ECLI:NL:RBOVE:2021:546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
08/101582-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang op rotonde

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeluk. De vrouw reed op 30 november 2018 in Hardenberg met haar auto op een rotonde en verleende geen voorrang aan een fietser, mevrouw [slachtoffer], die van links kwam aanfietsen. Door de aanrijding viel de fietser en liep ernstig letsel op, waaraan zij de volgende dag in het ziekenhuis overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden, aangezien zij niet te hard reed, geen alcohol of drugs had gebruikt en niet afgeleid was. De rechtbank sprak de vrouw vrij van het primair ten laste gelegde verkeersmisdrijf, maar oordeelde dat zij wel schuld had aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar in het verkeer door het niet verlenen van voorrang. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag en de verantwoordelijkheid van bestuurders om voorrang te verlenen waar dat wettelijk verplicht is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/101582-20 (P)
Datum vonnis: 9 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1959 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 december 2020 en 26 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Hermelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman
mr. R.R. Schuldink, advocaat te Hardenberg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor iemand is gedood, dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 30 november 2018 te Hardenberg in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Europaweg, over de Bruchterweg en de Witte de Withstraat, daarmede rijdende over de weg, de Bruchterweg
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Bruchterweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Bruchterweg) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst
en/of niet of in onvoldoende mate heeft gekeken
en/of is blijven kijken of over die kruising (rotonde) verkeer naderde
en/of die kruising (rotonde) is opgereden
en/of in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeldreglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen,
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood; welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 november 2018 te Hardenberg in de gemeente Hardenberg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde)van de wegen, de Europaweg, over de Bruchterweg en de Witte de Withstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Bruchterweg en terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Bruchterweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/ofvoor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Bruchterweg) een in haar,verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement,inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst, die kruising (rotonde) is opgereden
en/of in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets
en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die kruising(rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets en/of die fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 30 november 2018 heeft er in Hardenberg een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij betrokken waren een auto en een fietser, op de rotonde gelegen op de kruising van de Bruchterweg, de Witte de Withstraat en de Europaweg. Ten gevolge van een botsing met de auto is de fietser, mevrouw [slachtoffer] , gevallen en met haar hoofd op de grond terecht gekomen. Mevrouw [slachtoffer] is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd en is daar de volgende dag overleden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gereden en derhalve van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat verdachte op 30 november 2018 als bestuurster van een personenauto (een Range Rover) komende vanaf de Bruchterweg bij het oprijden van de rotonde op de kruising met de Europaweg en de Witte de Withstraat, de fiets van mevrouw [slachtoffer] heeft geraakt op de rotonde, waar verdachte aan mevrouw [slachtoffer] voorrang had moeten verlenen. Als gevolg daarvan is mevrouw [slachtoffer] gevallen en kwam zij met haar hoofd op de weg, waardoor zij schedelhersenletsel heeft opgelopen. Zij is de volgende dag in het ziekenhuis overleden ten gevolge van dit letsel.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting op 26 januari 2021 verklaard dat zij, toen zij midden op de rotonde was, een tik hoorde aan de linkerkant van haar auto. Verder heeft zij verklaard dat toen zij in haar linker spiegel keek, zij een fietser zag vallen. Zij is direct gestopt en naar de fietser toegegaan om zich over haar te ontfermen en te bidden, aldus verdachte. Verdachte reed, nadat zij eerst min of meer stil had gestaan, stapvoets de rotonde op. Zij heeft verklaard dat ze ontspannen was, geen haast had en goed bekend was met de rotonde en de situatie ter plaatse. Er was geen sprake van zichtbelemmering of slecht weer.
Bij de politie zijn door meerdere getuigen verklaringen afgelegd. De heer [getuige 1] reed in zijn auto achter de auto van verdachte. Hij heeft bij de politie verklaard dat verdachte stapvoets reed. Hij zag dat een oudere dame op een fiets vanaf de linkerkant kwam aanfietsen op de rotonde. Hij zag vervolgens dat de auto voor hem de rotonde opreed. Hij heeft verklaard dat het leek alsof de bestuurder van de auto de fietser niet had gezien.
Ook is er een getuigenverklaring afgelegd bij de politie door de heer [getuige 2] . Hij heeft verklaard dat hij zag dat de Range Rover stil stond voor de rotonde. Vervolgens zag hij een vrouw op een fiets aankomen die vanaf de Witte de Withstraat de rotonde opreed. Hij zag dat de Range Rover optrok en geen voorrang verleende aan de fietser. Hij hoorde een harde knal en zag dat de fietser met haar rechterzijde op het asfalt terechtkwam.
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 18 oktober 2019 is naar voren gekomen dat niet is gebleken van bijzondere verkeers- of weeromstandigheden of een technisch gebrek aan één van de beide voertuigen waar het ongeval aan te wijten zou kunnen zijn. Ook is niet gebleken uit het onderzoek van de politie dat verdachte middelen had gebruikt die de rijvaardigheid zouden kunnen beïnvloeden.
Schuld
De vraag die voorligt is of verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) heeft aan het verkeersongeval. Dat is meer dan eenvoudige schuld. Van schuld in de zin van voormeld artikel is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie komt het bij de beoordeling van deze schuldvraag aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. Gelet op de geldende maximumsnelheid en de verkeers- en weersomstandigheden reed zij niet te hard. Uit het onderzoek van de politie is niet naar voren gekomen dat verdachte middelen had gebruikt die de rijgeschiktheid zouden kunnen beïnvloeden. Ook is niet gebleken dat zij was afgeleid door bijvoorbeeld een mobiele telefoon. Verdachte heeft mevrouw [slachtoffer] gewoonweg niet gezien en heeft haar daarom geen voorrang verleend, terwijl zij dat wel had moeten doen. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de rechtbank in de gegeven omstandigheden van oordeel dat het enkele feit dat verdachte mevrouw [slachtoffer] niet heeft waargenomen, niet automatisch maakt dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Een enkel gebrek in de waarneming gedurende een kort moment is niet voldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW. [1]
De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte primair ten laste is gelegd en zal haar daarvan vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een gevaarlijke situatie in het verkeer heeft veroorzaakt. Verdachte had dit verschrikkelijke ongeluk kunnen voorkomen als zij mevrouw [slachtoffer] voorrang had verleend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 november 2018 te Hardenberg als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising (rotonde) van de wegen, de Europaweg, de Bruchterweg en de Witte de Withstraat, daarmede heeft gereden over de Bruchterweg en terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Bruchterweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Bruchterweg) een in haar, verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst,
die kruising (rotonde) is opgereden
en in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruising (rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van een fiets
en is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die kruising(rotonde) rijdende, toen gezien haar, verdachtes rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurster van die fiets en die fiets,
ten gevolge waarvan die bestuurster van die fiets ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding
: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het subsidiair ten laste gelegde feit verdachte niet kan worden verweten, omdat verdachte stapvoets heeft gereden, heeft stilgestaan voor de rotonde en vervolgens goed naar links heeft gekeken. Verdachte had niet meer kunnen doen om het ongeluk te voorkomen. Nu de verwijtbaarheid wegvalt dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel, zoals volgt uit de bewezenverklaring, dat verdachte voorrang had moeten verlenen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte onvoldoende heeft opgelet en geanticipeerd op de situatie en een gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Het gevaar zich heeft zich daadwerkelijk verwezenlijkt en heeft geresulteerd in het overlijden van mevrouw [slachtoffer] . Van een situatie waarin verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt, zoals aangevoerd door de raadsman is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, oordeelt de rechtbank dan ook dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de door hem bepleite vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging niet uitgelaten over een op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft bij het oprijden van een rotonde geen voorrang verleend aan mevrouw [slachtoffer] die op de rotonde vanaf de linkerkant kwam aanfietsen. Mevrouw [slachtoffer] is als gevolg van het door het ongeval opgelopen letsel overleden.
Het leed dat is veroorzaakt door het ongeval is groot en onherstelbaar. De dochter van mevrouw [slachtoffer] heeft ter terechtzitting, ook namens haar broer, een verklaring voorgelezen, waarin zij treffend tot uitdrukking heeft gebracht dat sprake is van een onomkeerbaar verlies. Zij heeft in haar verklaring ook verteld dat zij sinds het ongeval contact heeft onderhouden met verdachte en geen wrok koestert tegen verdachte.
Ter terechtzitting is gebleken dat ook verdachte gebukt gaat onder het ongeval en het overlijden van mevrouw [slachtoffer] . Ook al heeft verdachte deze gevolgen niet gewild, toch is door haar toedoen een ander het leven ontnomen. Hoewel zij heeft verklaard dat zij echt niet weet wat ze anders had moeten doen om het ongeval te voorkomen, heeft zij meteen na het ongeval contact gezocht met de familie van mevrouw [slachtoffer] . De rechtbank waardeert de houding van verdachte richting de familie van het slachtoffer.
De rechtbank realiseert zich terdege dat geen enkele op te leggen straf in verhouding staat tot het leed van de nabestaanden. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en heeft er rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder voor een verkeersovertreding is veroordeeld.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid in beginsel recht doen aan de ernst van het handelen van de verdachte. Echter, gelet op het tijdsverloop en het feit de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het verkeersmisdrijf, zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, beide met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair
de overtreding
: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- bepaalt, dat deze straf,
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt, dat deze bijkomende straf,
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018540579. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 30 november 2018, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2 tot en met 6):

(…) Datum: 30 november 2018
Omstreeks: 13:30 uur
Adres: Bruchterweg
Postcode plaats: [adres 2]
Nadere plaatsaanduiding: op de rotonde met de Europaweg/Witte de Withstraat
(…)Voorrangsregeling: ja
Aanduiding voorrang: voorrangsrotonde
Lichtgesteldheid: daglicht
Weersgesteldheid: droog
Toestand van het wegdek: nat/vochtig
(…) maximum snelheid: 50 km per uur
(…) 1: [verdachte] , Landrover met kenteken [kenteken]

2 : [slachtoffer] , fiets

SL [slachtoffer] fietste over de rotonde, komende vanuit de richting van Witte de
Withstraat en fietste in de richting van de Europaweg. VE [verdachte] reed in haar
Land Rover voorzien van het kenteken [kenteken] . [verdachte] reed over de Bruchterweg
en wilde de rotonde op om vervolgens rechtsaf te slaan naar de Europaweg. Bij het
oprijden van de rotonde heeft [verdachte] SL [slachtoffer] kennelijk over het hoofd
gezien, waarna SL [slachtoffer] tegen het voertuig van [verdachte] fietste en daarbij
ten val kwam. Slt is op een later tijdstip komen te overlijden ten gevolge van de
verwondingen opgelopen bij deze aanrijding.

1 reed over de Bruchterweg, komende uit de richting centrum. 1 verleende op vermelde

rotonde geen voorrang aan de voor haar van links komende 2, die op de rotonde reed.
Hierdoor ontstond tussen beiden een aanrijding.
(…) Onderzoek alcohol en/of andere stoffen:
Tegen [verdachte] is een onderzoek ingesteld naar het gebruik van stoffen die
de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Hierbij is niet van een overtreding gebleken. (…)

2. Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 28 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 7 tot en met 13):

(…) Beide voertuigen vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed
zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
C. Om te voldoen aan het verzoek, hebben wij ter plaatse van het ongeval een onderzoek
ingesteld. Op basis van de aangetroffen sporen en de afgelegde verklaringen, komen wij
tot de volgende conclusie: Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wij-
ten was aan een technische, infrastructurele of andere niet-menselijke bijzonderheid,
doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurster van de
Range Rover. De meest waarschijnlijke oorzaak van het ongeval was de mogelijke over-
tredingen van artikel 6 / 5 WVW 1994 en artikel 62, jo bord model B6 van bijlage 1 en jo
artikel 80, allen van het RW 1990 door de bestuurster van de Range Rover. (…)

