Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 60-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat de verklaringen van de slachtoffers onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 5 april 2022, waar de officier van justitie, mr. H.M. Venselaar, een gevangenisstraf van 18 maanden had geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.J. Voors, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met de slachtoffers, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen van familieleden. De rechtbank benadrukte dat het bewijs niet uitsluitend op de verklaringen van één getuige kan worden gebaseerd, zoals bepaald in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten, en sprak hem integraal vrij. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.