ECLI:NL:RBOVE:2021:4933

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
08.993047-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor accijnsfraude en merkvervalsing met gevangenisstraf

De rechtbank Overijssel heeft op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van accijnsfraude en merkvervalsing. De verdachte, geboren in Oekraïne en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 7 oktober 2020 betrapt in een illegale sigarettenfabriek in Acquoy. Tijdens de doorzoeking door de Belastingdienst/FIOD werd een productielijn voor sigaretten aangetroffen, evenals grote hoeveelheden tabak en sigaretten zonder de vereiste accijnszegels. De verdachte was samen met anderen betrokken bij de productie van 3.600.000 tot 18.000.000 sigaretten, die waren voorzien van de vervalste merknaam Marlboro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de illegale activiteiten. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de periode voorafgaand aan 7 oktober 2020, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de legale tabaksmarkt en het anti-rookbeleid van de overheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.993047-20 (P)
Datum vonnis: 31 mei 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1] (Oekraïne, voormalige Sovjet-Unie),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 april 2021, 3 mei 2021 en 17 mei 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van hetgeen door de officier van justitie mr. C.V. van Overbeeke en van hetgeen door de raadsman mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen, waarnemend voor mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen een grote hoeveelheid accijnsgoederen, in elk geval 3.600.000 en/of 18.000.000 sigaretten heeft vervaardigd buiten een daartoe aangewezen accijnsgoederenplaats;
feit 2:samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen, in elk geval 3.600.000 sigaretten en/of 18.000.000 sigaretten en/of 32.000 kilogram (rook)tabak voorhanden heeft gehad zonder dat daarover accijns werd betaald;
feit 3:samen met anderen bedrijfsmatig heeft gehandeld in sigaretten voorzien van de valse / vervalste merknaam Marlboro.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020 tot en met 7 oktober 2020, althans op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), in elk geval 3.600.000 en/of 18.000.000 sigaretten, heeft/hebben vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen;
2
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020 tot en met 7 oktober 2020, althans op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), in elk geval 3.600.000 sigaretten en/of 18.000.000 sigaretten en/of 32.000 kilogram (rook)tabak, voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl die sigaretten en/of tabak niet
overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
3
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020 tot en met 7 oktober 2020, althans op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk
a. a) valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b) waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, en/of
c) waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien, en/of
d) waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst en/of e) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen,
te weten één of meer sigaret(ten) en/of één of meer sigarettenpakje(s) (telkens) voorzien van de merknaam Marlboro,
heeft/hebben ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verkocht en/of te koop heeft/hebben aangeboden en/of heeft/hebben afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad heeft/hebben gehad,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit misdrijf zijn/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich op 7 oktober 2020 schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte op heterdaad is aangetroffen in de schuur waar hij op dat moment samen met anderen bezig was met het maken van sigaretten. Uit de omstandigheden waaronder verdachte heeft gewerkt had hij kunnen afleiden dat het illegale activiteiten betrof. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij wist dat hij niet werkzaam was in een legale fabriek van [bedrijf] en gelet daarop opzet heeft gehad op de merkvervalsing. Gelet op de enorme hoeveelheden sigaretten die zijn aangetroffen in vervalste pakjes Marlboro en de professionaliteit van de aangetroffen productiestraat is hier sprake van bedrijfsmatig handelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten opzettelijk heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe – onder verwijzing naar de gebezigde bewijsmiddelen – het volgende.
Op 7 oktober 2020 hebben opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD een in werking zijnde productiestraat voor de productie van sigaretten aangetroffen op het perceel [adres] te Acquoy. Voor dit adres is geen vergunning voor een accijnsgoederenplaats afgegeven. Op het perceel staan een woning en een schuur/loods. De opsporingsambtenaren zagen bij binnenkomst dat de schuur/loods was ingericht als een illegale sigarettenfabriek en was opgedeeld in een ruimte met een sigarettenstraat en een ruimte waar rooktabak werd versneden en gedroogd. Op het moment van binnentreden waren in deze schuur/loods 11 personen aanwezig die daar werkzaamheden verrichtten, onder wie verdachte. In de woning waren op dat moment twee personen aanwezig. De andere aangetroffen personen (hierna ook aan te duiden als “arbeiders”) zijn medeverdachten in deze zaak. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de woning één geheel vormde met de schuur/loods waarin de werkzaamheden werden verricht, waarbij de schuur/loods was ingericht als productiegedeelte voorzien van (geluids)isolatie in de vorm van glasvezelplaten en de woning zo was ingericht dat de arbeiders daar konden verblijven. Enkele woonvoorzieningen – zoals de wasmachine en een grote vrieskist met eten – waren in de schuur/loods geplaatst. In de woning bewaarden de arbeiders hun persoonlijke spullen. De woning was via een doorgang verbonden met de schuur/loods. Men kon vanuit de woning de schuur/loods betreden zonder buiten te hoeven komen. Het perceel lag afgelegen en beschut en was te benaderen via één toegangsweg.
In de schuur/loods stonden, behalve machines zoals een tabaksverwerkingsmachine en een inpak- en sealmachine en andere materialen voor het vervaardigen en verpakken van sigaretten, ook (dozen met) grote hoeveelheden sigaretten en tabak. De sigarettenmachines, tabak en sigaretten waren zichtbaar. De opsporingsambtenaren zagen dat de sigarettenverpakkingen niet waren voorzien van een wettelijk voorgeschreven accijnszegel.
Feiten 1 en 2
Van het voorhanden hebben van accijnsgoederen (rooktabak en sigaretten) die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken, is sprake als een persoon de feitelijke beschikkingsmacht heeft over in Nederland niet veraccijnsde goederen. Dat is het geval als deze persoon:
  • de hoedanigheid van de goederen kent, en
  • daadwerkelijke toegang heeft tot die goederen, en
  • weet of redelijkerwijze moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de sigaretten als de tabak die ter plaatse zijn aangetroffen, zijn aan te merken als accijnsgoederen in de zin van artikel 1 onder f van de Wet op de accijns. Ten aanzien van de daar aanwezige tabak is vastgesteld dat daarvan – zonder verdere bewerking anders dan enkel versnijding – sigaretten kunnen worden gemaakt en dat deze tabak na versnijding rookbaar is met de rookmachine. De aangetroffen tabak was gecontroleerd bevochtigd. Op basis van de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak C-638/15 (EKO-arrest) kan de tabak aangemerkt worden als rooktabak als bedoeld in de Wet op de accijns.
Accijns is op grond van de Wet op de accijns verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van deze accijnsgoederen. Onder uitslag tot verbruik wordt verstaan het brengen van een accijnsgoed buiten een accijnsgoederenplaats. Daarvan was ten tijde van het binnentreden sprake: de accijnsgoederen (sigaretten en tabak) zijn aangetroffen buiten een accijnsgoederenplaats. Er was dan ook accijns verschuldigd. Er zijn geen accijnszegels aangetroffen.
Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm zoals hiervoor beschreven stelt de rechtbank vast dat de aan de [adres] te Acquoy aanwezige personen, onder wie de verdachte, gezamenlijk bezig waren met het illegaal produceren van sigaretten en dat de aanwezigheid van alle verdachten aldaar enkel en alleen op dit doel was gericht. De verdachten hadden daarmee ook gezamenlijk de daadwerkelijke toegang tot de in Nederland niet veraccijnsde goederen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de aangetroffen situatie worden afgeleid dat tussen alle verdachten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat sprake was van een illegale situatie, waarin zijn 'werkgever' de wettelijke verplichtingen niet nakwam en de aangetroffen rooktabak en sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing waren betrokken en de sigaretten werden vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen. In dit verband hecht de rechtbank aan de omstandigheid dat verdachte een arbeidsovereenkomst had ondertekend met zijn ‘werkgever’, niet die waarde die de verdediging daaraan gehecht wenst te zien, omdat de authenticiteit en validiteit van deze overeenkomst niet buiten redelijke twijfel kunnen worden vastgesteld. Evengoed kan de arbeidsovereenkomst zijn opgesteld met het enkele doel om bij ontdekking de gestelde onschuld van verdachte te ondersteunen. De rechtbank stelt vast dat sprake was van omstandigheden die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op het verbergen van de illegale werkzaamheden, immers:
  • de verdachten waren werkzaam op een afgelegen boerderij zonder enige bedrijfsaanduiding en de verdachten konden zich via een directe interne doorgang ongezien verplaatsen tussen het productiegedeelte en de woning;
  • in de schuur/loods was overal isolatie aangebracht. Hierdoor was het geluid van de machines buiten minder goed hoorbaar;
  • behalve bij medeverdachte [medeverdachte 1] is bij geen van de medeverdachten een mobiele telefoon aangetroffen in de persoonlijke spullen. De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] stond op vliegtuigstand;
