4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-952947-16 tenlastegelegde
Op 10 december 2015 doet [naam 6] namens A.S.R. aangifte. Hij verklaart dat A.S.R. naar aanleiding van onderzoeken naar een ingediende vordering tot loonregres van € 300.000,- voor [medeverdachte] diverse tegenstrijdigheden heeft opgemerkt.Op 5 maart 2013 ontvangt A.S.R. een brief waarin in opdracht van “Dhr. [verdachte] , Manager personenschade & Bewindvoering (Leermeester Juridische opleidingen)”, (zijnde verdachte), wordt aangegeven dat
[bedrijf verdachte 1] B.V.de belangenbehartiging in de letselschadezaak van [medeverdachte] overneemt van [bedrijf 2] Letselschade.Op 14 mei 2013 ontvangt A.S.R. een
”nul-urenovereenkomst onbepaalde tijd” tussen [bedrijf verdachte 1] B.V., vertegenwoordigd door [verdachte] en [medeverdachte] , waaruit naar voren komt dat [medeverdachte] per
1 januari 2012 in dienst treedt als manager letselschade & zorg. In deze overeenkomst is onder meer vastgesteld dat [medeverdachte] een bruto maandsalaris van € 6.401,80 en een vakantietoeslag van 8% zal ontvangen.
A.S.R. schakelt mr. P. Zwijnepoel in als advocaat. Op 8 april 2013 voert hij een gesprek met verdachte, die aanwezig is als “manager Personenschade [bedrijf verdachte 1] B.V.” en [medeverdachte] . Tijdens dit gesprek geeft [medeverdachte] aan dat hij sinds november/december 2011 bij [bedrijf verdachte 5] B.V./ [bedrijf verdachte 3] (kantoor) werkte.Op 19 april 2013 keurt verdachte het door Zwijnepoel opgemaakte rapport middels een emailbericht goed en geeft hij aan dat [medeverdachte] de arbeidsovereenkomst en salarisstroken aan het verzamelen is.
Op 1 juli 2015 vindt er in opdracht van A.S.R. een gesprek ter vaststelling van de letselschade plaats. Namens [bedrijf 1] Personenschade spreekt [naam 3] samen met een collega met verdachte en [medeverdachte] .Bij het rapport van [naam 3] is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [medeverdachte] en [bedrijf verdachte 3] te Enschede gevoegd. Deze arbeidsovereenkomst is ondertekend door [medeverdachte] en
dhr. [naam 1] , manager van [bedrijf verdachte 5] en houdt onder meer in dat [medeverdachte] per
1 mei 2011 in dienst treedt als klantmanager zorg en een bruto maandsalaris van € 3.611,54 en een vakantietoeslag van 8% zal ontvangen.Op 14 juli 2015 heeft [naam 4] van [bedrijf verdachte 4] stukken aan [bedrijf 1] Personenschade gestuurd.
[naam 4] verklaart deze na goedkeuring en in opdracht van verdachte te hebben verstuurd. Volgens [naam 4] is verdachte eindverantwoordelijk voor het letselschadedossier van
[medeverdachte] .
[medeverdachte] legt aan A.S.R. salarisstroken over met betrekking tot zijn dienstverband met
[letselschadezaak verdachte] , gevestigd aan de [adres 1] over de periode van januari 2012 tot en met december 2012. Op deze salarisstroken is onder andere vermeld:
- het loonheffingsnummer 851285302L01;
- een brutoloon van € 5.968,47;
- dezelfde bedragen bij de cumulatieven met betrekking tot loondagen, loonuren, brutoloon, overig bruto, loon sociale verzekeringen, loon ZvW, fiscaal loon, W.G.A., zorgverzekering, loonheffing, arbeidskorting, vakantiegeld en nettoloon.
[medeverdachte] legt aan A.S.R. ook zijn salarisstroken over met betrekking tot zijn dienstverband met [bedrijf verdachte 1] B.V., gevestigd aan de [adres 1] over de periode van januari 2013 tot en met mei 2013. Op deze salarisstroken is onder meer het loonheffingsnummer 127838892L01 vermeld.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel komt naar voren dat:
- op 3 juli 2012 [bedrijf verdachte 1] B.V. in oprichting gevestigd te Enschede met de startdatum 3 juli 2012 wordt ingeschreven met als bevoegde functionaris [bedrijf verdachte 5] B.V. in oprichting gevestigd te Enschede;
- op 31 oktober 2012 [bedrijf verdachte 5] B.V. gevestigd te Enschede wordt opgericht met als enig aandeelhouder en bestuurder [medeverdachte];
- op 5 november 2012 [bedrijf verdachte 1] B.V., gevestigd aan de [adres 2] wordt opgericht, met als enig aandeelhouder en bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V.;
- op 13 augustus 2014 de naam van [bedrijf verdachte 1] B.V. bij akte wordt gewijzigd in de handelsnaam [bedrijf verdachte 2] B.V..
Per 21 maart 2014 is [medeverdachte] niet langer enig aandeelhouder en bestuurder van
[bedrijf verdachte 5] B.V.. Verdachte neemt die posities vanaf 21 maart 2014 over.
Op 16 juni 2014 wordt
[bedrijf verdachte 3] B.V., ook handelend onder de naam [bedrijf verdachte 4] , ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V..
Getuige [naam 3] verklaart naar aanleiding van haar rapport onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende:
…
(V)”Op blz. 8 van uw rapport staat vermeld dat u niet goed kunt plaatsen dat [medeverdachte] sinds 2011 vanuit [bedrijf verdachte 5] B.V. werkzaam is. Kunt u dat nader uitleggen?
(A) Dat kan ik, volgens het organigram bestond de holding toen niet.
…(V) Uit de organigram en KvK-uitdraai blijkt dat [letselschadezaak verdachte] zorgkantoor een eenmanszaak was. Wat vindt u van een dergelijke arbeidsovereenkomst?
(A) Een eigenaar van een eenmanszaak kan geen arbeidsovereenkomst met zichzelf sluiten.
(V) Uit genoemde organigram blijkt dat [bedrijf verdachte 5] B.V. is ingeschreven in het KvK op 31-10-2012, terwijl deze arbeidsovereenkomst is gedateerd 1 mei 2011. Wat is uw reactie hierop?
(A) Dit kan gewoon niet.
...(V) Bij deze aangifte zitten ook de salarisstroken van 2012. Hoe beoordeelt u deze stroken?
(A) Op 1-1-2012 bestond de onderneming nog niet. Ik zie geen verschil tussen de salarisstroken voor en na het ongeval.
(V) Wat vindt u van de cumulatieven?
(A) Dit kan helemaal niet. Dit lijkt knip en plakwerk.”
Uit een emailbericht van 2 november 2016 van de belastingdienst blijkt dat het loonheffingsnummer 851285302L01 niet bestaat en het loonheffingsnummer 851790604L01 voor het eerst is gebruikt op 17 mei 2013 met betrekking tot de aangifte loonbelasting.
Getuige [naam 2] verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer, het navolgende:
…” Omstreeks eind 2013 in ieder geval de tweede helft van 2013 ben ik benaderd om de administratie op poten te zetten. De reguliere boekhouding, jaarcijfers en dergelijke. Ik ben benaderd door de heer [medeverdachte] zelf.
…(V): Op 1 mei 2011 was [bedrijf verdachte 3] een eenmanszaak. Wat vindt u ervan dat [medeverdachte] als eigenaar een arbeidsovereenkomst met zichzelf heeft afgesloten?(A): Laat ik het simpelweg zeggen. Een eenmanszaak en een arbeidsovereenkomst met jezelf, het is juridisch gezien niet mogelijk.
…(V): Ten aanzien van de Nul-urenovereenkomst; heeft u deze overeenkomst opgemaakt en kunt u zich nog herinneren wanneer?(A): Er ontbreken van gegevens die ik er standaard in zou zetten. Nul-urencontracten mogen wettelijk niet, dus dit heb ik sowieso niet gedaan. Met een nul-urencontract ben je niets, ik zou never nooit een nul-urenovereenkomst voor onbepaalde tijd opstellen.
…(V): Wij denken dat de getoonde loonstroken vals zijn en hebben een verklaring dat u ze heeft opgemaakt. Wat is uw reactie hierop?(A): Ik ken deze loonstroken niet. Ik kan niet anders zeggen, dan dat de verschillen duidelijk zijn tussen de loonstroken met en zonder logo. Het door elkaar gooien van RSIN en BSN. Het ziet er voor mij heel amateuristisch uit. Deze heb ik niet opgesteld. Nog een simpel voorbeeld; de adresgegevens die zijn vermeld, betreffen de oude kantoorlocatie. Dergelijke grove fouten zou ik nooit maken. [adres 1] is het oude adres, het nieuwe adres is de [adres 2] .”
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 25 januari 2021, zakelijk weergeven, onder meer, het navolgende:
“Het klopt dat ik betrokken ben geraakt bij de letselschadezaak van mijn broer [medeverdachte] . Normaal gesproken stuur ik een aansprakelijkstelling binnen twee tot drie weken de deur uit. Ik ga er direct mee aan de slag. Ik was met mijn broer aanwezig bij de gesprekken die gevoerd zijn met Zwijnepoel en [naam 3] . Ik trad op als gemachtigde van [medeverdachte] . Het klopt dat ik het bedrijf [letselschadezaak verdachte] B.V. van mijn broer heb overgenomen. Dat dit op de datum van 21 maart 2014 was, zou kunnen. Ik heb meerdere arbeidsovereenkomsten en salarisstroken ter behandeling in mijn handen gehad. Deze stukken zijn door of namens mij ingediend. [naam 4] was een werknemer van mij, een stagiaire. Hij heeft in opdracht van mij een brief gestuurd naar [bedrijf 1] Personenschade.”
Valse documenten
Ad A
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de arbeidsovereenkomst, met ingangsdatum 1 mei 2011, waarbij [medeverdachte] in dienst trad bij
[bedrijf verdachte 3] , een vals document is. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij een overeenkomst heeft gesloten met zijn eigen eenmanszaak. Hij had destijds een eenmanszaak met een andere naam, namelijk [letselschadezaak verdachte] Zorgkantoor, die is voortgezet door
[letselschadezaak verdachte] C.V. waarvan [medeverdachte] de gevolmachtigde was. Los daarvan is het juridisch gezien niet mogelijk om een arbeidsovereenkomst aan te gaan met je eigen eenmanszaak. Dit verklaren zowel boekhouder [naam 2] als registerexpert [naam 3] . Bovendien heeft [medeverdachte] , in het bijzijn van verdachte, in het gesprek op 8 april 2013 met
mr. Zwijnepoel verklaard dat hij sinds november/december 2011 bij [bedrijf verdachte 5] B.V./ [bedrijf verdachte 3] (kantoor) werkte. De arbeidsovereenkomst is namens de werkgever ondertekend door de heer [naam 1] , manager van [bedrijf verdachte 5] B.V.. Deze B.V. bestond
– gelet op de gegevens van de Kamer van Koophandel – op 1 mei 2011 nog niet. Gelet op deze opeenstapeling van onjuistheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het een valse arbeidsovereenkomst betreft.
Ad B
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de
nul-urenovereenkomst onbepaalde tijd, met ingangsdatum 1 januari 2012, waarbij [medeverdachte] in dienst trad als werknemer bij [bedrijf verdachte 1] B.V. een vals document is. Deze conclusie volgt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat
[bedrijf verdachte 1] B.V. op 5 november 2012 is opgericht. Op het moment van het ingaan van de arbeidsovereenkomst bestond de desbetreffende B.V. dus nog niet, reden waarom de rechtbank oordeelt dat het een valse arbeidsovereenkomst betreft.
Ad C
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de salarisstroken van het jaar 2012 van [letselschadezaak verdachte] valse documenten zijn. Op elke salarisstrook is het loonheffingsnummer 8512853021L01 vermeld, terwijl uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat dit loonheffingsnummer niet bestaat. Gelet hierop zijn de salarisstroken naar het oordeel van de rechtbank vals opgemaakt. Tevens zijn de cumulatieven op iedere salarisstrook gelijk. Hierover heeft registerexpert [naam 3] verklaard dat dit niet kan en dat het knip- en plakwerk lijkt te zijn.
Ad D
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de salarisstroken van de maanden januari 2013 tot en met mei 2013 van [bedrijf verdachte 1] B.V. valse documenten zijn. Op deze salarisstroken is immers het loonheffingsnummer 127838892L01 vermeld, terwijl uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat dit loonheffingsnummer pas op 17 mei 2013 voor het eerst gebruikt is. Dit tezamen met het – blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel – onjuist vermelde vestigingsadres van de B.V. maakt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat het valse salarisstroken betreft.
Toerekening aan de rechtspersonen [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V.
Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon.
Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan
worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden
van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk
oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer
van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn
wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de hiervoor bedoelde gedragingen plaatsgevonden in de sfeer van de betreffende rechtspersonen, namelijk in het kader van het behandelen van de letselschadezaak van [medeverdachte] en het indienen en onderbouwen van een loonregres vordering.
