ECLI:NL:RBOVE:2022:1021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
08-190561-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en verboden wapenbezit na incident met mes

Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging en verboden wapenbezit. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 21 juli 2020, waarbij de verdachte zijn vader bedreigde met de dood door te roepen 'ik vermoord je' terwijl hij een mes vasthield. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat de verdachte inderdaad een mes bij zich had en dreigende woorden heeft geuit, maar sprak hem vrij van de zwaardere beschuldigingen van poging tot moord en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor stekende bewegingen richting het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging in het algemeen voldoende vrees kon opwekken, wat leidde tot de bewezenverklaring van de bedreiging en het verboden wapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn inspanningen voor gedragsverandering en de positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds de aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-190561-20 (P)
Datum vonnis: 14 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 31 maart 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel dat hij heeft geprobeerd om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij hem heeft bedreigd met de dood en/of met zware mishandeling;
feit 2:een stiletto voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere stekende beweging(en) gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft hij, verdachte, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere stekende beweging(en) gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (dreigend) een mes aan deze [slachtoffer] te tonen en/of in zijn richting te houden, en/of door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meerdere stekende beweging(en) te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of naar die [slachtoffer] en/of omstanders meermalen, althans eenmaal te roepen ‘ik vermoord je’ en/of ‘ik maak je dood’ en/of ‘ik vermoord hem’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden ter ore van deze [slachtoffer] zijn gekomen;
feit 2
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen voor het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte stekende bewegingen richting het slachtoffer heeft gemaakt. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 meer subsidiair en het onder feit 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad en daarmee stekende bewegingen heeft gemaakt. Van (voorwaardelijk) opzet is geen sprake. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van een deel van de tenlastelegging, omdat verdachte ontkent dat hij een mes in zijn handen heeft gehad of dat hij daarmee stekende bewegingen heeft gemaakt. Verder heeft de raadsvrouw opgemerkt dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu bij het slachtoffer niet de vrees is ontstaan dat hij het leven zou verliezen dan wel dat hij zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. De raadsvrouw heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
Primair en subsidiair
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Meer subsidiair
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 juli 2020 staat verdachte voor de woning van zijn vader, aangever [slachtoffer] . Aldaar bonkt hij op de ruiten van de woning. Aangever opent de deur. Verdachte zegt: ‘ik vermoord hem’ en ‘ik vermoord je’. Hierbij zijn meerdere omstanders aanwezig. Zowel aangever als getuige [getuige] verklaren dat zij gezien hebben dat verdachte een mes in zijn hand had. In de vijver bij de woning is een mes aangetroffen dat door aangever wordt herkend als het mes van verdachte. Verdachte heeft bekend (feit 2) dat hij een mes bij zich had. De rechtbank acht derhalve ook het dreigend tonen van een mes wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt op dat voor bewezenverklaring van bedreiging niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijke vrees is opgewekt. Wel moet de bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. Gelet op de omstandigheden waaronder de bedreiging is geuit en de woorden die daarbij zijn gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat deze bedreiging in het algemeen wel een dergelijke vrees konden opwekken, zodat in het midden kan blijven of aangever zich daardoor daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld.
4.3.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 maart 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 21 juli 2020, pagina’s 9 tot en met 11;
het proces-verbaal betreffende expertise stiletto van verbalisant [verbalisant 3] , pagina’s 100 en 101.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 meer subsidiair
hij op 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend een mes aan deze [slachtoffer] te tonen en naar die [slachtoffer] en omstanders te roepen ‘ik vermoord je’ en ‘en ‘ik vermoord hem’, welke woorden ter ore van deze [slachtoffer] zijn gekomen.
feit 2
hij op 21 juli 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van 2 uren per dag dat verdachte in verzekering en voorarrest gesteld is geweest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – in het geval van een bewezenverklaring – verzocht een (voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan zijn vader een mes te tonen en naar hem te roepen ‘ik vermoord je’. Ook heeft verdachte ‘ik vermoord hem’ geroepen. Bedreiging is een ernstig feit dat bij de slachtoffers en de maatschappij gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt. De onderhavige bedreiging is des te ernstiger nu sprake is van een bedreiging met een steekwapen op de openbare weg waar zich op dat moment ook omstanders bevonden. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2022.
Sinds 24 juli 2020 staat verdachte onder begeleiding van de reclassering en vindt behandeling plaats.
Uit het voortgangsverslag van Tactus Verslavingszorg van 21 maart 2022 blijkt dat sinds de aanhouding veel zaken in het voordeel van verdachte zijn veranderd. Verdachte heeft zich onder meer ingezet voor gedragsverandering, waardoor hij risicofactoren heeft omgezet in beschermende factoren. Zo heeft verdachte een behandeling gevolgd voor emotieregulatie, heeft hij banden met negatieve kennissen en vrienden verbroken en heeft hij gedurende het gehele toezicht een meewerkende houding gehad. Daarnaast heeft verdachte een stabiele woonplek en een vaste baan met een stabiel inkomen. Ook is hij bijna schuldenvrij en heeft hij het gebruik van alcohol en softdrugs onder controle. Harddrugs gebruikt hij helemaal niet meer. De reclassering ziet geen risicofactoren meer en de kans op recidive wordt als laag ingeschat. Om die reden wordt niet langer de noodzaak gezien om reclasseringstoezicht of andere interventies op te leggen.
De rechtbank acht oplegging van een taakstraf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de inspanningen die verdachte inmiddels heeft verricht in zijn persoonlijke ontwikkeling, de positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop in deze zaak. Verdachte heeft zich sinds zijn aanhouding ingezet om zijn leven te beteren en dat siert hem. De rechtbank zal om die reden aan verdachte opleggen een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Op 21 juli 2020 is onder verdachte een stiletto mes in beslag genomen. Ter terechtzitting heeft verdachte afstand gedaan van dit mes. De rechtbank zal derhalve geen beslissing nemen over dit inbeslaggenomen goed.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
voorwaardelijke taakstrafvoor de duur van
zestig (60) uren, subsidiair dertig (30) dagen vervangende hechtenismet een
proeftijd van twee (2) jaren;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
Buiten staat
Mr. J.T. Pouw is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Ooievaar20 (ON2R020068) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 11 augustus 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 21 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 48 en 49):

