Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de minister voor Rechtsbescherming, verweerder,
[naam 1]te Vriezenveen.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de wijziging van een geslachtsnaam. Eiser, de vader van de meerderjarige dochter [naam 4], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming, dat het verzoek van zijn dochter om haar geslachtsnaam te wijzigen van [naam 5] naar [naam 6] had toegewezen. Eiser betoogde dat onvoldoende rekening was gehouden met het huwelijks- en naamgevingsrecht en dat hij benadeeld was in zijn persoonlijke situatie. Hij twijfelde ook aan de authenticiteit van het verzoek van zijn dochter en aan haar vermogen om de gevolgen van de wijziging te overzien.
De rechtbank overwoog dat de minister het verzoek van [naam 4] terecht had getoetst aan de relevante wetgeving, met name het Burgerlijk Wetboek en het Besluit geslachtsnaamswijziging. De rechtbank stelde vast dat [naam 4] ten tijde van de aanvraag meerderjarig was en dat zij in staat was om haar eigen wil te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiser niet opwogen tegen de wens van [naam 4] om haar geslachtsnaam te wijzigen. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid het verzoek had kunnen toewijzen, ondanks de bezwaren van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, en de beslissing wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.