ECLI:NL:RBOVE:2021:5033

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
84.037912.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het bezitten en verhandelen van illegaal vuurwerk en wapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezitten en verhandelen van illegaal vuurwerk en wapens. De verdachte is op 20 oktober 2020 aangehouden na een controle door de politie, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk en verschillende wapens in zijn bezit werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk professioneel vuurwerk heeft opgeslagen en ter beschikking heeft gesteld aan anderen, waaronder minderjarigen, zonder de vereiste gespecialiseerde kennis. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van mortierbommen, bangers en nabootsingen van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en heeft besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en wapens, en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.037912.21 (P)
Datum vonnis: 12 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Buist, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 20 oktober 2020 als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk heeft opgeslagen of voorhanden heeft gehad, waaronder meer dan vijftig mortierbommen en 1300 - verschillende soorten - bangers,
dan wel dat professionele vuurwerk - bestemd voor particulier gebruik - heeft opgeslagen of voorhanden gehad.
feit 2:
in de periode 13 september 2020 tot en met 11 oktober 2020 aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten 240 bangers en vier mortierbommen aan anderen ter beschikking heeft gesteld,
dan wel dat professionele vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aan anderen ter beschikking heeft gesteld, waaronder aan minderjarigen.
feit 3:
op 20 oktober 2020 drie nabootsingen van een pistool, die een sprekende gelijkenis vertoonden met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
feit 4:
op 20 oktober 2020 een traangas-spuitbus, een gaspistool, 63 knalpatronen van het kaliber 9 millimeter PAK en 67 stuks pyrotechnische patronen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat hij [1]
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
 10 10 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (DSO3), en/of
 10 43 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (US3), en/of
 10 4 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
 10 1 banger (JOKER), en/of
 10 2 stuks, althans één of meer stuks, bangers (HORROR 6), en/of
 10 11 stuks, althans één of meer stuks, bangers (PETARD SHARK 5), en/of
 10 2 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Black bermuda), en/of
 10 13 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TXP010), en/of
 10 4 stuks, althans één of meer stuks, bangers (SCREAM), en/of
 10 30 stuks, althans één of meer stuks, bangers (colour salute), en/of
 10 1013 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2), en/of
 10 275 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
 10 10 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (DSO3), en/of
 10 43 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (US3), en/of
 10 4 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
 10 1 banger (JOKER), en/of
 10 2 stuks, althans één of meer stuks, bangers (HORROR 6), en/of
 10 11 stuks, althans één of meer stuks, bangers (PETARD SHARK 5), en/of
 10 2 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Black bermuda), en/of
 10 13 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TXP010), en/of
 10 4 stuks, althans één of meer stuks, bangers (SCREAM), en/of
 10 30 stuks, althans één of meer stuks, bangers (colour salute), en/of
 10 1013 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2), en/of
 10 275 stuks, althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode 13 september 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, aan een ander dan een persoon of personen met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
 240 240 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2 en/of nitraten), en/of
 240 4 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (3 inch),
ter beschikking heeft gesteld, immers op
 13 13 september 2020, 1 mortierbom aan [betrokkene 1] , en/of
 13 6 oktober 2020, 160 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2) aan (de minderjarige) [betrokkene 2] (geboren [geboortedatum 2] ), en/of
 13 7 oktober 2020, 3 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (3 inch) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] ), en/of
 13 11 oktober 2020, 80 stuks, althans één of meer stuks, bangers (nitraten) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] );
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 13 september 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
 240 240 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2 en/of nitraten), en/of
 240 4 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (3 inch),
aan een ander of anderen ter beschikking heeft gesteld, immers op
 13 13 september 2020, 1 mortierbom aan [betrokkene 1] , en/of
 13 6 oktober 2020, 160 stuks, althans één of meer stuks, bangers (TP2) aan (de minderjarige) [betrokkene 2] (geboren [geboortedatum 2] ), en/of
 7 7 oktober 2020, 3 stuks, althans één of meer stuks, mortierbommen (3 inch) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] ), en/of
 7 11 oktober 2020, 80 stuks, althans één of meer stuks, bangers (nitraten) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] );
3
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie 1 onder 7° van de Wet wapens en munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat/die een ernstige bedreiging van personen kon(den) vormen en/of dat/die zodanig op een wapen gele(e)k(en) dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk een:
 nabootsing van een pistool (AANU2893NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Beretta, model 92F Compact), en/of
 nabootsing van een pistool (AANU2895NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Browning, model 1906), en/of
 nabootsing van een pistool (AANU2896NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Beretta, model 92F Compact),
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten
 een traangas-spuitbus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, en/of
 een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9 millimeter PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
 munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 63 stuks, althans één of meer stuks, knalpatronen van het kaliber 9 millimeter PAK, en/of
 munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 67 stuks, althans één of meer stuks, pyrotechnische patronen
voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Feit 1 tot en met 4.
