ECLI:NL:RBOVE:2021:5006

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/08/255329 / HA ZA 20-410
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over huurovereenkomst, geldlening en overeenkomst van opdracht met niet-ontvankelijkheid van gedaagde onderneming en afwijzing vorderingen tegen bestuurder

In deze zaak, uitgesproken op 9 juni 2021 door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen [X] en de besloten vennootschap Restart Your Energy B.V. (RYE) over een huurovereenkomst, geldleningen en een overeenkomst van opdracht. [X] vorderde een bedrag van € 147.921,13 van RYE en haar bestuurder [Y]. De rechtbank heeft vastgesteld dat RYE op 2 september 2020 is uitgeschreven uit het handelsregister en heeft opgehouden te bestaan, waardoor [X] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tegen RYE. De rechtbank oordeelde dat er wel sprake was van een huurovereenkomst, maar dat [Y] als bestuurder niet aansprakelijk was voor de verplichtingen van RYE, omdat zij niet wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat RYE niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. De vorderingen van [X] tegen [Y] zijn afgewezen, en [X] is veroordeeld in de proceskosten van [Y]. In het incident dat door [Y] was aangespannen om de door [X] gelegde beslagen op te heffen, heeft de rechtbank geoordeeld dat [Y] geen rechtens te honoreren belang meer had, waardoor ook deze vordering werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : C/08/255329 / HA ZA 20-410
Vonnis van 9 juni 2021
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] , Portugal,
eisende partij, verwerende partij in het incident,
advocaat: mr. E.T.J.A.M. Nijkamp te Hengelo Ov,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESTART YOUR ENERGY B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo (Ov.),
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, eisende partij in het incident,
advocaat: mr. A.J. Morsink te Enschede.
Partijen zullen hierna respectievelijk worden genoemd [X] , RYE en [Y] (RYE en [Y] gezamenlijk ook wel gedaagden genoemd).

1.De procedure in de hoofdzaak en het incident

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 februari 2021,
  • het verzoek vonnis van [Y] in het incident,
  • het B-8 formulier van [X] , houdende een nieuwe versie van productie 13 bij dagvaarding,
  • de akte overlegging producties van [X] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2021 in de hoofdzaak en in het incident, waarbij de advocaat van [X] een pleitnota heeft overgelegd, die aan het proces-verbaal is gehecht.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank vonnis bepaald, zowel in de hoofdzaak als in het incident, welk vonnis heden wordt uitgesproken.

2.De feiten in de hoofdzaak en het incident

2.1.
[Y] zocht medio september 2018 een locatie om een resort in het buitenland te beginnen voor life-style retraites.
2.2.
[X] heeft een quinta in Portugal en reageerde op de oproep die [Y] had geplaatst.
2.3.
[Y] is van 6 tot 9 oktober 2018 bij [X] in Portugal geweest en partijen hebben nadien ieder voorbereidingen voor de realisatie van het resort getroffen.
2.4.
[X] is eind oktober 2018 naar Nederland gekomen en partijen hebben toen in aanwezigheid van [B] , de ex-echtgenoot van [Y] , afspraken gemaakt die door [X] zijn vastgelegd in het als productie 6 bij conclusie van antwoord overgelegde document ‘Samenvatting van onze afspraken’. De inhoud hiervan luidt als volgt:

Samenvatting van onze afspraken
[Y] geeft een "go" voor het maken van de website.
Er worden 3 tenten besteld die na 3 februari kunnen aankomen in Portugal.
[B] zorgt er voor dat [X] de maten krijgt voor de vlinders en info over volume van de tenten.
[X] laat in de slaapkamer beneden een badkamer maken.
Hij bestelt hout voor de vlinders 6.50 x 8.00 m.Bij de tenten laat hij aansluitingen maken voor elektriciteit en water + afvoer voor toilet en badkamer.
Ook voor het appartement zorgt [X] alvast voor een afvoer voor badkamers en toiletten.
Het veld wordt (grotendeels) ontdaan van fruitbomen, uitgevlakt en opnieuw ingezaaid.
[X] zorgt voor verwijdering van de wijnranken rondom het zwembad en bij het achterveld, laat de muur ophogen en plant laurier.
Verder gaat [X] informeren naar prijzen voor een sauna en whirlpool.Het bovengrasveld wordt ook versneld van gras voorzien.
Start van het project 1 maart.
Uitgangspunt is uiteindelijk de koop van het huis voor 495.000€ . Over de inventaris worden nog nadere afspraken gemaakt.
Het eerste jaar betaalt [Y] (naar keuze per maand, driemaandelijks of in twee gedeelten) in totaal
20.000€ .
Worst case scenario:
Verlies [Y] :
Website voor niets gemaakt, w.s. gehele investering kwijt.
Tenten gekocht, w.s. voor dezelfde prijs te verkopen.
Huurprijs van 20.000€ kwijt, wellicht nog gedeeltelijk terug te ploegen door verhuur aan vakantiegangers.
Verlies [X] :
Kosten voor het maken van badkamer beneden, gedeeltelijk terug te verdienen vanwege opwaardering huis.
Water aan- en afvoeren en electrische aansluitingen t.b.v. tenten en appartementen, nauwelijks waardetoevoeging dus afschrijven.
Houten vlonders: afschrijven.
Versneld tuinonderhoud: gedeeltelijk afschrijven.
De afgesproken prijs van 20.000 € dekt voor een marginaal gedeelte het verlies aan huurinkomsten en het feit dat [X] elders moet huren of kopen.
[X] gaat er vanuit dat het wél goed gaat lopen maar mócht het uitdraaien op het worst case scenario, dan verwacht ik dat ik financieel de grootste veer zal laten. Het volgende hebben we niet afgesproken:
Ik wil vanwege mijn grotere risico voorstellen dat [Y] nadenkt over een percentage van de winst als het wél goed gaat als compensatie voor dit risico, in het geval van worst case, kost het haar niets. Loopt het wél goed, dan heeft [X] "het goede lootje" getrokken.
Zodra ik van alles exacte cijfers heb, zal ik die toesturen.
Grtjs.,
[X]
2.5.
[Y] heeft voor het project RYE opgericht, welke vennootschap op 23 november 2018 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, met als enig aandeelhouder Restart Holding BV en als enig bestuurder [Y] .
2.6.
Later zijn partijen overeengekomen dat eerst een halfjaar zou worden gehuurd tegen een huursom van € 10.000,-- en is op 23 april 2019 door [X] als verhuurder en RYE, vertegenwoordigd door [Y] , als huurder getekend een ‘concept overeenkomst huurcontact’, waarin onder meer het volgende is bepaald:

Contract 1Ingaande 01-05-2019 met een periode van 6 maanden eindigend op 30 november 2019, huurprijs € 10.000,00, te voldoen uiterlijk op einddatum contract.
Op 15-11-2019 vindt er een evaluatie plaats tussen verhuurder en huurder waarin besloten wordt of het contract wordt voortgezet voor een periode van 6 of 12 maanden.
Alle hiervoor genoemde voorwaarden zijn van kracht in verlengende contracten, met een einddatum van 30-04-2022. Op voornoemde datum besluiten verhuurder en huurder respectieveljjk tot verkoop en aankoop van voornoemde onroerend goed.
De prijs is vastgesteld op € 495.000,00 zonder makelaarskosten plus gedane investeringen door verhuurder aan het onroerend goed en buitenterrein, bedrag nader vast te stellen.
Wordt het contract ontbonden dan vervallen alle eigendommen van huurder zowel in het pand evenals op het buitenterrein aan verhuurder zonder verdere verplichtingen. (…)
2.7.
[X] heeft de quinta verlaten op 7 mei 2019 en RYE heeft de eerste gasten op 10 mei 2019 in de quinta ontvangen. Omdat verdere boekingen uitbleven en er wrijvingen tussen partijen ontstonden, hebben RYE en [Y] de quinta op 19 juli 2019 verlaten, waarmee de samenwerking tussen partijen is beëindigd.
2.8.
Op 2 september 2020 is RYE uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarbij is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 28 augustus 2020.
2.9.
[X] heeft conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaak van [Y] , staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , op roerende zaken van [Y] en ten laste van [Y] onder ING Bank NV.