  • productiestraat werd van stroom voorzien door generatoren. Vanuit de generatorruimte liep zichtbaar een stroomkabel naar de tabaksversnijdingsmachine en in de schuur/loods hing de geur van stookolie. Hiermee wordt aan de waarneming onttrokken dat sprake is van een ongebruikelijk hoog energieverbruik voor een dergelijk pand;
  • tussen de fabrieksruimte en de ruimte waarin de wasmachines en de vrieskist met eten waren opgesteld en waarin de doorgang naar de woning was, lagen stapels bijeengebonden dozen weggestopt in een melkput;
  • in de schuur/loods stonden meerdere pallets met dozen sigarettenfilters die met grote afdekzeilen waren afgedekt;
  • in de schuur/loods stonden ook zichtbaar dozen opgesteld, waarop op een deel daarvan stickers zaten met onder andere het opschrift: Unmanufactured Tobacco Strips Grade: ABST, No;1/108, Gross/kgs. 175 Net/kgs 160 Parcel No. 47”. Hieruit blijkt dat het gaat om tabaksproducten. Op een deel van deze dozen, die kennelijk terzijde waren gelegd om af te voeren, waren de stickers echter uitgesneden en – eveneens zichtbaar voor de arbeiders in de fabriek – op de grond bij de dozen lag een vuilniszak met deze uitgesneden stickers. Naast deze vuilniszak lag een stanleymes.
Deze (arbeids)omstandigheden waarin de activiteiten zijn uitgevoerd, in onderling verband en samenhang bezien, gericht op het afschermen en voorkomen van ontdekking, maken dat het niet anders kan zijn dan dat de arbeiders hebben geweten dat de activiteiten een illegaal karakter hadden. Desondanks heeft verdachte zich niet aan de situatie onttrokken. Met de eerdere vaststelling dat alle aanwezige personen hier gezamenlijk mee bezig waren, heeft ook verdachte door aldus te handelen minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij in strijd zou handelen met de bepalingen van de Wet op de accijns. Voor die vaststelling is niet vereist dat alle betrokkenen de vervaardigde sigaretten in handen hebben gehad of alle voornoemde afdekkingshandelingen hebben gezien. Verdachte heeft gehandeld met het voor een bewezenverklaring vereiste voorwaardelijk opzet. Voor dit opzet is overigens niet vereist dat de verdachte wist welke wettelijke bepalingen hij precies overtrad.
Feit 3
Uit het voorgaande volgt dat in de schuur/loods sigaretten zijn vervaardigd. In de schuur/loods zijn pallets met ongevouwen “blancs” – de basis voor het machinaal maken van de kartonnen verpakking van een pakje sigaretten – aangetroffen. Deze blancs waren alle identiek en hierop is de merknaam “MARLBORO” afgebeeld. Ook zijn (sloffen met) gevulde pakjes met daarop de merknaam ‘Marlboro’ aangetroffen.
Door een medewerker bij de merkhouder van Marlboro, [bedrijf] B.V., is vastgesteld dat het om producten gaat die niet door of met toestemming van de merkhouder zijn geproduceerd.
Onder verwijzing naar het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door zich niet te onttrekken aan de werkzaamheden ten behoeve van de illegale productie van sigaretten, ook minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij samen met anderen valse merken en waren valselijk voorzien van het merk waar een ander recht op heeft, in voorraad heeft gehad. Te meer omdat de productieruimte geen industrieel karakter had, hetgeen je bij een mondiaal opererend tabaksconcern als [bedrijf] mag verwachten, en voorts in en rond de productieruimte elke aanduiding van de merkhouder ontbrak.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten het voorhanden hebben van sigarettenpakjes voorzien van de merknaam Marlboro als bedrijf hebben uitgeoefend, gelet op de omstandigheden dat er een volledige productielijn was opgesteld in de schuur/loods, dat er 13 verdachten bezig waren met de sigarettenproductie en de grote hoeveelheid sigaretten en tabak die op 7 oktober 2020 is aangetroffen.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de ten laste gelegde periode
De rechtbank zal verdachte, bij gebrek aan bewijs daarvoor, vrijspreken voor de onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde periode voorafgaand aan 7 oktober 2020.