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag betreffende een niet natuurlijke dood en een schouwverslag opgemaakt door de GGD IJsselland van 1 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ongenummerd):

(…)
naam [slachtoffer]
voornamen(voluit) [slachtoffer]
geslacht vrouw
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,Nederland
(…) omstandigheden
Bij CT-onderzoek bleek er sprake van een fractuur in de schedel achter bij het oor rechts, van een forse bloeding tussen schedel en hersenvlies waardoor forse midlineshift. Voorts was er sprake van confusie en van dreigende inklemming van de hersenstam. Op basis van de zeer slechte prognose van dit beeld werd geen behandeling gestart, maar ingezet op comfort met o.a. pijnbestrijding. Om 13.10 uur overleed zij in het ziekenhuis.(…)

4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 30 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 19 tot en met 22):

(…) Op vrijdag 30 november 2018, omstreeks 13.35 uur reed ik als bestuurder van het
voertuig een Range Rover [kenteken] over de Bruchterweg te Hardenberg.(…) Ik wilde bij de rotonde rechtsaf slaan in de richting van het politiebureau, maar zo ver ben ik dus niet gekomen. Ik was dus midden op de rotonde en toen hoorde ik een tik aan de linkerkant van mijn auto. Ik keek vervolgens naar links in de spiegel en toen zag ik iemand vallen. Ik ben daarna zo snel mogelijk gestopt en ben de auto uit gerend naar de mevrouw die op de grond
lag. (…) Ik reed heel rustig bijna stapvoets. (…) ik had verder geen haast (…) In mijn beleving reed ik midden op de rotonde en kwam de mevrouw via de binnenbocht aangereden en botste ze toen tegen mijn auto. Dat verklaard ook dat ze mijn auto links achter raakte. Ik heb goed naar links gekeken en ik heb de vrouw niet zien aan komen fietsen. ik zag haar pas in mijn spiegel nadat de klap was geweest. (..)
V: Was u aan het bellen?
A: Nee, jullie hebben mijn telefoon bekeken toch. Daaruit blijkt dit niet. (…)
V: Heeft u alcohol/drugs/medicijnen gebruikt?
A: Nee. Ik gebruik niets. (…)

5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 1 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 24 en 25):

(…) Voor mij reed een voertuig een soort Jeep. Donkergrijs van kleur. (…) Ik reed met een lage snelheid en ook de voertuigen voor mij reden met een lage snelheid. (…) Bij de rotonde aangekomen reed het voertuig voor mij stapvoets. (…) Ik zag dat er vanaf links een oudere dame aan kwam fietsen over het fietspad van de rotonde. Ik zag dat de dame voor mij langs over de rotonde wilde fietsen. Ik zag dat de auto voor mij de rotonde opreed. Gezien de ruimte die er was leek het alsof de bestuurder van die auto de fietser niet had gezien.(…) Ik zag dat de fietser en de auto elkaar raakten. Dit was op de linksachter op de zijkant van de auto. Ik zag vervolgens dat de fietser van haar fiets viel en ik zag dat ze zich niet op ving en op haar achterhoofd viel. (…)

6. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 30 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 26 en 27):

(…) Op dat moment zag ik links van mij de vrouw in de Range Rover (…) stil gaan
staan voor de rotonde. Ik zag dat de Range Rover stil bleef staan terwijl de fietsster over de rotonde fietste. Ik zag nog een vrouw op een fiets die vanaf de witte de withstraat de rotonde opreed. Ik zag dat de Range Rover links naast mij optrok en geen voorrang verleende aan de fietsster. (…) Ik hoorde de fietsster 'ow' zeggen en zag dat zij naar de binnenkant van de rotonde uitweek en tegen de zijkant van de Range Rover aan reed. (…) en viel de fietsster op
haar rechterzijde op het asfalt. Ik hoorde een harde klap toen de fietsster op het wegdek viel. (…)

Voetnoten

1.HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7860.