3.3. De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[X] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad gedaagden te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan [X] van het bedrag van € 147.921,13, althans een zodanig bedrag als de rechtbank vermeent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, inclusief de beslagkosten.
3.2.
[X] legt samengevat aan zijn vordering ten grondslag dat hij van RYE uit hoofde van huur, geldlening en overeenkomst van opdracht opeisbaar te vorderen heeft een bedrag van € 147.921,13, welk bedrag is opgebouwd als volgt:
- € 10.000,-- uit hoofde van huurovereenkomst (productie 6.1 bij dagvaarding) en daarvoor verzonden factuur van november 2019 (productie 6.2 bij dagvaarding);
- € 15.467,-- uit hoofde van geldleningen, waarvoor wordt verwezen naar bankafschriften (producties 7.1 tot en met 7.3 bij dagvaarding);
- € 122.454,13 uit hoofde van overeenkomst van opdracht, waarbij [X] in opdracht van RYE, bij monde van [Y] , internetabonnementen heeft geregeld, rekeningen heeft betaald en aankopen heeft gedaan en betaald en waarvoor wordt verwezen naar het gecorrigeerde overzicht (productie 8 bij dagvaarding) en de betreffende facturen en betalingsbewijzen (producties 8.1 tot en met 8.74).
Op genoemde bedragen is in mindering gebracht hetgeen [Y] aan [X] heeft betaald, te weten € 4.227,11 ter zake kosten voor tenten (productie 9 bij dagvaarding) en € 521,84 voor kosten (productie 10 bij dagvaarding).
3.3.
Hoewel [X] een vordering heeft op RYE is [Y] aansprakelijk als bestuurder voor het hiervoor genoemde bedrag op grond van onrechtmatige daad, nu zij als bestuurder namens de BV de verplichtingen is aangegaan terwijl zij op dat moment wist, of redelijkerwijs behoorde te begrijpen, dat RYE niet of niet binnen een redelijke termijn aan die verplichtingen zou kunnen voldoen jegens [X] en geen verhaal zou bieden voor de schade ten gevolge van die tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen (Beklamel-norm). Bij brief van 21 april 2020 zijn gedaagden gemaand om tot betaling over te gaan, waarbij ingebrekestelling heeft plaatsgevonden.
3.4.
[Y] concludeert om [X] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans deze af te wijzen en hem te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente daarover in geval van niet-tijdige betaling daarvan. Zij stelt daartoe als volgt.
3.5.
Er is geen sprake van een huurovereenkomst, nu er nog slechts sprake was van een concept ten aanzien waarvan nog niet alle details waren afgesproken en die niet voldoet aan de wettelijk daaraan te stellen eisen. De aanwezigheid van en het gebruik door RYE heeft slechts geduurd van 10 mei tot 19 juli 2019 en het betalen van huur zou pas aan de orde zijn indien en voor zover er voldoende inkomsten uit de boekingen gegenereerd zouden worden. Daarbij komt dat [X] in het gehuurde bleef wonen. Van geldleningen was ook geen sprake. De door [X] onder die noemer gevorderde bedragen betroffen transacties van Dome Adventure, een onderneming van de (inmiddels ex-)echtgenoot van [Y] , de heer [B] , hierna te noemen [B] , en [X] . Ook van een overeenkomst van opdracht was geen sprake. De gevorderde bedragen zien op aankopen en investeringen door [X] zelf gedaan ten behoeve van het achterstallig onderhoud aan zijn quinta en het buitenterrein en/of ten behoeve van Dome Adventure. [X] heeft, afgezien van één factuur op 4 juli 2019 -die is betaald-, ook nooit een factuur aan RYE/ [Y] gestuurd. Alle aankopen zijn nog in het bezit van [X] , die de quinta inmiddels zelf verhuurt, inclusief de spullen van RYE. Dit stemt overeen met het ‘worse case scenario’ zoals diverse keren door [X] vastgelegd.
is waarschijnlijk door [B] aangezet om deze procedure te voeren, waarvoor wordt verwezen naar whatsapp verkeer tussen [B] en [X] (productie 30 bij conclusie van antwoord).
3.6.
Beide partijen bieden bewijs aan van hun stellingen. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De vordering in het incident4.1. [Y] vordert, op voet van het bepaalde in artikel 223 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om [X] te gebieden binnen twee dagen na het ten deze te wijzen vonnis alle door hem gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [X] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente daarover in geval van niet-tijdige betaling daarvan.

4.2.
[Y] stelt dat uit de feiten en omstandigheden meer dan summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door [X] ingeroepen recht en/of van het onnodige van het beslag, dat voor [Y] ook vexatoir is. Bovendien betreffen de vorderingen van [X] in eerste instantie de niet meer bestaande vennootschap RYE en komt [Y] pas in beeld voor zover er een vordering is waarvoor zij persoonlijk aansprakelijk zou zijn, hetgeen niet het geval is. Het beslag is ook onnodig omdat [Y] voldoende verhaal biedt.
4.3.
[X] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [Y] in haar provisionele vordering, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [Y] in de kosten van het incident.

5.De beoordeling in de hoofdzaak5.1. Blijkens het door [Y] overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is RYE per 2 september 2020 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, waarbij is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 28 augustus 2020. Als reden voor ontbinding staat genoteerd ‘Ontbindingsbesluit’. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Y] toegelicht dat de BV is ontbonden bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders op advies van haar accountant. Op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) houdt de rechtspersoon daarmee op te bestaan, tenzij er nog baten zijn. In dat geval blijft, ingevolge het bepaalde in artikel 19 lid 5 BW, de rechtspersoon bestaan, doch uitsluitend voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen nodig is.Nu gesteld, noch gebleken is dat RYE nog over baten beschikt, dient ervan te worden uitgegaan dat RYE is opgehouden te bestaan, zoals ook geregistreerd door de Kamer van Koophandel. [X] moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering jegens RYE. Weliswaar biedt artikel 2:23c BW voor een belanghebbende de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken de vereffening te heropenen indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, maar gesteld, noch gebleken is dat [X] voornemens is een dergelijk verzoek te doen.

5.2.
[X] houdt [Y] aansprakelijk als bestuurder voor het door hem van RYE gevorderde bedrag op grond van onrechtmatige daad, nu zij als bestuurder namens de BV verplichtingen is aangegaan terwijl zij op dat moment wist, of redelijkerwijs behoorde te begrijpen, dat RYE niet of niet binnen een redelijke termijn aan die verplichtingen zou kunnen voldoen jegens [X] en geen verhaal zou bieden voor de schade ten gevolge van die tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen.
5.3.
De rechtbank overweegt dat bij benadeling van een schuldeiser van de vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering naast aansprakelijkheid van de vennootschap ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond kan zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor de onder (i) bedoelde gevallen -waar [X] zich op beroept- is in de rechtspraak de maatstaf aanvaard dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden.
5.4.
Alvorens te kunnen beoordelen of van de hiervoor onder (i) bedoelde aansprakelijkheid sprake is, moet eerst de voorvraag worden beantwoord of [Y] namens RYE verplichtingen is aangegaan, hetgeen door haar gemotiveerd is betwist. [Y] stelt dat van een huurovereenkomst, van een overeenkomst van geldlening en van een overeenkomst van opdracht geen sprake is.
5.5.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat zij op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting tot het oordeel is gekomen dat wel sprake is van een door [X] en RYE gesloten huurovereenkomst, nu deze door beide partijen op 23 april 2019 is ondertekend en overigens ook voortvloeit uit de correspondentie tussen [X] en [Y] , die RYE heeft opgericht en daarvan statutair bestuurder was. Dat op de getekende overeenkomst abusievelijk ‘concept’ is blijven staan doet daaraan niet af. Wel is tijdens de mondelinge behandeling komen vast te staan dat het gehuurde pas vanaf 7 mei 2019 ter vrije beschikking van huurder stond, zodat het aannemelijk is dat dit als ingangsdatum van de huur heeft te gelden. Dat de huurder het gehuurde eerder heeft verlaten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de betalingsverplichting van RYE voor de overeengekomen periode van een half jaar.
5.6.
Met betrekking tot de door [X] gestelde geldleningen en overeenkomst van opdracht overweegt de rechtbank dat tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat daaromtrent niets tussen partijen op schrift is gesteld. [X] heeft gesteld dat hij een en ander wel heeft geprobeerd vast te leggen, in de vorm van het als productie 19 overgelegde financieel contract, maar dat [Y] heeft geweigerd dit te tekenen. [Y] op haar beurt heeft gesteld dat zij hiertoe niet bereid was, omdat ze van meet af aan heeft kenbaar gemaakt € 20.000,-- beschikbaar te hebben om te investeren in het project en dat zij bij herhaling heeft kenbaar gemaakt ‘de kriebels’ te krijgen van het feit dat [X] aangekochte spullen op naam van RYE zette. Zij verwijst hiervoor onder meer naar de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde e-mail correspondentie tussen partijen.
5.7.
De rechtbank overweegt dat uit de in rechtsoverweging 2.4. geciteerde ‘Samenvatting van onze afspraken’ van eind oktober 2018 volgt dat als ‘worst case scenario’, in de zin van het niet-slagen van het project, voor [Y] zou gelden dat ze de website voor niets zou hebben gemaakt en waarschijnlijk haar hele investering kwijt zou zijn, waarbij de gekochte tenten waarschijnlijk voor dezelfde prijs te verkopen zouden zijn en zij de huurprijs van € 20.000,-- kwijt zou zijn, waarbij deze gedeeltelijk zou zijn terug te halen door verhuur aan vakantiegangers. Als ‘worst case scenario’, in vorenbedoelde zin, voor [X] is genoemd dat hij kosten voor het maken van een badkamer beneden zou hebben gemaakt, welke gedeeltelijk zijn terug te verdienen vanwege opwaardering van het huis, kosten voor water aan- en afvoeren en elektrische aansluitingen ten behoeve van tenten en appartementen en houten vlonders zou moeten afschrijven en de kosten voor versneld tuinonderhoud gedeeltelijk zou moeten afschrijven. Tevens is bepaald dat de afgesproken huurprijs van € 20.000,-- voor een marginaal gedeelte het verlies aan huurinkomsten en het feit dat [X] elders moet huren of kopen afdekt en dat als het mocht uitdraaien op het ‘worst case scenario’ [X] ‘financieel de grootste veer zal laten’.
5.8.
Uit de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde e-mailcorrespondentie, die naar [X] onbetwist heeft gesteld in chronologische volgorde is overgelegd, volgt dat [Y] in de eerste e-mail van -naar ter zitting is gebleken- medio april 2019 onder meer het volgende heeft gesteld ‘
Afgesproken destijds dat jij investeert in je eigen pand, en ik zou 20.000 investeren voor de tenten, bedden, meubilair. Ik had dit bedrag al snel opgesoupeerd. En het is inmiddels opgelopen naar een kleine 35.000 euro. Ik zou € 20.000 aan huur betalen, nu ingaande 10 mei 2019 en betalen op 10 mei 2020. Dat is de afspraak en niet mij de rekeningen sturen alvorens iets niet geslaagd is. Ik denk er nu over om het om te zetten naar een half jaar, dus € 10.000 euro tot 1 november 2019 en die dan ook op die datum te betalen of de balans opmaken hoe het loopt. (…). Het bevreemd mij dan ook dat je nu de aangekochte spullen op naam van Restart zet. Krijg daar een beetje de kriebels van. (…) De afspraak was ik zou € 20.000 kwijt zijn aan huur in een worse scenario en zou de tenten, sauna en whirlpool kunnen verkopen. De rest heb jij ter verfraaiing van je huis en het idee erbij de je het huis nu kunt verlopen met een bedrijfsoptie.’,
waarop door [X] wordt geantwoord als volgt ‘
Het lijkt mij logisch dat de spullen die “Restart” wil ook op naam van Restart komen. Ik heb dat allemaal voorgeschoten, maar het zijn niet mijn keuzes. Zoals gezegd alles in goed vertrouwen en alléén gefactureerd op verzoek van [B] .’(…).
Dan schrijft [X] vervolgens dat hij alle aanpassingen niet zou hebben gedaan, maar dat hij er nog steeds vanuit gaat dat het [Y] gaat lukken ‘
en ALS dat al niet het geval zou zijn dat wij daar in alle redelijkheid uitkomen. (…) Ik heb destijds een voorstel gemaakt, we hebben niets naar elkaar toe ondertekend, dat is in ieder geval van mij uit een signaal dat ik alle vertrouwen in jou en jouw opzet heb.
Vervolgens schrijft [Y] ‘
Afspraak voorstel: € 10.000 huur tot 10 november 2019 en dan betalen (in augustus evalueren) € 20.000 huur tot 10 mei 2020 en dan betalen of verrekenen met de aankoop van de woning bij voldoende boekingen.Bij € 20.000,00 als ik die betaal betekent dat mijn bedrijf per die datum stopt in jouw huis en zal ik een doorstart maken in een zonnige oord. Dit alleen natuurlijk als boekingen uitblijven. Ik laat mijn investering dan zitten, zodat jij een betere kans hebt op verkoop en dat is dan tevens mijn goodwil richting jou.’
5.9.
In de als productie 13 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van [X] aan ‘ [naam 2] ’, zijnde het e-mail adres van [Y] en [B] , heeft [X] vastgelegd ‘
Verder info voor jou [Y] , mijn verzamelstaat. Dat zijn niet allemaal kosten voor Restart, maar dient voor mijn overzicht.’ [Y] heeft gesteld dat dit overzicht vergelijkbaar is met de overzichten overgelegd als producties 5 en 8 bij dagvaarding, welke stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist door [X] .
5.10.
De rechtbank overweegt dat hieruit niet valt af leiden dat [Y] , al dan niet namens RYE, opdracht heeft gegeven aan [X] om de door hem gestelde investeringen te doen. Sterker nog, [Y] heeft telkenmale kenbaar gemaakt over beperkte middelen te beschikken, hetgeen ook het uitgangspunt was ten tijde van de samenvatting van de afspraken tussen partijen eind oktober 2018. Hoewel [Y] reeds in april 2019 duidelijke bedenkingen heeft kenbaar gemaakt, is [X] ook na deze periode doorgegaan met het doen van investeringen, blijkens de door hem als producties 8.1 tot en met 8.74 overgelegde overzichten, bonnen en facturen. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit voor zijn rekening en risico. Afgezien daarvan vormen deze overzichten, bonnen en facturen, die slechts zeer ten dele op naam van RYE staan en voor andere delen niet op naam zijn gesteld, dan wel op naam van Dome International of Dome Adventure, zijnde de onderneming van [X] en [B] , dan wel op naam van [X] zelf (het overgrote deel), (nog) geen bewijs voor het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
5.11.
De door [X] overgelegde schriftelijke getuigenverklaring van [B] (productie 14 bij dagvaarding) kan evenmin tot bewijs strekken, nu [Y] gemotiveerd heeft gesteld dat de verhouding tussen haar en [B] ernstig verstoord is en zij door diezelfde [B] in het bezit is gesteld van (vertrouwelijk) whatsapp verkeer tussen [B] en [X] , waaruit valt af te leiden dat [B] [X] tot het voeren van deze procedure heeft aangezet (productie 30 bij conclusie van antwoord). De rechtbank overweegt dat deze gang van zaken op zijn minst merkwaardig is te noemen en de betrouwbaarheid van de verklaring van [B] aantast. Ook de door [X] overgelegde schriftelijke verklaringen van mevrouw [C] (productie 15.1 en 15.2 bij dagvaarding) kunnen niet tot bewijs strekken, nu ze tevens verklaart dat ze buiten financiële aspecten werd gehouden en ‘al helemaal niet weet’ van constructies over vergoeding.
5.12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [X] zijn stelling dat sprake is van een overeenkomst van opdracht onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, waarmee hij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zodat hij niet in de gelegenheid zal worden gesteld nader bewijs van zijn stelling bij te brengen.
5.13.
Datzelfde geldt ook voor de door hem gestelde (overeenkomsten van) geldlening. Naast hetgeen hiervoor omtrent de door partijen gemaakte afspraken en de door [Y] kenbaar gemaakte bedenkingen is overwogen, geldt met betrekking tot de door [X] ten titel van geldlening gevorderde bedragen nog het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat RYE het bedrag van € 7.567,-- heeft gefactureerd aan Quinta Cascalhal, zijnde een camping van vrienden van [X] , voor een verkochte en geleverde tent. Dit betrof één van de drie tenten, die RYE in China had gekocht. [X] heeft deze verkoopprijs voorgeschoten, althans voldaan voor zijn vrienden. [X] vordert dit bedrag minus de door RYE betaalde inkoopprijs van ruim € 4.000,-- terug, waarbij hij stelt dat de verkoopwinst niet toekwam aan RYE/ [Y] , omdat dit zijn handel betrof. Deze stelling is gemotiveerd betwist door [Y] . De rechtbank overweegt dat [X] zijn stelling onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom de verkoopwinst op één van de door RYE in China gekochte en vervolgens doorverkochte tenten toekomt aan [X] .
Met betrekking tot het door [X] gevorderde bedrag van € 1.900,-- wijst [Y] op de als productie 11 bij conclusie van antwoord overgelegde mailwisseling tussen [X] en [B] , waarin [B] aan [X] schrijft ‘
Zoals besproken neem jij deze post op je.’ Tijdens de mondelinge behandeling heeft [Y] gesteld dat is besloten om een proefsetje van luxe tuinmeubelen te bestellen in China en deze als showmodel te plaatsen bij RYE voor Dome, het bedrijf van [B] en [X] . De samen met [B] aan [X] gegeven opdracht om de bestelling voor de tuinmeubelen te plaatsen, betrof volgens [Y] dus het bedrijf Dome, welke stelling wordt ondersteund door voornoemde mailwisseling. Gelet hierop heeft [X] zijn stelling dat hij dit bedrag heeft geleend aan RYE onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Met betrekking tot het door [X] gevorderde bedrag van € 6.000,-- blijkt uit het als productie 7.3 bij dagvaarding overgelegde bankafschrift en uit de als productie 12 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van [naam 1] @home.nl, van [B] , aan [naam 2] @home.nl van [Y] weliswaar van een betaling van € 6.000,-- van [X] aan RYE, maar niet dat dit ten titel van geldlening heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de zaken van RYE en Dome Adventure ook door elkaar liepen en dat schriftelijke vastlegging daarvan niet heeft plaatsgevonden. Nu [X] zijn stellingen omtrent de (overeenkomsten van) geldlening ook onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd en daarmee niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, zal hij ook ten aanzien hiervan niet in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs van zijn stelling bij te brengen.
5.14.
Ingevolge het voorgaande had [X] , naar het oordeel van de rechtbank, derhalve slechts een vordering op RYE uit hoofde van de op 23 april 2019 getekende huurovereenkomst, waarbij de rechtbank thans heeft te beoordelen of [Y] , als bestuurder van RYE, wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. De rechtbank overweegt dat [X] ook op dit punt onvoldoende heeft gesteld. Immers uit de door hem als productie 17 bij dagvaarding overgelegde bankafschriften blijkt dat RYE op 5 februari 2019 een banksaldo van € 14.555,65 had en uit het door hem als productie 18 overgelegde jaaroverzicht van [Y] blijkt van een spaarsaldo van € 66.500,-- per 1 januari 2018 en van € 38.027,65 per 31 december 2018. [Y] heeft, onder overlegging van bankafschriften (productie 26 bij conclusie van antwoord) gesteld in totaal een bedrag van € 30.000,-- aan privémiddelen op de rekening van RYE te hebben gestort, welke stelling niet is betwist door [X] . Tevens heeft [Y] -onbetwist- gesteld dat alle ontvangsten van gasten voor hun boekingen -naar [Y] meent nog eens een bedrag van € 30.000,-- - direct weer in het project zijn geïnvesteerd. Dat zo zijnde, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat [Y] ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst door RYE wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.
5.15.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [X] jegens [Y] zullen worden afgewezen, waarbij [X] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten van [Y] , tot op heden begroot op € 1.639,--aan verschotten en op € 3.540,-- aan salaris advocaat (2 punten x tarief V).

