Het Hof heeft ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer als volgt overwogen en beslist:
"De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat het vermeende wapen een speelgoedpistool betreft dat valt onder de zogenaamde Speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG), hetgeen een uitzonderingscategorie vormt in artikel 3 van de Regeling wapens en munitie. Het pistool zou namelijk evident een speelgoedpistool zijn, nu het zich kenmerkt door een gesloten loop met oranje dop, licht van gewicht is en een ratelend geluid maakt indien de trekker wordt overgehaald. Voorts is het de raadsman bekend dat een soortgelijk pistool als speelgoed wordt verkocht in een detailhandelszaak in Nederland.
Gelet op het voorgaande vindt volgens de verdediging de uitzonderingscategorie van artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling wapens en munitie (cfr. Stcrt. 2014, 18098) toepassing. Naar de mening van de verdediging leidt dit ertoe dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte op 2 maart 2015 in Bergen op Zoom een nagebootst pistool bij zich droeg. Op grond van hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal betreffende dat pistool is het hof van oordeel dat gelet op de vorm, afmeting en donkere kleur sprake is van een sprekende gelijkenis met een vuurwapen van het merk Beretta model 92. Het pistool is daarom voor bedreiging of afdreiging geschikt. Het feit dat het pistool een gesloten loop met kleine oranje dop heeft, licht van gewicht is en een ratelend geluid kan maken, doet daar niet aan af. Het feit dat een soortgelijk pistool als speelgoed in een detailhandelszaak wordt verkocht, maakt dat evenmin anders.
Bij het voorgaande betrekt het hof tevens de omstandigheden waaronder het pistool bij de verdachte is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verdachte met het wapen op straat is aangetroffen. Verbalisant [verbalisant] was ter plaatse gegaan nadat hij de melding had gekregen dat de verdachte bij zijn ex-partner voor de deur stond te vervelen. Verbalisant [verbalisant] zag de man op straat staan en vorderde zijn legitimatiebewijs. [verbalisant] zag dat de verdachte plots een zwarte kolf/handgreep van een pistool of revolver vastpakte die in de linkerbinnenzak zat en het wapen gelijk daarop naar boven haalde. Vervolgens heeft deze verbalisant onmiddellijk uit reactie de rechterhand en -pols van de verdachte vastgepakt waarin hij het wapen vast had. Vervolgens liet de verdachte het wapen vallen.
Mede gelet op de manier waarop de verdachte het wapen tevoorschijn heeft gehaald terwijl gevraagd was om een legitimatie en de schrikreactie van de verbalisant is het voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat het aangetroffen wapen voor bedreiging of afdreiging geschikt is.
De stelling van de verdediging dat het pistool is uitgezonderd van categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie omdat deze onder de Speelgoedrichtlijn valt, faalt reeds omdat het feitelijke grondslag mist. Om als speelgoed in de zin van die Richtlijn te worden aangemerkt, is immers ex art. 16 vereist dat sprake is van een CE-markering. In voornoemd proces-verbaal betreffende het pistool is expliciet gerelateerd dat zulks in het onderhavige geval niet het geval is, nu het pistool geen Europees keuringsteken heeft.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen."