelijke politietaak om hulp te verlenen aan hen die deze hulp nodig hebben. Van het verwerken van politiegegevens in strijd met een wettelijk voorschrift is dan ook geen sprake. Dat wordt door eiser ook niet (langer) bestreden.
16.3.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd de verwerkte politiegegevens betreffende eiser te vernietigen.
17. De tegen dit onderdeel van het bestreden besluit aangevoerde beroepsgronden slagen ook niet.
Overig
18. In wat eiser verder heeft aangevoerd over wat de registratie voor hem persoonlijk betekent, heeft verweerder geen reden hoeven zien om anders te besluiten. In dat kader acht de rechtbank van belang dat deze melding geen gevolgen heeft voor een in de (nabije) toekomst benodigde verklaring omtrent het gedrag (VOG), zo heeft verweerder ter zitting desgevraagd meegedeeld.
Conclusie
19. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege het hanteren van een onjuiste wettelijke grondslag. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat hangende beroep alsnog de juiste wettelijke grondslag is gehanteerd en de hierop gebaseerde besluitvorming de rechterlijke toets kan doorstaan.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 181,- vergoeden. Dit bedrag moet verweerder betalen aan eiser.
21. Omdat het beroep van eiser gegrond is, krijgt hij een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-. Dit bedrag moet verweerder betalen aan eiser.
Wat betekent deze uitspraak voor partijen?
22. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard omdat verweerder in het bestreden besluit een onjuiste wettelijke grondslag heeft gebruikt. Dat is de reden waarom de rechtbank dit besluit heeft vernietigd. De rechtsgevolgen zijn door de rechtbank in stand gelaten omdat verweerder hangende beroep alsnog zijn besluitvorming heeft gebaseerd op de juiste wettelijke grondslag en de rechtbank deze besluitvorming juist vindt.
22.1.
Dit betekent dat verweerder op juiste gronden het verzoek van eiser heeft afgewezen. Verweerder hoeft de melding VT dus niet te rectificeren/wijzigen en hoeft deze ook niet te vernietigen. De melding VT blijft dus ongewijzigd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Uit artikel 7:1, eerste lid, onder g, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met Bijlage 1 van de Awb, getiteld Regeling rechtstreeks beroep, volgt dat tegen een besluit op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) rechtstreeks beroep open staat.
Artikel 1 van de Wpg bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van (…).
b. persoonsgegeven: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
c. verwerken van politiegegevens: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot politiegegevens of een geheel van politiegegevens, al dan niet uitgevoerd op geautomatiseerde wijze, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen of vernietigen van politiegegevens;
d. verstrekken van politiegegevens: het bekend maken of ter beschikking stellen van politiegegevens;
e. ter beschikking stellen van politiegegevens: het verstrekken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig deze wet zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens.
Artikel 3 van de Politiewet bepaalt dat de politie tot taak heeft in ondergeschiktheid aan het
bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de
daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze
behoeven.
Artikel 8, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat politiegegevens kunnen worden verwerkt met
het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na
de datum van de eerste verwerking.
Artikel 18, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur personen en instanties kunnen worden aangewezen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven taak.
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit politiegegevens (hierna: Bpg).
Artikel 4.2, eerste lid, onder i, van het Bpg bepaalt, voor zover hier van belang, dat politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 8 van de Wpg, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, kunnen worden verstrekt aan: Veilig Thuis, bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, van die wet.
Artikel 28, eerste lid, van de Wpg bepaalt dat de betrokkene het recht heeft op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de betrokkene het recht heeft op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting.