ECLI:NL:RBOVE:2021:993

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
C/08/235237 / HA ZA 19-329
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en reputatieschade in de zorgsector: uitspraken van de gemeente Zwolle

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Meesterwerk B.V. schadevergoeding van de gemeente Zwolle wegens onrechtmatige uitlatingen gedaan door burgemeester H.J. Meijer in een interview. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de uitlatingen van Meijer, die verband hielden met de beëindiging van de subsidierelatie tussen de gemeente en Meesterwerk, niet als onrechtmatig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank stelde vast dat er geen letterlijke beschuldiging van fraude was gedaan en dat de gemeente Zwolle met Meesterwerk een rectificatie had overeengekomen. De rechtbank concludeerde dat Meesterwerk onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde reputatieschade en gederfde inkomsten. De vorderingen van Meesterwerk werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente Zwolle.

De procedure begon met een tussenvonnis in september 2019, gevolgd door een wijziging van eis door Meesterwerk. De feiten wezen op een subsidierelatie tussen de gemeente Zwolle en Coöperatie Boer en Zorg, waarbij Meesterwerk als onderaannemer fungeerde. Na beëindiging van deze relatie ontstonden er geschillen over uitlatingen van de burgemeester in de media, die Meesterwerk als schadelijk ervoer. De rechtbank onderzocht de context van de uitlatingen en de gevolgen daarvan voor Meesterwerk, waarbij de belangen van de gemeente en de vrijheid van meningsuiting werden afgewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de uitlatingen niet onrechtmatig waren en dat er geen schade was aangetoond die voortvloeide uit deze uitlatingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/235237 / HA ZA 19-329
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEESTERWERK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZWOLLE,
zetelend te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna Meesterwerk en gemeente Zwolle genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 september 2019,
  • de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente Zwolle had een subsidierelatie met Coöperatie Boer en Zorg (hierna: Boer en Zorg). Meesterwerk verleende als onderaannemer van Boer en Zorg Wmo-ondersteuning aan cliënten binnen de gemeente Zwolle. Deze subsidierelatie is eind 2016 beëindigd.
2.2.
De gemeente Zwolle en Boer en Zorg hebben in januari 2017 een minnelijke regeling getroffen die is neergelegd in het (ongedateerde en enkel door Meesterwerk ondertekende) schikkingsvoorstel van Meesterwerk, de brief van 30 januari 2017 van Boer en Zorg aan de gemeente Zwolle en de brief van 31 januari 2017 van de gemeente Zwolle aan Boer en Zorg. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat Boer en Zorg geen rechtsmiddelen zal inzetten tegen de subsidiebesluiten 2015, 2016 en 2017 en dat de gemeente zich houdt aan de overeengekomen voorwaarden. Onderdeel van de overeenkomst is de terugvordering van een bedrag van € 622.763,-. Dit bedrag is betaald. Overeengekomen is verder dat de gemeente Zwolle neutraal zal communiceren over de beëindiging van de subsidierelatie.
2.3.
In december 2018 heeft H.J. Meijer, destijds burgemeester van de gemeente Zwolle, een interview gegeven aan dagblad De Stentor. Meijer was op dat moment voorzitter van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (hierna RIEC) Oost-Nederland. Het interview, gepubliceerd op 22 december 2018, vermeldt onder meer het volgende:
Oost Nederland gaat ‘geldzoekers in de zorg’ onderwerpen aan strenge toets
Om malafide zorgaanbieders buiten de deur te houden, gaan gemeenten in Oost-Nederland zorgpartijen van tevoren uitgebreid toetsen voordat ze contracten tekenen. Hoe komen ze aan hun geld? Wat zijn hun exacte plannen? Antwoorden is verplicht. Ambtenaren gingen voorheen ‘wat argeloos’ te werk vindt Zwolse burgemeester Hen Jan Meijer.
Volgens Meijer trekt de zorg tegenwoordig talloze gelukszoekers aan, omdat er flink geld in te verdienen valt. Gemeenten in Oost-Nederland slaan nu de handen ineen om dit tegen te gaan. Ze gaan nieuwkomers vooraf aan zeer kritische vragen onderwerpen, een model dat in Twente al tot succes leidt. En ze gaan informatie over slechte aanbieders onderling delen, zodat de ‘slechteriken’ niet van de ene gemeente naar de andere kunnen hoppen. Meijer heeft als burgemeester het nodige te stellen gehad met de zorgorganisatie Meesterwerk in zijn stad. Het college draaide vorige jaar de geldkraan naar de organisatie dicht, omdat Meesterwerk het zorggeld niet goed besteedde en cliënten te weinig begeleiding gaf. Het gevolg was dat tientallen mensen naar een andere zorgaanbieder moesten overstappen. In Deventer ligt het bedrijf inmiddels ook onder vuur bij de gemeente.
Argeloos contracten afsluiten
“Sinds die situatie roep ik in elk overleg over zorg dat we alert op fraude moeten zijn”, zegt Meijer, die voorzitter is van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Oost-Nederland. Hij wil een waterbedeffect voorkomen. “Na de situatie met Meesterwerk hebben we de gemeente Deventer, waar deze organisatie ook gevestigd is, gelijk bijgepraat over onze ervaringen. De lijntjes zijn dan snel gelegd. Wanneer je als gemeente over meer informatie beschikt, wordt het makkelijk. En vooraf afschrikken werkt beter dan achteraf aanhoudingen doen.” Door de decentralisaties in de zorg zijn er veel meer zorgpartijen. “De keuzevrijheid is mooi maar voor ambtenaren ook nieuw. Ze gaan dan, ondanks goede bedoelingen, soms wat argeloos te werk. Het geld komt dan niet terecht waar het zou moeten: de hulpbehoevende burgers.(…)”
2.4.
Tussen partijen heeft op 21 januari 2019 een bespreking plaatsgevonden over het interview van Meijer. Bij brief van 2 april 2019 heeft Meesterwerk de gemeente verzocht om een rectificatie. De gemeente Zwolle heeft daarop gereageerd in een brief van 5 april 2019 aan Meesterwerk en heeft enige tijd later een kopie van deze brief aan De Stentor gezonden. De Stentor heeft geen aanleiding gezien om in haar dagblad aandacht aan deze brief te besteden. De gemeente Zwolle heeft hier op 4 juni 2019 bij De Stentor naar geïnformeerd. Vervolgens hebben de gemeente Zwolle en Meesterwerk gecorrespondeerd over een rectificatie. Meesterwerk heeft op 24 juli 2019 toestemming gegeven om de door de gemeente Zwolle voorgestelde tekst te plaatsten.
2.5.
Onderstaande rectificatie is op 31 juli 2019 gepubliceerd in drie edities van de Stentor en in één editie van de Gelderlander:
De gemeente Zwolle maakt het volgende bekend:
In de publicatie van 22 december 2018 is door de Stentor verslag gedaan van een interview met de heer H.J. Meijer als voorzitter van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC). Het onderwerp van dat gesprek was ondermijning in de meest brede zin van het woord.
Tijdens het gesprek is door de heer H.J. Meijer een verband gelegd tussen Meesterwerk BV en fraude.
De gemeente Zwolle en de heer H.J. Meijer hebben in de richting van Meesterwerk reeds afstand genomen van het gelegde verband. In goed overleg tussen de gemeente en Meesterwerk BV wordt dat hierbij bevestigd.
De heer H.J. Meijer heeft Meesterwerk BV niet willen beschuldigen van fraude en biedt hiervoor zijn excuses aan.
2.6.
Op 4 juli 2019 heeft Meesterwerk de gemeente Zwolle gedagvaard.

3.Het geschil

3.1.
Meesterwerk vordert na wijziging van eis – samengevat – de gemeente Zwolle voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling aan Meesterwerk van de geleden reputatieschade, de gederfde inkomsten en te verwachten gederfde inkomsten, buitengerechtelijke kosten van € 15.000,-, nakosten van € 2.000,-
de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente,
en te verklaren voor recht dat het handelen van de gemeente Zwolle onrechtmatig is geweest jegens Meesterwerk en dat de gemeente Zwolle gehouden is tot vergoeding van de als gevolg daarvan geleden schade, nader op te maken bij staat.
3.2.
Meesterwerk voert aan dat de gemeente Zwolle onrechtmatig heeft gehandeld door Meesterwerk te beschuldigen van fraude en wijst daarbij ook op de afspraken die zij met de gemeente Zwolle heeft gemaakt. Zij betoogt schade te hebben geleden omdat haar goede naam, geloofwaardigheid, integriteit en reputatie zijn aangetast. Er is sprake van materiele en immateriële schade. Omdat de schade op dit moment onvoldoende inzichtelijk is vordert zij schadevergoeding nader op te maken bij staat.
3.3.
De gemeente Zwolle betwist dat sprake is van een beschuldiging of van geuite verdenkingen van fraude richting Meesterwerk. Dit volgt volgens haar niet uit de tekst en de context van het artikel in De Stentor en is ook niet de bedoeling geweest. Eventuele gevolgen voor Meesterwerk waren niet te verwachten, nu slechts is verwezen naar een eerder voorval, dat op zichzelf al uitvoerig in de publiciteit was geweest. Als er al sprake is geweest van onrechtmatige uitlatingen, dan is de onrechtmatigheid weggenomen door de rectificatie. Daarnaast betoogt de gemeente Zwolle dat Meesterwerk op geen enkele wijze heeft onderbouwd waarom de door haar gestelde schade is geleden en waarom deze schade door het artikel zou zijn ontstaan. De gemeente Zwolle behoudt zich haar rechten ten aanzien van toerekeningsvraag voor, omdat Meijer werd geïnterviewd uit hoofde van zijn voorzitterschap van het RIEC Oost-Nederland en niet als burgemeester.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna nader ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is de vraag of de gemeente Zwolle zich door de betreffende uitspraken schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of er in deze zaak sprake is van een botsing tussen het belang dat individuele burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen (het recht op eerbiediging van de goede naam), zoals dat onder meer door artikel 6:162 BW wordt beschermd, en het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals dat in de grondwet en het EVRM is neergelegd, en zo ja welk van de hiervoor genoemde fundamentele rechten in het concrete geval zwaarder weegt.
Het antwoord op die laatste vraag moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval en met inachtneming van de noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets. De toetsing dient in één keer te geschieden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 respectievelijk artikel 10 lid 2 EVRM (zie onder meer HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210).Tot deze omstandigheden behoren onder meer de aard van de openbaarmakingen en de ernst van de te verwachten gevolgen hiervan voor Meesterwerk, het belang van de gemeente Zwolle bij het (gestelde) uiten van de mededelingen, de mate waarin de mededelingen ten tijde van het uiten ervan steun vond in het toen beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de feiten, de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt, en de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers in de publiciteit zou zijn gekomen (HR 24 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AD2221).
4.3.
Ten aanzien van de omstandigheden van het onderhavige geval overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
Uit de tekst van het artikel kan worden afgeleid dat Meijer is geïnterviewd naar aanleiding van de regionale aanpak om gelukzoekers in de zorg ‘buiten de deur te houden’. Als burgemeester en voorzitter van RIEC Oost-Nederland is Meijer bevraagd over het beleidsvoornemen van gemeenten in Oost-Nederland om de handen ineen te slaan. Hij heeft uiteengezet dat de gemeenten de aantrekkingskracht van de zorg op gelukszoekers willen tegengaan door nieuwkomers aan zeer kritische vragen te onderwerpen en door informatie over slechte aanbieders te delen. Uit het artikel volgt dat de journalist tijdens het interview op enig moment heeft genoemd dat de gemeente in het verleden de geldkraan naar Meesterwerk dichtdraaide omdat deze het zorggeld niet goed besteedde en cliënten te weinig begeleiding gaf, waardoor tientallen mensen naar een andere zorgaanbieder moesten overstappen. In de volgende alinea onder het kopje ‘Argeloos contracten sluiten’ wordt vervolgd met de opmerking van Meijer: “Sinds die situatie roep ik in elk overleg over zorg dat we alert op fraude moeten zijn.” En “Na de situatie met Meesterwerk hebben we de gemeente Deventer, waar deze organisatie ook gevestigd is, gelijk bijgepraat over onze ervaringen. De lijntjes zijn dan snel gelegd. Wanneer je als gemeente over meer informatie beschikt, wordt het makkelijk. En vooraf afschrikken werkt beter dan achteraf aanhoudingen doen.” (…) “De keuzevrijheid is mooi maar voor ambtenaren ook nieuw. Ze gaan dan, ondanks goede bedoelingen, soms wat argeloos te werk. Het geld komt dan niet terecht waar het zou moeten: de hulpbehoevende burgers”.
4.5.
Hoewel aan Meesterwerk kan worden toegegeven dat de temporele verwijzing naar “die situatie” de suggestie kan wekken dat Meesterwerk in verband wordt gebracht met fraude, acht de rechtbank de drempel van een onrechtmatige daad niet gehaald.
Daarvoor is ten eerste relevant dat met deze zin geen letterlijke verdenking of beschuldiging van fraude wordt geuit. De journalist refereert aan eerdere publicaties over de situatie waarin de subsidierelatie tussen de gemeente Zwolle en Meesterwerk is beëindigd en Meijer gaat daar binnen de context van het artikel op in. Meijer komt niet zelf met de naam Meesterwerk en gebruikt geen onnodig grievende bewoordingen. De omstandigheid dat de uitspraken door de burgemeester zijn gedaan, leidt in dit geval niet tot een andere afweging. Wel is sprake van een ongelukkige formulering waardoor de indruk kan worden gewekt dat Meijer Meesterwerk in verband brengt met fraude. Uit de context en of inhoud van de uitlatingen vloeit echter niet voort dat Meijer Meesterwerk heeft willen beschuldigen en evenmin dat het de bedoeling is geweest van Meijer om voormeld verband te leggen. Daar komt bij dat de gemeente, met instemming van Meesterwerk, het gesuggereerde verband heeft gerectificeerd door te verklaren dat Meijer niet heeft bedoeld Meesterwerk te beschuldigen van fraude. Meijer heeft in deze rectificatie bovendien zijn excuses aangeboden voor de uitlatingen. Weliswaar maakt Meesterwerk in deze procedure bezwaar tegen de vorm en beperkte reikwijdte van de rectificatie maar zij verbindt hieraan geen concrete consequenties. Dat leidt er al met al toe dat rechtbank tot uitgangspunt neemt dat de ongelukkige uitlating met de rectificatie voldoende is rechtgezet.
4.6.
Daarnaast is van het bestaan van schade door de uitlatingen niet voldoende gebleken, zodat ook op die grond niet is voldaan aan de vereisten die in artikel 6:162 BW worden gesteld. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
4.7.
Ten aanzien van de reputatieschade heeft Meesterwerk verwezen naar haar producties 10, 11 en 12. In productie 10 wordt een bericht in het geding gebracht waarin een intakegesprek wordt afgezegd, productie 11 betreft een ongedateerd bericht waarin een eerdere aanmelding wordt geannuleerd en productie 12 is een ongedateerde negatieve review. In deze berichten kan geen aanwijzing worden gevonden voor de stelling dat deze verband houden met de publicatie in de Stentor. Niet in de tekst en - bij gebreke van een jaartal, respectievelijk een datum - evenmin in het tijdstip waarop de berichten zijn verzonden/geplaatst. Meesterwerk gaat niet inhoudelijk in op het verweer van de gemeente Zwolle dat eerdere negatieve publiciteit van invloed is geweest op haar goede naam.
Aangezien niet in geschil is dat Meesterwerk al eerder en vaker negatief in het nieuws was geweest, kan gelet op het voorgaande niet worden herleid of het interview de aanleiding voor deze berichten is geweest.
4.8.
Meesterwerk erkent verder dat de omvang van de (inkomens)schade op dit moment onvoldoende inzichtelijk is en vordert daarom materiële en immateriële schadevergoeding nader op te maken bij staat. Zij merkt op dat “in ieder geval duidelijk is dat eiser ten onrechte heeft betaald voor de schikking, nu de gemeente Zwolle deze schikking niet naleeft”.
Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, kan Meesterwerk in dit standpunt niet worden gevolgd. Zij heeft immers haar standpunt gebaseerd op artikel 6:162 BW. Indien en voor zover zij heeft bedoeld tevens een vordering in te stellen op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de vaststellingsovereenkomst van 31 januari 2018 (r.o. 2.2.), had zij haar standpunt nader moeten toelichten. Dit geldt temeer nu de gemeente Zwolle onder verwijzing naar producties 17 en 18 gemotiveerd aanvoert dat voormelde schikking is getroffen tussen Boer en Zorg en de gemeente Zwolle en niet tussen Meesterwerk en de gemeente Zwolle. Meesterwerk draagt vervolgens onvoldoende omstandigheden aan op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat ook zij aan de schikkingsafspraken rechten kan ontlenen.
4.9.
Verder voert Meesterwerk aan dat zij schade heeft geleden in de vorm van gederfde inkomsten door het mislopen van cliënten. Zij betoogt dat het voor cliënten van het grootste belang is dat zij hun zorgverlener kunnen vertrouwen en dat het mislopen van een individuele cliënt veertig- tot zestigduizend euro kost. Het kwijtraken van een hele groep cliënten zoals bijvoorbeeld in Deventer betekent een schadepost die in de tonnen loopt.
De gemeente Zwolle betwist dat Meesterwerk schade heeft geleden die in causaal verband staat met de uitlatingen en voert aan dat er vele publicaties zijn geweest over de beëindiging van de subsidierelatie omdat de zorg deels niet en deels niet naar behoren was verleend door Meesterwerk. De groep cliënten in Deventer ging weg naar aanleiding van een heel andere kwestie, namelijk om het feit dat Meesterwerk zorg verleende in woningen die niet tot zorgwoningen waren bestemd. De in het petitum opgesomde schadeposten zijn op geen enkele wijze onderbouwd en ook ontbreekt een behoorlijke uiteenzetting van het causaal verband, aldus de gemeente Zwolle.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat Meesterwerk het bestaan van de gestelde schade onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. In het licht van het verweer van de gemeente Zwolle mocht van Meesterwerk worden verwacht dat zij het verband tussen de gestelde schade en het interview nader had onderbouwd en dat zij feiten en cijfers had gesteld - die aannemelijk maken dat zij schade kan hebben geleden ten gevolge van de gestelde fout. Dat geldt ook in het geval dat schadevergoeding nader op te maken bij staat wordt gevorderd (vgl: ECLI:NL:PHR:2010:BN9465). De gestelde terugloop van cliënten is niet inzichtelijk gemaakt en het verband tussen deze gestelde terugloop en de uitlatingen van Meijer is evenmin voldoende onderbouwd. Dat had wel op de weg van Mesterwerk gelegen, te meer nu de gemeente onweersproken heeft aangevoerd dat de vermeende terugloop in cliënten door eerdere negatieve publicaties een andere reden heeft gehad.
4.11.
Geconcludeerd wordt van enige schade door de uitlatingen onvoldoende is gebleken en dat bij gebreke van gestelde concrete feiten en omstandigheden niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
4.12.
Een tweede verwijt dat Meesterwerk jegens de gemeente Zwolle maakt is dat de gemeente Zwolle negatieve uitspraken over haar jegens de gemeente Deventer heeft gedaan. Meesterwerk laat evenwel na deze stelling van een voldoende onderbouwing te voorzien. De enkele omstandigheid dat in het artikel van de Stentor wordt genoemd dat er contact is geweest tussen de gemeenten over Meesterwerk maakt niet dat de gemeente Zwolle onrechtmatig heeft gehandeld. Nu Meesterwerk geen andere omstandigheden aanvoert, is onduidelijk gebleven wat er zou zijn gezegd en waarom dat onder de gegeven omstandigheden onrechtmatig zou zijn. Nu dit verwijt enkel om die reden al strandt, komt de rechtbank ook op dit punt aan bewijslevering niet toe.
4.13.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen komt de rechtbank tot de conclusie dat de gestelde gedragen niet als onrechtmatig handelen kunnen worden gekwalificeerd. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen.
4.14.
Meesterwerk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de nakosten en de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Zwolle worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2 × tarief € 563,00)
Totaal € 3.118,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Meesterwerk in de kosten van de hoofdzaak aan de zijde van Gemeente Zwolle tot op heden begroot op € 3.118,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Meesterwerk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Meesterwerk niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, mr. J.N. Bartels en mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken door mr. J.N. Bartels op 3 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: