9.De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 3 en feit 4 telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 71,15 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019381711. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 april 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
- Het proces-verbaal van aanhouding van 4 maart 2019, pagina’s 32 tot en met 34;
- Het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2020, pagina 39;
- Een geschrift, inhoudende whatsapp-gesprekken, pagina 255 tot en met 278;
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 7 maart 2019, pagina 422 tot en met 424;
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 7 maart 2019, pagina 425 tot en met 427;
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 8 maart 2019, pagina 428 tot en met 430;
- Een geschrift, inhoudende de verklaring van [naam 5] van 7 maart 2019, pagina 434 en 435;
- Het rapport NFIDENT van 11 september 2019, pagina 528;
- Het rapport NFIDENT van 11 september 2019, pagina 529;
- Het proces-verbaal van aanhouding van 30 juli 2019, pagina 656 en 657;
- Het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2019, pagina 667;
- Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 25 september 2019, pagina 888 en 889;
- Het rapport NFIDENT van 9 oktober 2019, pagina 886;
- Het rapport NFIDENT van 9 oktober 2019, pagina 887.