6.De beoordeling in het incident6.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 223 Rv. kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. De rechtbank overweegt dat aan het vereiste dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering, zoals ingesteld bij dagvaarding, is voldaan. Een voorlopige voorziening, gegeven op de voet van dit artikel, verliest evenwel haar werking zodra in de hoofdzaak einduitspraak is gedaan in de instantie die de voorziening heeft verleend, ongeacht of tegen die einduitspraak een rechtsmiddel wordt aangewend en ongeacht of die einduitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

6.2.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in de hoofdzaak is overwogen en gelet op het feit dat in de hoofdzaak eindvonnis wordt gewezen, heeft [Y] reeds om die reden geen rechtens te honoreren belang meer bij het opleggen van de door haar verzochte voorlopige voorziening, nu deze slechts kan gelden voor de duur van het geding in de hoofdzaak en de rechtbank geen voorlopige voorziening kan treffen voor een eventuele procedure in appel. De vordering in het incident zal dan ook worden afgewezen.
6.3.
Gelet op de beslissing in de hoofdzaak zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

7.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
in de hoofdzaak:
I. verklaart [X] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens RYE,
II. wijst af het gevorderde jegens [Y] ,
III. veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [Y] begroot op € 1.639,-- aan verschotten en op € 3.540,-- aan salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en -voor het geval voldoening van de kosten niet binnen die termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
IV. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident:I. wijst af het gevorderde;
II. compenseert de kosten in het incident, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Lorist en in het openbaar uitgesproken op
9 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.