4.4
Beoordeling van de ‘overall fairness’ van de procedure
In aanmerking genomen dat de verklaringen van de medeverdachten en de camerabeelden niet als bewijs zijn gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat het (opnieuw) horen van de getuige(n) en het nader kunnen bestuderen van de camerabeelden niet van belang is voor de bewijsvoering of enige andere in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank wijst de door de verdediging gedane verzoeken definitief af. De rechtbank ziet bij de huidige stand van zaken geen aanleiding ambtshalve te beslissen tot het alsnog oproepen en horen van de getuige(n) of anderszins gevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat de verzoeken van de verdediging zijn afgewezen. De rechtbank is, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:576), van oordeel dat de procedure, ook bij afwijzing van de verzoeken, over het geheel beschouwd voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen heeft vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats, die voor dat soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen;
2
hij op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoereren voorhanden heeft gehad, terwijl die accijnsgoederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
3
hij op 7 oktober 2020, te Acquoy in de gemeente West Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
a.
a) valse of wederrechtelijk vervaardigde merken, en
b) waren, die op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, en
d) waren, op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst
te weten sigarettenpakjes telkens voorzien van de merknaam Marlboro, in voorraad heeft gehad, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders het plegen van dit misdrijf als bedrijf hebben uitgeoefend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns en de artikelen 47 en 337 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder a van de Wet op de accijns opgenomen verbod
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder b van de Wet op de accijns opgenomen verbod
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk valse of wederrechtelijk vervaardigde merken
en waren, die op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, en waren, op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is geen verweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk overtreden van artikel 5 van de Wet op de accijns en aan merkvervalsing. Gelet op hetgeen is aangetroffen – een volledige, in werking zijnde productiestraat met meerdere machines, een voorraad nog te verwerken rooktabak, een grote hoeveelheid sigaretten en meerdere pallets met blancs – was sprake van strafbaar handelen in georganiseerd verband en op grote schaal, waarmee verdachte samen met anderen al voor de datum van het binnentreden door de FIOD moet zijn begonnen.
Het illegaal vervaardigen van en het voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere, legale, markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Door aldus te handelen hebben verdachte en de medeverdachten zich schuldig gemaakt aan ontduiking van de accijnsverplichting voor grote bedragen en aan oneerlijke concurrentie ten opzichte van handelaren en bedrijven, die wel voldoen aan hun verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen. Het handelen van de verdachte heeft daarmee grote financiële schade tot gevolg. Daarnaast heeft dit handelen negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid en andere landen van West-Europa. De overheid ontmoedigt, met het oog op de algemene volksgezondheid, actief het roken van tabak. Ten behoeve van dat beleid maakt de overheid gebruik van prijsverhogingen, op basis van heffingen en belastingen. Met illegale tabaksfabrieken wordt dit beleid ondermijnd. Bovendien geldt dat de productie- en handelsketen ten aanzien van illegale rookwaren niet traceerbaar is, hetgeen eveneens ongunstig is voor het beleid in het kader van de volksgezondheid. Bij de aanwezigheid van extra gevaarlijke stoffen in de illegale rookwaar is het onmogelijk de producent van die rookwaar te achterhalen. Tot slot is ook de merkvervalsing ondermijnend, omdat door ‘valse sigaretten’ het vertrouwen wordt beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in de kwaliteit van producten die zijn voorzien van beschermde merken.
Verdachte is, samen met zijn mededaders, een actieve schakel geweest in het proces om de omvangrijke productielijn draaiende te houden en zo vele miljoenen illegale sigaretten te produceren. Gezien de aard, ernst en omvang van de gepleegde feiten kan – vanuit het oogpunt van generale preventie (normbevestiging en afschrikking) – niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vorm van (georganiseerde) criminaliteit dient krachtig ontmoedigd te worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf enerzijds acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate bepalend is. De rechtbank gaat, in het licht van het dossier, uit van een totaal benadelingsbedrag van ongeveer € 6.000.000,--. Voor een dergelijk fiscaal benadelingsbedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden tot de voor het delict gestelde maximale strafbedreiging.
Anderzijds neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte in aanmerking dat uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 februari 2021, blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank acht, al het vorenstaande afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder a van de Wet op de accijns opgenomen verbod
feit 2 het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder b van de Wet op de accijns opgenomen verbod
feit 3 het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk valse of wederrechtelijk vervaardigde merken en waren, die op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, en waren, op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2021.