Medeplegen opzettelijk gebruiken valse documenten door [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V.
[medeverdachte] heeft in 2013 [bedrijf verdachte 1] B.V. ingeschakeld om zijn belangen te behartigen in zijn letselschadezaak. Op 5 maart 2013 heeft A.S.R. een brief van
[bedrijf verdachte 1] B.V. ontvangen waarin staat dat zij de belangenbehartiging van
[medeverdachte] overneemt van [bedrijf 2] Letselschade. Vervolgens heeft verdachte, als manager van [bedrijf verdachte 1] B.V., samen met [medeverdachte] op 8 april 2013 een gesprek gevoerd met P. Zwijnepoel. Op 1 juli 2015 heeft verdachte, toen als vertegenwoordiger van [bedrijf verdachte 4] , wat een handelsnaam was van [bedrijf verdachte 3] B.V., wederom samen met [medeverdachte] een gesprek gevoerd met [naam 3] . Ter onderbouwing van de bij A.S.R. ingediende vordering van € 300.000,- heeft [medeverdachte] arbeidsovereenkomsten en salarisstroken aangeleverd, die vervolgens door of namens [bedrijf verdachte 1] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] (zijnde [bedrijf verdachte 3] B.V.) zijn verstuurd naar A.S.R.. Dergelijk handelen, getuigt van een nauwe en bewuste samenwerking die er in de kern op gericht was om A.S.R. opzettelijk te voorzien van valse arbeidsovereenkomsten en valse salarisstroken en A.S.R. te doen geloven dat deze echt en onvervalst waren om een schadevergoeding van € 300.000,- betaald te krijgen.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode van 14 mei 2013 tot en met 10 december 2015 feitelijk leiding gegeven aan [bedrijf verdachte 1] B.V. en [bedrijf verdachte 3] B.V. Bestuurder van deze B.V.’s was [bedrijf verdachte 5] B.V.
[bedrijf verdachte 5] B.V. werd tot 21 maart 2014 bestuurd door [medeverdachte] en daarna door verdachte. Ook in de periode voor 21 maart 2014 kan verdachte aangemerkt worden als feitelijk leidinggever, nu hij als manager van [bedrijf verdachte 1] B.V. en belangenbehartiger van [medeverdachte] bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te nemen ter voorkoming van het indienen van valse stukken bij verzekeringsmaatschappijen. Verdachte heeft erkend dat hij gevolmachtigd was door [medeverdachte] en ook getuige [naam 4] heeft verklaard dat verdachte eindverantwoordelijke was.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 14 mei 2013 tot en met 10 december 2015 feitelijk leiding heeft gegeven aan diverse B.V.’s die samen met [medeverdachte] opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse documenten als ware deze echt en onvervalst.
Uit de tenlastelegging volgt dat de officier van justitie heeft bedoeld ten laste te leggen
– kort gezegd – het gebruik maken van een vals/vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst. De rechtbank constateert dat de officier van justitie ten onrechte het bestanddeel “
terwijl [bedrijf verdachte 1] B.V. (feitelijk handelend onder de naam [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 2] B.V. (feitelijk handelend onder de naam van [letselschadezaak verdachte] ) en/of [bedrijf verdachte 3] B.V. en/of [bedrijf verdachte 4] en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze arbeidsovereenkomst(en) en/of salarisstroken bestemd waren te gebruiken als waren deze echt en onvervalst” in de tenlastelegging heeft opgenomen nu dit bestanddeel hoort bij het afleveren of voorhanden hebben van zodanig geschrift. Dit bestanddeel zal om die reden bij de bewezenverklaring en kwalificatie van het strafbare feit buiten beschouwing blijven.
Ten aanzien van het bij parketnummer 08-910048-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde
Op 1 juli 2016 doet [slachtoffer 2] aangifte van verduistering. Hij verklaart dat hij op
21 mei 2013 verdachte als letselschadespecialist heeft ingeschakeld om naar aanleiding van een werkongeval schade te vorderen.Op 18 september 2015 wordt er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen aangever en Aegon Schadeverzekering N.V. (hierna: Aegon). In deze overeenkomst staat middels een stempel vermeld dat er een bedrag van € 50.000,- uitgekeerd zal worden op de derdenrekening NL05INGB0006720963 ten name van
Letselschade en Zorg.Op 23 oktober 2015 is door [bedrijf 3] B.V. in naam van Aegon een bedrag van € 50.000,- overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van
[bedrijf verdachte 3] B.V.Op
23 oktober 2015 wordt er van deze rekening € 50.000,- overgemaakt naar de zakelijke spaarrekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf verdachte 3] B.V.De uitkering van € 50.000,- heeft aangever nooit ontvangen.
Op 11 oktober 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaart dat hij verdachte als eigenaar van
[bedrijf verdachte 4]heeft ingeschakeld als tussenpersoon bij het vorderen van letselschade. Omdat hij de Nederlandse taal niet zo goed machtig is en de communicatie tussen hem en een ander letselschadebureau daarom niet zo goed verliep, is hij op advies van vrienden overgestapt naar
[bedrijf verdachte 4]waarvan [verdachte] de eigenaar is.Op
19 december 2014 wordt er een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen aangever en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd). In deze overeenkomst staat middels een stempel vermeld dat er een bedrag van € 210.000,- uitgekeerd zal worden op rekening [rekeningnummer 2] ten name van
[bedrijf verdachte 3].Op 15 januari 2015 is er door Delta Lloyd een bedrag van € 210.000,- uitgekeerd aan
[bedrijf verdachte 5] B.V.dan wel [bedrijf verdachte 3] B.V., op rekening nummer [rekeningnummer 2] .De uitkering van € 210.000,- heeft aangever niet ontvangen.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel komt naar voren dat op 31 oktober 2012 [bedrijf verdachte 5] B.V. gevestigd te Enschede is opgericht met als enig aandeelhouder en bestuurder [medeverdachte] .Vanaf 21 maart 2014 is verdachte enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf verdachte 5] B.V.
Op 16 juni 2014 wordt [bedrijf verdachte 3] B.V.ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als bestuurder [bedrijf verdachte 5] B.V. Met ingang van 28 oktober 2015 is [bedrijf verdachte 3] B.V. opgeheven.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 januari 2021, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
…”Het klopt dat ik vanaf 21 maart 2014 enig aandeelhouder ben van [bedrijf verdachte 5] B.V.”
…”Het klopt dat ik als tussenpersoon heb gefungeerd bij de letselschade gevorderd door [slachtoffer 1] . In de overeenkomst staat een clausule dat het bedrag op een derdenrekening gestort moet worden. Ik zet de stempel met het rekeningnummer op de overeenkomst. Het klopt dat er € 210.000,- is gestort op één van mijn rekeningen.”
…”Het klopt dat mijn bedrijf een overeenkomst had met [slachtoffer 2] . De stempel die gezet is op de vaststellingsovereenkomst is mijn stempel. Als de klant op bezoek is, zet ik de stempel. Het klopt dat het geld van [slachtoffer 2] is overgemaakt op een derdenrekening van mijn B.V. Ik had deze rekening in mijn beheer.”
Toerekening verduisteringen aan de rechtspersoon [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V
Op grond van artikel 51 Sr kan een strafbaar feit worden begaan door een rechtspersoon.
De onder 1 en 2 tenlastegelegde verduisteringen kunnen in redelijkheid worden toegerekend aan de rechtspersoon [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. De verduisteringen hebben plaatsgevonden op het moment dat de schadevergoedingen van respectievelijk € 210.000,- en € 50.000,- gestort zijn op bankrekeningen van [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. en deze vervolgens niet zijn uitgekeerd aan [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] . De hiervoor genoemde bewijsmiddelen ondersteunen dat oordeel. De stortingen van de schadevergoedingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon, bestaande uit het behandelen van letselschadezaken als tussenpersoon c.q. schadebemiddelaar. Daarmee gaat het uitkeren van schadevergoedingen gepaard. Het was [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. die kon beschikken over deze bedragen.