Op 20 oktober 2020 rond 20:40 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die dienst hadden te Ommen, op de parkeerplaats bij de Lidl een witte Audi A1 staan, met een jongeman als bestuurder. Even verderop stond een ander voertuig. De Lidl was op dat tijdstip gesloten.
Verbalisanten besloten de Audi, die wegreed, te volgen. Uit het onderzoek naar de tenaamstelling van de Audi kwam de naam [verdachte] , verdachte, naar voren. Verbalisanten besloten de bestuurder te controleren. Tijdens de identiteitscontrole gedroeg de bestuurder – zijnde, naar toen bleek: verdachte - zich zenuwachtig.
Verbalisant [verbalisant 2] was er ambtshalve van op de hoogte dat de naam van verdachte voorkwam in een onderzoek, als verkoper van vuurwerk.
Verdachte gaf aan de verbalisanten geen toestemming om in zijn auto te kijken.
Verbalisant [verbalisant 2] keek door een raam en zag op de achterbank van de auto een vuilniszak liggen, met daarin een voorwerp gelijkend op een doos. Daarop is aan verdachte de cautie gegeven. Na overleg met de hulpofficier van justitie is de inhoud van de vuilniszak onderzocht. In de vuilniszak werd een behoorlijke hoeveelheid, professioneel ogend, vuurwerk aangetroffen. Verdachte is hierna aangehouden. [2]
Na de aanhouding zijn verbalisanten met een machtiging naar het woonadres van verdachte gegaan.
De moeder van verdachte, [naam 1] , gaf aan de verbalisanten toestemming om binnen te komen en in de woning en de schuur rond te kijken. [naam 1] wees hen in de schuur op een aantal dozen, bedekt door een kleed. Op drie afgesloten dozen stonden namen als: 'Tropic Display Shells en 'Pyrotechnische'. Op en naast die dozen werden geopende doosjes met zogeheten 'Bomb Shells' aangetroffen. Na opening van de drie afgesloten dozen bleek dat deze vol zaten met vuurwerk, onder meer Cobra's en nitraten. De hoeveelheid vuurwerk in de schuur was (in elk geval) meer dan 25 kilo.
Ook op de zolder van de woning werden dozen - alsook een kist - met vuurwerk aangetroffen. Daar stond een open kast waarin doosjes met patronen met opdrukken als ‘Luftpistole’ en ‘UMAREX Walther P22 9mm P.A.K. black’ werden aangetroffen. Hierna hebben verbalisanten tijdens het onderzoek (tevens) naar wapens gezocht, op grond van de Wet Wapens en Munitie. In de slaapkamer van verdachte, in een kast, werd een zwarte munitiekist aangetroffen met een oranje vierkante opdruk met de cijfers 1.4, zoals vaker bij verpakking van vuurwerk. De kist zat vol met zogeheten 'Shells'. In een glazen vitrinekast werden wapens aangetroffen. Boven het bed hingen enkele op vuurwapens gelijkende voorwerpen. Ook werd een busje pepperspray aangetroffen. Naast het vuurwerk en de wapens hebben de verbalisanten een mobiele telefoon, een laptop en een externe harde schijf in beslag genomen. [3]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten onder 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de bekennende verklaringen van verdachte, de inhoud van rapportages naar aanleiding van onderzoek omtrent de aard en de hoeveelheden van het onder verdachte aangetroffen vuurwerk en de wapens en munitie, de bevindingen met betrekking tot de inhoud van de inbeslaggenomen telefoon en tenslotte de verklaringen van getuigen.
4.3
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft als verweer allereerst aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beschikten weliswaar over een machtiging tot binnentreden en mochten in de woning ‘zoekend’ rondkijken, echter gelet op hetgeen in het proces-verbaal is gerelateerd omtrent de handelwijze van de verbalisanten is, na binnentreding, feitelijk sprake geweest van een doorzoeking. Daarbij is aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij afgesloten dozen (deels) heeft geopend.
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 in het bijzonder aangevoerd dat van
een deelvan het inbeslaggenomen vuurwerk (mortierbommen DS03, en vuurwerk met de namen Black Bermuda, TXP010, SVREAM, Colour Salute) twijfelachtig is, of wel sprake is van professioneel vuurwerk, nu het dossier ten aanzien van dat vuurwerk geen informatie bevat over de NEM (netto explosieve massa) dan wel het gewicht. De rechtbank begrijpt het verweer aldus, dat de raadsman van mening is dat verdachte ten aanzien van dat deel van het vuurwerk moet worden vrijgesproken nu het mogelijk niet gaat om professioneel vuurwerk.
Ten aanzien van het overige deel van het vuurwerk heeft de raadsman zich gerefereerd.
Ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit ter zake van het voorhanden hebben van drie nabootsingen van een pistool. Hoewel deze wapens niet waren voorzien van een CE keurmerk, ging het wél om speelgoed (te weten balletjespistolen, ofwel ‘speelgoedpistolen’) in de zin van de Speelgoedrichtlijn, aldus de raadsman.
De relevante bepalingen van de Speelgoedrichtlijn hebben een rechtstreekse werking, zodat die gaan vóór de bepalingen van de Regeling wapens en munitie, aldus de raadsman, die daarbij heeft gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 13 november 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2091, NJ 2019/93).
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst ten aanzien van de gevoerde verweren als volgt.
Bij zoekend rondkijken mag een verbalisant de voor de hand liggende voorwerpen bekijken en in beslag nemen. Nu verbalisanten voorzien van een machtiging en met toestemming van moeder in de woning waren, heeft moeder op verzoek van verbalisanten een aantal dozen onder een kleed aangewezen die mogelijk vuurwerk zouden bevatten. Na een verzoek van de verbalisanten om de rest van de woning te mogen zien heeft moeder gezegd dat dit prima was en dat de verbalisanten mee mochten lopen. Bij die rondgang werden op zolder stokken, die uit dozen staken, als uiteinden van vuurpijlen herkend, waarna een deken is verwijderd en vuurwerk is aangetroffen. Verbalisanten waren aldus bevoegd deze dozen in beslag te nemen, en konden deze ook openen.
De rechtbank verwerpt het verweer dat er mogelijk sprake zou zijn van een onrechtmatige doorzoeking.
Het verweer met betrekking tot feit 1:
Het dossier bevat resultaten van specialistisch, deskundig onderzoek waaruit volgt dat (ook) ten aanzien van de inbeslaggenomen mortierbommen ‘DS03’ en het vuurwerk (bangers of flashbangers) met de namen ‘Black Bermuda’ ‘TXP010’, ‘SCREAM’, ‘Colour Salute’ vaststaat dat het hier om professioneel vuurwerk gaat.
Volgens een rapportage van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) van 3 november 2020 luidden de bevindingen ten aanzien van dat vuurwerk immers als volgt.
Ten aanzien van de mortierbommen (‘DS03’) (pag. 81-83), de (flash-) bangers ‘Black Bermuda’ (pag. 103 – 105) en de (flash-) bangers ‘TXP010’ (pag. 106 – 109) luidden de bevindingen dat dit vuurwerk betrof zonder een CE markering, dat als professioneel vuurwerk was aan te merken op grond van de Tijdelijke regeling ex artikel 1.1.1 derde lid Vuurwerkbesluit, wanneer dat vuurwerk - zoals hier het geval - bestemd was voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2. lid 7 van het Vuurwerkbesluit of de bestemming van het vuurwerk niet kan worden vastgesteld. Ten aanzien van de (flash-) bangers ‘SCREAM’ en ‘Colour Salute’ luidden de bevindingen eveneens dat het vuurwerk betrof zonder een CE markering, dat als professioneel vuurwerk was aan te merken op grond van de Tijdelijke regeling ex artikel 1.1.1 derde lid Vuurwerkbesluit, wanneer dat vuurwerk - zoals hier het geval - bestemd was voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2. lid 7 van het Vuurwerkbesluit of de bestemming van het vuurwerk niet kan worden vastgesteld. Daarbij is ten aanzien van de ‘SCREAM’ bangers nog vastgesteld dat de samenstelling van de Netto Explosieve Massa (NEM) twee gram was en ten aanzien van de ‘Colour Salute’ bangers dat sprake was van een samenstelling van de NEM van 5,3 gram (zie pag. 110 - 112 resp. 113 - 116).
De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het verweer.
Het verweer met betrekking tot feit 3:
Bij de beoordeling van het verweer zijn de hiernavolgende bepalingen van belang:
Artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie:
‘Het is verboden een wapen van categorie I te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan.’
Artikel 2, eerste lid aanhef en onder 7° bij categorie I, van de Wet wapens en munitie:
‘Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen, onderverdeeld in de volgende categorieën.
Categorie I:
(…)
7°. Andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.’
Artikel 3, aanhef en onder a, van de Regeling wapens en munitie:
‘Als voorwerpen van categorie I, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen:
Voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG.’
(..)’
Artikel 2, eerste lid van de Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG van 18 juni 2009:
‘Deze richtlijn is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt (hierna "speelgoed" genoemd). De in bijlage I vermelde producten worden niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn beschouwd.’
Artikel 16 van de Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG:
‘1. Speelgoed dat op de markt wordt aangeboden, is voorzien van de CE-markering.’
2. De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.
3. De lidstaten veronderstellen dat speelgoed dat van de CE-markering is voorzien, aan deze richtlijn voldoet.’
4. (..)’.
In Bijlage I bij de Richtlijn staat (onder meer) het volgende:
‘Lijst van producten die, met name,nietals speelgoed in de zin van deze richtlijn worden beschouwd (als bedoeld in artikel 2, lid 1):
2. Producten voor verzamelaars, mits op het product of de verpakking ervan zichtbaar en leesbaar is aangegeven dat het bestemd is voor verzamelaars van 14 jaar en ouder. Voorbeelden van deze categorie zijn:
a.
a) – d) (..)
e) imitaties van echte vuurwapens.’
Van belang is dus of het product is ontworpen of bestemd om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt. Verder is van belang, in het bijzonder op grond van artikel 16, dat uitgangspunt is dat de lidstaten veronderstellen dat (speelgoed-) voorwerpen die van een CE-markering zijn voorzien, voldoen aan de definitie van ‘een speelgoedvoorwerp’ volgens richtlijn. Volgens bijlage I onder e) worden imitaties van echte vuurwapens echter uitdrukkelijk
nietbeschouwd als speelgoed in de zin van de richtlijn voor zover is voldaan aan de uitzondering zoals beschreven in lid 2.
In het onderhavige geval is allereerst gebleken dat de ten laste gelegde voorwerpen/ imitatie-wapens niet waren voorzien van een CE-markering.
Belangrijker in dit geval is dat op basis van deskundigenonderzoek, verricht door de afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, munitie en explosieven’ van Forensische Opsporing, ten aanzien van de drie wapens/ balletjespistolen is komen vast te staan dat het ging om nabootsingen van een vuurwapen, die een sprekende gelijkenis vertoonden met bestaande vuurwapens (te weten een pistool van het merk Browning, model 1906 en twee maal een pistool van het merk Beretta model 92F Compact) en dat niet gebleken is dat de uitzondering van lid 2 van toepassing is. [4]
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer.
De rechtbank komt voor het overige tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en - met inachtneming van het voorgaande - door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [5] .
Ten aanzien van feit 1:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juni 2020 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 21 oktober 2020 (pag. 46 - 48);
 Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het binnentreden in de woning van verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 21 oktober 2020 (pag. 1 – 3);
 Het proces-verbaal van onderzoek aan onder verdachte inbeslaggenomen vuurwerk (PL-code PL0600, BVH-nummer 2020499025), opgemaakt door [verbalisant 4] , brigadier van politie van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV), gesloten op 3 november 2020 (pag. 74 – 76) met (13) bijlagen met beschrijvingen en foto’s van het aangetroffen vuurwerk (pag. 77 – 125), in het bijzonder met betrekking tot de onder verdachte aangetroffen:
 Tien stuks mortierbommen (DSO3): pag. 81 - 83;
 43 stuks mortierbommen (US3): pag. 85 - 87;
 Vier stuks bangers (Cobra 6): pag. 88 - 91;
 Eén banger (JOKER): pag. 92 - 94;
 Twee stuks bangers (HORROR 6): pag. 95 - 98;
 Elf stuks bangers (PETARD SHARK 5): pag. 99 - 102;
 Twee stuks bangers (Black bermuda): pag. 103 - 105;
 Dertien stuks bangers (TXP010): pag. 106 - 109;
 Vier stuks bangers (SCREAM): pag. 110 - 112;
 Dertig stuks bangers (colour salute): pag. 113 - 116;
 1013 stuks bangers (TP2): pag. 117 - 120;
 275 stuks bangers (Cobra 6): pag. 121 - 125.
Ten aanzien van feit 2:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juni 2020 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 21 oktober 2020 (pag. 1 – 3);
 Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot een onderzoek aan een onder verdachte inbeslaggenomen telefoon (Samsung) van verdachte, over een aantal aangetroffen contacten in relatie tot vuurwerk, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , en gesloten op 16 januari 2021 (pag. 5-6);
 Het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van onderzoek naar telefoongegevens in een onder verdachte inbeslaggenomen Samsung telefoon en het uitlezen van een aantal (WhatsApp- en Snapchat-) chatgesprekken met betrekking tot vuurwerk, door verdachte gevoerd met - onder meer - de contacten ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , (pag. 7 - 14);
 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , gesloten op 23 oktober 2020 (pag. 17 - 19);
 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 8] , gesloten op 7 oktober 2020 (pag. 26 - 31);
 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 3] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , gesloten op 23 oktober 2020 (pag. 15 – 16);
Ten aanzien van feit 3:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juni 2020 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 21 oktober 2020 (pag. 1 – 3);
 Het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , van Forensische Opsporing, afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, Munitie en Explosieven’ van 12 november 2020 (pag. 131 – 132), met als bijlage een fotomap (pag. 133 – 139).
Ten aanzien van feit 4:
 Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 juni 2020 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] van politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 21 oktober 2020 (pag. 1 – 3);
 Het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , van Forensische Opsporing, afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, Munitie en Explosieven’ van 12 november 2020, met betrekking tot onderzoek naar een traangasspuitbus (pag. 140 – 141), met als bijlage een fotomap (pag. 142 - 143);
 Het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , van Forensische Opsporing, afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, Munitie en Explosieven’ van 12 november 2020, met betrekking tot het onderzoek naar een gaspistool met patroonmagazijn (Walther P22) (pag. 144 – 147), met als bijlage een fotomap (148 – 154);
 Het proces-verbaal ‘Onderzoek wapen’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , van Forensische Opsporing, afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, Munitie en Explosieven’ van 12 november 2020, met betrekking tot het onderzoek naar 63 knalpatronen van het kaliber 9 millimeter PAK en 67 pyrotechnische patronen (pag. 144 – 147, in het bijzonder pag. 146) met als bijlage een fotomap (v.a. pag. 148, i.h.b. pag. 152 – 153).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 20 oktober 2020 te Ommen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
 10 10 stuks mortierbommen (DSO3), en
 10 43 stuks stuks mortierbommen (US3), en
 10 4 stuks bangers (Cobra 6), en
 10 1 banger (JOKER), en
 10 2 stuks bangers (HORROR 6), en
 10 11 stuks bangers (PETARD SHARK 5), en
 10 2 stuks bangers (Black bermuda), en
 10 13 stuks bangers (TXP010), en
 10 4 stuks bangers (SCREAM), en
 10 30 stuks bangers (colour salute), en
 10 1013 stuks bangers (TP2), en
 10 275 stuks bangers (Cobra 6),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij in de periode 13 september 2020 tot en met 11 oktober 2020 in Nederland, opzettelijk, aan een ander dan een persoon of personen met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
 240 240 stuks bangers (TP2 en/of nitraten), en
 240 4 stuks mortierbommen (3 inch),
ter beschikking heeft gesteld, immers op
 13 13 september 2020, 1 mortierbom aan [betrokkene 1] , en
 13 6 oktober 2020, 160 stuks bangers (TP2) aan (de minderjarige) [betrokkene 2] (geboren [geboortedatum 2] ), en
 13 7 oktober 2020, 3 stuks mortierbommen (3 inch) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] ), en
 13 11 oktober 2020, 80 stuks bangers (nitraten) aan (de minderjarige) [betrokkene 3] (geboren [geboortedatum 3] );
3
hij op 20 oktober 2020 te Ommen wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie 1 onder 7° van de Wet wapens en munitie, gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen konden vormen en die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren, namelijk een:
 nabootsing van een pistool (AANU2893NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Beretta, model 92F Compact), en
 nabootsing van een pistool (AANU2895NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Browning, model 1906), en
 nabootsing van een pistool (AANU2896NL), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool van het merk Beretta, model 92F Compact),
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Ommen, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten
 een traangas-spuitbus, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
en
 een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Walther, type P22, kaliber 9 millimeter PAK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en
 munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 63 stuks knalpatronen van het kaliber 9 millimeter PAK, en
 munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 67 stuks pyrotechnische patronen,
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, juncto artikel 1a onder 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten..
Het onder 3 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1, juncto artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1, juncto artikel 55 lid 1, respectievelijk lid 3, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 2:
Het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 3:
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4:
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft daartoe betoogd dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden professioneel vuurwerk in een woonwijk zonder de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften in acht te nemen - zoals hier aan de orde - alsook het ter beschikking stellen van een dergelijk zwaar vuurwerk aan, onder meer minderjarigen, bijzonder gevaarzettend is. Op dergelijke feiten staan daarom zware gevangenisstraffen, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de nog jeugdige leeftijd van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. In verband hiermee heeft de raadsman verzocht om toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van het begaan van de feiten nog maar 18 jaar oud was. Verdachte kan de consequenties van zijn handelen niet altijd goed inschatten en er is sprake van meeloopgedrag. De consequenties van deze strafzaak zijn voor verdachte bovendien al heel groot. Verdachte kan, omdat hij door deze zaak geen ‘grijze pas’ kan verkrijgen, en daardoor geen stage mag lopen, zijn MBO-opleiding ‘beveiliging’ niet afmaken. Tegelijkertijd heeft hij wel een studieschuld opgebouwd van ongeveer € 10.000,-- Verdachte leidt geen ‘pro-criminele’ leefstijl. Hij werkt en heeft gewone hobby’s, zoals muziek en vissen. Verdachte had bovendien bij de verkoop van het vuurwerk geen intentie om winst te maken.
In dit geval dient bij de strafoplegging het pedagogische aspect voorop te staan, aldus de raadsman. De raadsman heeft verzocht om oplegging van een forse taakstraf in combinatie met voorwaardelijke jeugddetentie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de feiten, alsook de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad en voorhanden hebben van grote hoeveelheden zwaar, professioneel, vuurwerk terwijl hij niet beschikte over de daarvoor benodigde gespecialiseerde kennis. Verdachte heeft daarnaast dat zware vuurwerk verkocht aan personen die niet beschikten over gespecialiseerde kennis, waaronder aan enkele minderjarigen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het illegaal voorhanden hebben van drie nabootsingen van een pistool, een bus pepperspray, een gaspistool, 63 knalpatronen en 67 pyrotechnische patronen.
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, zonder te beschikken over gespecialiseerde kennis, is zeer gevaarzettend. Dit geldt temeer in een situatie als hier aan de orde, waar het zware vuurwerk lag opgeslagen in een woning en een schuur, midden in een woonwijk. De ruimtes waren daarvoor volkomen ongeschikt en niet ingericht volgens veiligheidsvoorschriften. Voor de opslag van dergelijk zwaar vuurwerk gelden niet voor niets strenge veiligheidsvoorschriften. Afgezien van het brandgevaar bij opslag brengt de ontbranding van dergelijk zwaar vuurwerk grote risico’s met zich, voor zowel degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt alsook voor eventuele (soms nietsvermoedende) omstanders. Ten aanzien van de risico’s valt te denken aan (mogelijk blijvende) gehoorbeschadiging, oogletsel(s), verminking van ledematen of erger. Verdachte heeft door zijn handelwijze er blijk van gegeven volstrekt onvoldoende besef te hebben van genoemde ernstige (in potentie levensgevaarlijke) risico’s.
Ook het illegaal voorhanden hebben en overdragen van wapens en munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van de samenleving met zich mee. Bovendien veroorzaakt het voorhanden hebben van (vuur-)wapens en munitie bij hen, die daarmee in de toekomst eventueel onverwacht en ongewild worden geconfronteerd (hevige) gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank acht de feiten ernstig en het handelen van verdachte heel kwalijk.
Volgens een recent aangescherpte OM-richtlijn voor de strafvervolging in vuurwerkzaken is bij een feit als het onderhavige de vordering van een vrijheidsbenemende straf van substantiële duur passend en geboden.
De LOVS-oriëntatiepunten bieden aanknopingspunten voor de straftoemeting voor het illegaal voorhanden hebben van wapens en/of munitie.
Voor het voorhanden hebben van een nabootsing van een pistool luidt het oriëntatiepunt: de oplegging van een geldboete van € 550,-- . Voor het voorhanden hebben van pepperspray, een gaspistool en munitie van categorie III noemen de oriëntatiepunten als sanctie de oplegging van geldboetes ter hoogte van € 170,-- tot € 550,--.
Uit een de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 23 maart 2021 blijkt dat verdachte eerder, op zestienjarige leeftijd, in aanraking is geweest met politie en justitie ter zake van overtreding van het Vuurwerkbesluit.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, in het bijzonder ten aanzien van de feiten onder 1 en 2, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel de oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft in dit concrete geval bij de strafoplegging het volgende laten meewegen.
De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verzoek om toepassing van het adolescentenstrafrecht aan de rechtbank schriftelijke stukken doen toekomen, waaronder een voorlichtingsrapport omtrent verdachte, opgemaakt door [naam 5] , medewerker van FMW (Forensisch Maatschappelijk Werk) van 24 juni 2021.
Uit de hiervoor genoemde voorlichtingsrapportage van FMW blijkt, verkort weergegeven, als volgt.
De ouders van verdachte zijn gescheiden toen hij anderhalf jaar oud was. Verdachte woont samen met zijn moeder; dat contact verloopt goed. Het contact tussen verdachte en zijn vader verloopt sinds de scheiding minder goed. Verdachte heeft een bijbaan bij een slagerij waar hij op zijn vrije dagen werkt. Verdachte maakt een wat introverte indruk. Hij draait echter nergens omheen en laat geen gekunsteld sociaal wenselijk gedrag zien. Hij erkent soms te impulsief te handelen en niet altijd goed voor zichzelf te kunnen opkomen.
Het recente contact met justitie in verband met de strafzaak en de inverzekeringstelling hebben grote indruk op verdachte gemaakt. Er lijkt nu sprake te zijn van probleembesef met betrekking tot de verweten feiten en verdachte toont verantwoordelijkheid.
Volgens de conclusies van rapporteur is op de meeste leefgebieden geen sprake van problemen. Op de leefgebieden ‘Delictverleden’ en ‘Huidig delict’ is sprake van een licht verhoogd risico. Het recidiverisico wordt, al met al, als laag ingeschat. Het advies luidt om aan verdachte een werkstraf op te leggen, zo nodig in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij kan worden overwogen om de zaak af te doen met toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank ziet op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van genoemde stukken redenen om inderdaad het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Daarnaast heeft de raadsman stukken overgelegd betreffende de (noodgedwongen beëindiging van de) studie van verdachte, en de gevolgen die deze strafzaak voor verdachte reeds heeft. In 2018 is verdachte, na het behalen van een VMBO-diploma, gestart met een MBO-beroepsopleiding ‘Coördinator Beveiliging’. Als gevolg van deze strafzaak heeft verdachte geen VOG-verklaring verkregen, nodig om de afsluitende stage te mogen doen. Hij heeft de studie daardoor moeten staken doch daarvoor wel een grote studieschuld opgebouwd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met verhandelde ter terechtzitting. Verdachte heeft ter zitting op 28 juni 2021 te kennen gegeven inmiddels inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen. Voor zover de rechtbank kan overzien is de spijt die verdachte toont oprecht.
De rechtbank acht alles afwegende in dit geval - met toepassing van het adolescentenstrafrecht - als sanctie de oplegging van een taakstraf van 180 uren in combinatie met 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen de artikelen 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, en de artikelen 57 en 77c, 77g tot en met 77hh en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring:
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart de bewezenverklaarde feiten strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
Het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 2:
Het misdrijf:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 3:
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4:
Het misdrijf:
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
Straf:
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op: 12 juli 2021.
Buiten staat
Mr. J. Wentink en mr. H. Manuel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.
2.
3.
4.Het proces-verbaal onderzoek wapen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , van Forensische Opsporing, afdeling Specialistische ondersteuning ‘Wapens, munitie en explosieven’ van 12 november 2020 (pag. 131 – 132), met als bijlage een fotomap (pag. 133 – 139).
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020500136. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.