Buiten staat
Mr. A.M. van Diggele is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst / FIOD Arnhem met nummer 68978 - SALÓ. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal vandoorzoeking ter inbeslagnemingvan 9 oktober 2020 (IBN-002-01) met bijlage, pagina’s 644, 646, 650-654, 658-663, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag, 7 oktober heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD, te samen met collega [verbalisant 2] , opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD het adres [adres] Acquoy betreden. Wij hebben ter plaatse een onderzoek ingesteld waarbij wij zagen dat de loods was ingericht als een illegale sigarettenfabriek en zagen dat sigarettenverpakkingen niet waren voorzien van een wettelijk voorgeschreven accijnszegel. In de woning zagen wij dat in de slaapkamers middels stapelbedden meerdere slaapplaatsen waren ingericht.
Van de personen die tijdens het veiligstellen stellen werkend werden staande gehouden, zijn door collega [verbalisant 2] gefotografeerd op de positie waar zij werkzaam waren.
Lijst van inbeslaggenomen goederen
B- Loods.01.01.008 1 pallet wit vloeipapier (72 witte rollen + 1 oranje rol)
B- Loods.01.01.010 3 pallets bruine platte dozen (45 dozen filterstaafjes per pallet)
B-Loods.01.01.020 1 grote grijze bak met losse tabak
B-Loods.01.01.021 5 kleinere bakken losse tabak
B-Loods.01.01.027 65 pallets met tabak (3 dozen per pallet)
B-Loods.01.01.028 9 bakken losse tabak
B- Loods.01.01.052 AMF LEGG PB-01C tabak verwerkingsmachine
B-Loods.01.02.006 18 dozen verwerkte tabak
B-Loods.01.02.001 269 dozen met ieder 50 sloffen sigaretten marlboro
B-Loods.01.02.002 1 doos 48 sloffen a 200 stuks marlboro
B-Loods.01.02.009 41 volle pizzadozen (ca 3375 stuks per doos)
B-Loods.01.02.010 2 dozen losse sigaretten
B-Loods.01.02.013 561 pakjes marlboro productielijn
B-Loods.01.02.014 266 sloffen productielijn
B- Loods.01.02.015 2 pallets blancs marlboro
B- Loods.01.02.020 6 pallets met blancs marlboro
B- Loods.01.02.021 2 stempels verpakkingsmachine marlboro
B- Loods.01.02.024 Inpak en sealmachine tbv sigaretten
B-Loods.01.02.027 718 pakjes marlboro sigaretten
B-Loods.01.02.028 50 sloffen van 10 pakjes marlboro sigaretten
2.
Hetproces-verbaal van bevindingenvan 23 oktober 2020 (AMB-008-01), pagina 526-534, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hierna beschrijf ik aan de hand van foto’s de identificatie van de voornoemde 13 personen en waar zij zich op de locatie bevonden. Ik heb hierbij gebruik gemaakt van foto’s gemaakt door collega [verbalisant 2] en van foto's van de SKDB-staat.
De locatie [adres] Acquoy betreft een woonhuis met opstallen. De woning is middels een gang verbonden met de loods. Opgemerkt wordt dat de loods door een scheidingswand was opgedeeld in twee ruimtes.
B1 = de ruimte waar de sigarettenstraat was ingericht
B2 = de ruimte waar de rooktabak werd versneden en gedroogd.
De navolgende twee personen zijn staande gehouden in de woning:
  • [medeverdachte 1] , geb.d.d. [geboortedatum 2] -1996 te [geboorteplaats 2] (Moldavië)
  • [medeverdachte 2] , geb.d.d. [geboortedatum 2] -1996 te [geboorteplaats 3] (Sovjet-Unie)
De navolgende 11 personen zijn staande gehouden in de loods.
  • [verdachte] , geb.d.d. [geboortedatum 3] -1974 te [geboorteplaats 1] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 3] , geb.d.d. [geboortedatum 4] -1985 te [geboorteplaats 1] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 4] , geb.d.d. [geboortedatum 5] -1987 te [geboorteplaats 2] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 5] , geb.d.d. [geboortedatum 6] -1981 te [geboorteplaats 4] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 6] , geb.d.d. [geboortedatum 7] -1985 te [geboorteplaats 5] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 7] , geb.d.d. [geboortedatum 8] -1987 te [geboorteplaats 6] (Oekraïne)
  • [medeverdachte 8] , geb.d.d. [geboortedatum 9] -1972 te onbekend
  • [medeverdachte 9] , geb.d.d. [geboortedatum 10] -1972 te onbekend
  • [medeverdachte 10] , geb.d.d. [geboortedatum 11] -1982 te onbekend
  • [medeverdachte 11] , geb.d.d. [geboortedatum 12] -1984 te [geboorteplaats 7] (Sovjet-Unie)
  • [medeverdachte 12] , geb.d.d. [geboortedatum 13] -1987 te [geboorteplaats 8] (Sovjet-Unie)
3.