Verduistering € 210.000,-- van [slachtoffer 1]
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er door Delta Lloyd op 15 januari 2015
€ 210.000,- is gestort ten behoeve van [slachtoffer 1] . Door verdachte is ter zitting betoogd dat er geen sprake is geweest van verduisteren, omdat er € 200.000,- contant betaald zou zijn aan [slachtoffer 1] . De overige € 10.000,- zou zijn ingehouden voor gemaakte buitengerechtelijke kosten. Daartoe heeft verdachte ter zitting twee betalingsbewijzen en een getuigenverklaring van zijn stagiaire overgelegd. De rechtbank hecht in het kader van de bewijsvraag geen waarde aan deze handgeschreven betalingsbewijzen. Uit het procesdossier volgt immers dat verdachte al in februari 2017 bij de politie heeft verklaard dat het volledige bedrag aan [slachtoffer 1] zou zijn betaald. De ‘betalingsbewijzen’ die verdachte ter zitting aan de rechtbank heeft overhandigd dateren van 2 mei 2016 en 1 maart 2017, zijn opgesteld in de Nederlandse taal en bevatten een handtekening en vingerafdruk van aangever (aldus verdachte). Op deze ‘betalingsbewijzen’ is vermeld dat er een contante betaling van respectievelijk € 112.500,- en € 87.500,- euro aan [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden. Als dit daadwerkelijk het geval was geweest, is dit niet in overeenstemming met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring. Immers zou dan in februari 2017 niet het hele bedrag, maar nog maar € 112.500,- zijn betaald. Dit is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Volstrekt onaannemelijk is bovendien dat een letselschadebemiddelaar dergelijke bedragen contant uitkeert aan een cliënt, zoals verdachte stelt, en ten bewijze daarvan een handgeschreven betaalbewijs opstelt welke niet alleen ondertekend wordt, maar voorts voorzien van (volstrekt ongebruikelijk) een vingerafdruk in inkt. Tenslotte merkt de rechtbank in dit verband op dat bij gelegenheid van toelichting van de vordering benadeelde partij mr. P.J. Verbeek heeft opgemerkt dat de benadeelde partij weerspreekt dat voornoemde betalingen door verdachte zijn gedaan. Wettig en overtuigend bewezen is dat [bedrijf verdachte 3] B.V. dan wel [bedrijf verdachte 5] B.V. in de periode van 15 januari 2015 tot en met 11 oktober 2016 in Enschede € 210.000,- van
[slachtoffer 1] heeft verduisterd.
Verduistering € 50.000,- van [slachtoffer 2]
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat op 23 oktober 2015, € 50.000,- ten behoeve van
[slachtoffer 2] op bankrekening ING [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf verdachte 3] B.V. is gestort. Door verdachte is aangevoerd dat hij op het moment van het storten van het bedrag geen zeggenschap meer had over de bankrekening, wegens de verkoop van
[letselschadezaak verdachte] en Zorg B.V en er aldus geen verduistering heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Daartoe overweegt zij dat gelet op de gegevens van de Kamer van Koophandel de B.V. pas op 28 oktober 2015 is opgeheven. Op het moment van het storten van de € 50.000,- had verdachte, als (indirect) bestuurder van de rechtspersoon, nog zeggenschap over de bankrekening, wat wordt ondersteund door de constatering dat er op 23 oktober 2015 nog € 50.000,- is overgemaakt naar de zakelijke spaarrekening van
[bedrijf verdachte 3] B.V.. Wettig en overtuigend bewezen is dat [bedrijf verdachte 3] B.V. in de periode van 23 oktober 2015 tot en met 1 juli 2016 in Enschede € 50.000,- van [slachtoffer 2] heeft verduisterd.
Feitelijk leidinggeven door verdachte
Zoals uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt, heeft verdachte in de tenlastegelegde perioden feitelijk leiding gegeven aan [bedrijf verdachte 3] B.V. en [bedrijf verdachte 5] B.V.. Verdachte was van 21 maart 2014 tot 28 oktober 2015 indirect
(via [bedrijf verdachte 5] B.V.) bestuurder van [bedrijf verdachte 3] B.V.. Ook feitelijk was hij de leidinggevende. Hij was betrokken bij de vaststellingsovereenkomsten, voerde de correspondentie of gaf daar opdracht toe en in het geval van [slachtoffer 1] was verdachte degene die de stempel zette op de vaststellingsovereenkomst, waarmee hij aangaf op welk rekeningnummer het schadebedrag moest worden uitgekeerd. Daarnaast heeft hij ter terechtzitting erkend dat hij zeggenschap had over de bankrekeningen waarop de bedragen van € 210.000,- en € 50.000,- zijn gestort.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde perioden in Enschede feitelijk leiding heeft gegeven aan [bedrijf verdachte 3] B.V. en [bedrijf verdachte 5] B.V. die € 210.000,- van [slachtoffer 1] en
€ 50.000,- van [slachtoffer 2] verduisterd hebben.