Het feit vond plaats op 21 juli 2020 bij mijn woning aan [adres 2] . Wij hoorden een heel hard gebonk op het voorraam. Ik liep naar de voordeur en deed deze open. Ik zag dat het mijn zoon was (…) Ik zag dat hij een mes in zijn hand had. (…) Ik duwde met volle kracht, met twee handen tegen zijn borst, hierdoor raakte hij uit balans en greep mij ook weer vast. Hierdoor viel het mes uit zijn handen, deze belandde in de vijver voor onze woning.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 21 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 72):
Op 21 juli 2020 was ik aan de [adres 2] . Ik heb een onderzoek ingesteld naar het vinden van het mes. Ik heb de bodem van het vijvertje oppervlakkig afgetast. Ik voelde op een gegeven moment het handvat van een mes ik pakte het mes en liet het zien aan het slachtoffer. Ik hoorde dat hij zei dat het inderdaad dat mes was dat zijn zoon vast had.

3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 maart 2022 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Het is juist dat ik op 21 juli 2020 in Hengelo een mes bij me had.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 21 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 63 en 64):
Op dinsdag 21 juli 2020 wilde ik de afvalbak aan de straat zetten. Ik hoorde een hoop geschreeuw. Ik ben toen gaan kijken en zag ter hoogte van perceel [adres 2] , 2 personen. Ik herkende ze allebei. [slachtoffer] ( de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) en zijn zoon [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] een mes vast had.
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige A. Cosar van 22 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 58 tot en met 60):
Ik hoorde [verdachte] roepen: ik vermoord hem ik vermoord hem. Ik maak je af, ik maak je af, ik vermoord je.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Ooievaar20 (ON2R020068) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 11 augustus 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld