Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[Y],
1.De procedure in de hoofdzaak en het incident
- het tussenvonnis van 3 februari 2021,
- het verzoek vonnis van [Y] in het incident,
- het B-8 formulier van [X] , houdende een nieuwe versie van productie 13 bij dagvaarding,
- de akte overlegging producties van [X] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2021 in de hoofdzaak en in het incident, waarbij de advocaat van [X] een pleitnota heeft overgelegd, die aan het proces-verbaal is gehecht.
2.De feiten in de hoofdzaak en het incident
‘
Samenvatting van onze afspraken
‘
Contract 1Ingaande 01-05-2019 met een periode van 6 maanden eindigend op 30 november 2019, huurprijs € 10.000,00, te voldoen uiterlijk op einddatum contract.
3.3. De vordering in de hoofdzaak
- € 10.000,-- uit hoofde van huurovereenkomst (productie 6.1 bij dagvaarding) en daarvoor verzonden factuur van november 2019 (productie 6.2 bij dagvaarding);
- € 15.467,-- uit hoofde van geldleningen, waarvoor wordt verwezen naar bankafschriften (producties 7.1 tot en met 7.3 bij dagvaarding);
- € 122.454,13 uit hoofde van overeenkomst van opdracht, waarbij [X] in opdracht van RYE, bij monde van [Y] , internetabonnementen heeft geregeld, rekeningen heeft betaald en aankopen heeft gedaan en betaald en waarvoor wordt verwezen naar het gecorrigeerde overzicht (productie 8 bij dagvaarding) en de betreffende facturen en betalingsbewijzen (producties 8.1 tot en met 8.74).
is waarschijnlijk door [B] aangezet om deze procedure te voeren, waarvoor wordt verwezen naar whatsapp verkeer tussen [B] en [X] (productie 30 bij conclusie van antwoord).
4.De vordering in het incident4.1. [Y] vordert, op voet van het bepaalde in artikel 223 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om [X] te gebieden binnen twee dagen na het ten deze te wijzen vonnis alle door hem gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [X] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover in geval van niet-tijdige betaling daarvan.
5.De beoordeling in de hoofdzaak5.1. Blijkens het door [Y] overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is RYE per 2 september 2020 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarbij is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 28 augustus 2020. Als reden voor ontbinding staat genoteerd ‘Ontbindingsbesluit’. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Y] toegelicht dat de BV is ontbonden bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders op advies van haar accountant. Op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) houdt de rechtspersoon daarmee op te bestaan, tenzij er nog baten zijn. In dat geval blijft, ingevolge het bepaalde in artikel 19 lid 5 BW, de rechtspersoon bestaan, doch uitsluitend voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen nodig is.Nu gesteld, noch gebleken is dat RYE nog over baten beschikt, dient ervan te worden uitgegaan dat RYE is opgehouden te bestaan, zoals ook geregistreerd door de Kamer van Koophandel. [X] moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering jegens RYE. Weliswaar biedt artikel 2:23c BW voor een belanghebbende de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken de vereffening te heropenen indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, maar gesteld, noch gebleken is dat [X] voornemens is een dergelijk verzoek te doen.
Afgesproken destijds dat jij investeert in je eigen pand, en ik zou 20.000 investeren voor de tenten, bedden, meubilair. Ik had dit bedrag al snel opgesoupeerd. En het is inmiddels opgelopen naar een kleine 35.000 euro. Ik zou € 20.000 aan huur betalen, nu ingaande 10 mei 2019 en betalen op 10 mei 2020. Dat is de afspraak en niet mij de rekeningen sturen alvorens iets niet geslaagd is. Ik denk er nu over om het om te zetten naar een half jaar, dus € 10.000 euro tot 1 november 2019 en die dan ook op die datum te betalen of de balans opmaken hoe het loopt. (…). Het bevreemd mij dan ook dat je nu de aangekochte spullen op naam van Restart zet. Krijg daar een beetje de kriebels van. (…) De afspraak was ik zou € 20.000 kwijt zijn aan huur in een worse scenario en zou de tenten, sauna en whirlpool kunnen verkopen. De rest heb jij ter verfraaiing van je huis en het idee erbij de je het huis nu kunt verlopen met een bedrijfsoptie.’,
waarop door [X] wordt geantwoord als volgt ‘
Het lijkt mij logisch dat de spullen die “Restart” wil ook op naam van Restart komen. Ik heb dat allemaal voorgeschoten, maar het zijn niet mijn keuzes. Zoals gezegd alles in goed vertrouwen en alléén gefactureerd op verzoek van [B] .’(…).
Dan schrijft [X] vervolgens dat hij alle aanpassingen niet zou hebben gedaan, maar dat hij er nog steeds vanuit gaat dat het [Y] gaat lukken ‘
en ALS dat al niet het geval zou zijn dat wij daar in alle redelijkheid uitkomen. (…) Ik heb destijds een voorstel gemaakt, we hebben niets naar elkaar toe ondertekend, dat is in ieder geval van mij uit een signaal dat ik alle vertrouwen in jou en jouw opzet heb.’
Vervolgens schrijft [Y] ‘
Afspraak voorstel: € 10.000 huur tot 10 november 2019 en dan betalen (in augustus evalueren) € 20.000 huur tot 10 mei 2020 en dan betalen of verrekenen met de aankoop van de woning bij voldoende boekingen.Bij € 20.000,00 als ik die betaal betekent dat mijn bedrijf per die datum stopt in jouw huis en zal ik een doorstart maken in een zonnige oord. Dit alleen natuurlijk als boekingen uitblijven. Ik laat mijn investering dan zitten, zodat jij een betere kans hebt op verkoop en dat is dan tevens mijn goodwil richting jou.’
Verder info voor jou [Y] , mijn verzamelstaat. Dat zijn niet allemaal kosten voor Restart, maar dient voor mijn overzicht.’ [Y] heeft gesteld dat dit overzicht vergelijkbaar is met de overzichten overgelegd als producties 5 en 8 bij dagvaarding, welke stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist door [X] .
Met betrekking tot het door [X] gevorderde bedrag van € 1.900,-- wijst [Y] op de als productie 11 bij conclusie van antwoord overgelegde mailwisseling tussen [X] en [B] , waarin [B] aan [X] schrijft ‘
Zoals besproken neem jij deze post op je.’ Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Y] gesteld dat is besloten om een proefsetje van luxe tuinmeubelen te bestellen in China en deze als showmodel te plaatsen bij RYE voor Dome, het bedrijf van [B] en [X] . De samen met [B] aan [X] gegeven opdracht om de bestelling voor de tuinmeubelen te plaatsen, betrof volgens [Y] dus het bedrijf Dome, welke stelling wordt ondersteund door voornoemde mailwisseling. Gelet hierop heeft [X] zijn stelling dat hij dit bedrag heeft geleend aan RYE onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Met betrekking tot het door [X] gevorderde bedrag van € 6.000,-- blijkt uit het als productie 7.3 bij dagvaarding overgelegde bankafschrift en uit de als productie 12 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van [naam 1] @home.nl, van [B] , aan [naam 2] @home.nl van [Y] weliswaar van een betaling van € 6.000,-- van [X] aan RYE, maar niet dat dit ten titel van geldlening heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de zaken van RYE en Dome Adventure ook door elkaar liepen en dat schriftelijke vastlegging daarvan niet heeft plaatsgevonden. Nu [X] zijn stellingen omtrent de (overeenkomsten van) geldlening ook onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd en daarmee niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zal hij ook ten aanzien hiervan niet in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs van zijn stelling bij te brengen.