ECLI:NL:RBOVE:2022:1160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
ak_21 _ 809
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek wijziging geslachtsnaam met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de wijziging van een geslachtsnaam. Eiser, de vader van de meerderjarige dochter [naam 4], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming, dat het verzoek van zijn dochter om haar geslachtsnaam te wijzigen van [naam 5] naar [naam 6] had toegewezen. Eiser betoogde dat onvoldoende rekening was gehouden met het huwelijks- en naamgevingsrecht en dat hij benadeeld was in zijn persoonlijke situatie. Hij twijfelde ook aan de authenticiteit van het verzoek van zijn dochter en aan haar vermogen om de gevolgen van de wijziging te overzien.

De rechtbank overwoog dat de minister het verzoek van [naam 4] terecht had getoetst aan de relevante wetgeving, met name het Burgerlijk Wetboek en het Besluit geslachtsnaamswijziging. De rechtbank stelde vast dat [naam 4] ten tijde van de aanvraag meerderjarig was en dat zij in staat was om haar eigen wil te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiser niet opwogen tegen de wens van [naam 4] om haar geslachtsnaam te wijzigen. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid het verzoek had kunnen toewijzen, ondanks de bezwaren van eiser.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, en de beslissing wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/809

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

gemachtigde: A.P.N. de Bruijn.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1]te Vriezenveen.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers meerderjarige dochter [naam 4] om wijziging van haar geslachtsnaam toegewezen.
Eiser heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, vergezeld door [naam 2] en [naam 3]

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1.1
Het huwelijk van eiser en [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ) is op 15 mei 2013 ontbonden. Hun dochter [naam 4] , geboren [geboortedatum] , woont sindsdien bij haar moeder.
1.2
Op 16 oktober 2020, aangevuld op 27 november 2020, heeft [naam 4] verzocht om wijziging van haar geslachtsnaam [naam 5] in de naam [naam 6] , de geslachtsnaam van haar moeder.
1.3
Bij brief van 8 december 2020 heeft verweerder eiser op de hoogte gesteld van de gevraagde geslachtsnaamswijziging en hem in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
1.4
Eiser heeft bij brief van 15 december 2020 een reactie gegeven. Daarna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Het beroep van eiser
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt zich onder meer op het standpunt dat door verweerder onvoldoende aandacht is besteed aan het huwelijks- en naamgevingsrecht en dat hij is benadeeld in zijn persoonlijke (vermogens)situatie. Verder betwijfelt eiser of het verzoek tot geslachtsnaamswijziging wel van zijn dochter afkomstig is. Hij vermoedt dat het verzoek is voortgekomen uit de wens van [naam 6] of van derden. Ook betwijfelt eiser of [naam 4] de gevolgen van de geslachtsnaamswijziging over de langere termijn goed kan overzien.
Wettelijk kader
3.1
Artikel 5 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt welke geslachtnaam iemand heeft.
3.2
In artikel 7, eerste lid, van Boek 1 van het BW is bepaald dat de geslachtsnaam op verzoek kan worden gewijzigd. Dat gebeurt bij koninklijk besluit.
3.3
Artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het BW bepaalt dat nadere regels worden gesteld over de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend. Die nadere regels staan in het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit).
3.4
Artikel 4 van het Besluit bepaalt dat iemand die meerderjarig is, zijn of haar naam kan laten wijzigen in die van de ouder of verzorger die hem of haar tijdens de minderjarigheid na een scheiding of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving enige tijd heeft verzorgd en opgevoed.
Beoordeling
4.1
De rechtbank overweegt dat verweerder het verzoek van [naam 4] terecht heeft getoetst aan het Besluit. Het personen- en familierecht, waaronder het huwelijks- en naamgevingsrecht waarnaar eiser verwijst, is niet van toepassing op een verzoek om geslachtsnaamswijziging.
4.2
De rechtbank ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat [naam 4] het verzoek tot geslachtsnaamwijziging zelf en uit eigen beweging heeft ingediend en dat zij ten tijde van de aanvraag in staat was om haar wil te bepalen. Op de zitting heeft [naam 4] desgevraagd verklaard dat het haar eigen wens is om haar geslachtsnaam te wijzigen in die van [naam 6] en dat zij haar aanvraag daartoe zelf heeft ingediend.
4.3
Het betoog van eiser dat het verzoek tot naamswijziging alleen is voortgekomen uit de wens van [naam 6] of van derden en om die reden dient te worden afgewezen, slaagt daarom niet.
4.4
Vast staat dat [naam 4] ten tijde van het indienen van haar verzoek om geslachtsnaams-wijziging meerderjarig was. Verder is niet in geschil dat [naam 6] [naam 4] tijdens haar minderjarigheid na de ontbinding van het huwelijk met eiser enige tijd heeft verzorgd en opgevoed. Hieruit volgt dat aan de voorwaarden van artikel 4 van het Besluit is voldaan, zodat verweerder in beginsel bevoegd was om het verzoek van [naam 4] toe te wijzen.
4.5
In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat als een meerderjarige een aanvraag indient tot wijziging van zijn of haar geslachtsnaam, deze aanvraag moet worden ingewilligd als aan de voorwaarden van het Besluit is voldaan.
4.6
Voor zover verweerder heeft bedoeld dat het Besluit in een dergelijk geval geen ruimte laat voor een belangenafweging, is dit naar het oordeel van de rechtbank een onjuist beoordelingskader. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat verweerder bij het nemen van een beslissing om van zijn in artikel 7, eerste lid, van Boek 1 van het BW neergelegde bevoegdheid tot geslachtsnaamswijziging gebruik te maken het verzoek om geslachtsnaamswijziging dient te beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regels en voorwaarden. Verweerder moet, ook als aan die regels en voorwaarden wordt voldaan, alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen bij zijn besluitvorming betrekken. De rechtbank verwijst hierbij bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:192.
4.7
De rechtbank stelt echter vast dat verweerder, ondanks diens stelling in het bestreden besluit dat de aanvraag moet worden ingewilligd als aan de voorwaarden van het Besluit is voldaan, zich in het bestreden besluit wel degelijk rekenschap heeft gegeven van de relevante feiten en de verschillende bij de besluitvorming betrokken belangen, waaronder het belang van eiser. In het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit heeft verweerder overwogen dat eisers bedenkingen tegen de geslachtsnaamswijziging niet opwegen tegen [naam 4] wens om haar geslachtsnaam te wijzigen. In het bestreden besluit is overwogen dat [naam 4] meerderjarig is en derhalve haar eigen besluiten kan nemen en dat het aan haar zelf is om te beoordelen of een naamswijziging in haar belang is. Onderkend wordt dat [naam 4] keuze wellicht gevoelig ligt bij eiser, maar dat dat op zichzelf niet kan leiden tot afwijzing van het verzoek. Ook heeft verweerder overwogen dat eventuele problemen die voortvloeien uit de verstoorde verstandhouding tussen de ouders geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de vraag of het verzoek kan worden toegewezen. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat een wijziging van de geslachtsnaam niet leidt tot een wijziging in de familierechtelijke betrekkingen tussen eiser en zijn dochter.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich aldus in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers belang bij afwijzing van het verzoek niet opweegt tegen [naam 4] wens om haar geslachtsnaam te wijzigen. Dat betekent dat verweerder in redelijkheid het verzoek tot geslachtsnaamswijziging heeft kunnen toewijzen.
4.9
Voor zover eiser nog stelt dat hij financiële schade heeft geleden, omdat zijn ex-vrouw tijdens de echtscheiding onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, overweegt de rechtbank dat dit een civielrechtelijke kwestie betreft die losstaat van het verzoek tot geslachtsnaams-wijziging en daarom niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4.1
Verder is van strijd met het ne bis in idem-beginsel geen sprake. Anders dan eiser stelt, wordt hij door het bestreden besluit niet tweemaal voor hetzelfde feit veroordeeld.
De onderhavige procedure is een bestuursrechtsrechtelijke kwestie en heeft, ondanks dat eiser dit kennelijk anders ervaart, niets te maken met een strafrechtelijke veroordeling.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van
J.V. Poeles, griffier, op
De beslissing wordt op de eerstvolgende donderdag na deze datum openbaar gemaakt.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.