Hetproces-verbaal van ambtshandelingvan 26 november 2020 (AMB-004-01), pagina 512-516, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het perceel [adres] , in Acquoy betrof een perceel met een lange oprijlaan met bomen aan weerszijden. Het perceel was met een houten hek omsloten en was toegankelijk via een houten poort. Op het perceel stond rechts bij aankomst een woning. Deze woning was via een doorgang verbonden met de daarachter gelegen schuur.
Object B; schuur
Bij binnenkomst zagen wij een gang. Direct aan de linkerkant van de gang zagen wij een gangetje die via een deur toegang gaf tot een ruimte waar twee IBC-tanks stonden. Wij roken de lucht van stookolie. In deze ruimte was rechts een deur naar een achtergelegen kleine ruimte. In deze ruimte stond een generator te draaien. Links van de lange gang zagen wij naast het gangetje via een hek een toegang tot een stalruimte waarin een hoeveelheid afval zakken en isolatiemateriaal lag opgeslagen. Boven het gangetje en de stal aan de linkerzijde van de gang, was een open opslagruimte met daarop meerdere pallets met dozen sigarettenfilters. Over deze pallets met dozen lagen grote afdekzeilen. De gang, rechtdoor gezien, gaf ons toegang tot een grote ruimte in de schuur. Wij zagen dat hier in het midden van de ruimte een volledige productielijn stond opgesteld. Deze productielijn werd gebruikt voor het maken van vermoedelijk illegale sigaretten, het verpakken van deze sigaretten in pakjes en het uiteindelijk tot niet veraccijnsde sloffen sigaretten verpakken. Wij zouden deze ruimte omschrijven als een fabrieksruimte en zullen hem zo benoemen. Links in de fabrieksruimte zaten twee deuren die toegang boden tot de droogruimte. Verder stonden er tegen de linkerwand diverse pallets opgesteld waaronder een pallet omwikkeld met transparante folie inhoudend zilverpapier rollen en een pallet met witte folie met daarin ongevouwen sigaretten blanks. Tussen de linker muur en de opstelling van de productielijn stonden meerdere karren met zogenaamde “pizzaboxen”. Dit zijn kratten gevuld met geproduceerde sigaretten die nog verpakt moeten worden. Tegen de achterzijde aan de rechterkant van deze fabrieksruimte stonden meerdere pallets opgesteld. Op deze pallets, deels omwikkeld met folie, stonden onder andere rollen met filterpapier en dozen met filters. In de hoek stond een pallet met daarop rollen filterpapier, die was omwikkeld met transparante folie. In het midden van de ruimte stonden pallets met dozen. Deze dozen waren gevuld met sloffen sigaretten. Tegen de voorste wand lagen stapels met dozen en er was een kleine doorgang naar een ruimte met daarin een put. In de betonnen put zagen wij stapels bijeengebonden dozen liggen. Via de doorgang kwamen wij in ruimte waar onder andere twee wasmachines stonden opgesteld tegen de achtermuur. Wij zagen links een doorgang naar de woning. Rechts naast deze doorgang, vanaf de ruimte met de betonnen put stond een grote vrieskist gevuld met eten. Via de deur gelijk links in de grote ruimte kwamen wij in een ruimte die ingericht was als droogruimte met versneden tabak. Vanuit de generatorruimte liep een stroomkabel naar de tabaksversnijdingsmachine die in het voorste gedeelte van de droogruimte stond met een ventilator. Tegen de rechtermuur van de droogruimte stond een rij van pallets met daarop drie grote dozen opgestapeld per pallet. Op een deel van deze dozen zaten stickers met onder andere het opschrift: Unmanufactured Tobacco Strips Grade: ABST, No;1/108, Gross/kgs. 175 Net/kgs 160 Parcel No. 47” en op een deel van deze dozen waren de stickers uitgesneden. In het midden van deze lange rij pallets met dozen zagen wij een vuilniszak met hierin uitgesneden stickers op de grond liggen. Naast deze vuilniszak lag een stanleymes. Op een doos bij deze vuilniszak was een soortgelijke sticker uitgesneden maar nog niet van de doos verwijderd. In het achterste gedeelte van deze lange droogruimte lag op de grond gesneden tabak.
4.
Hetproces-verbaal dossierSALO (AD-001-01) van 27 januari 2021, pagina 5, 21-22, 35-36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik verbalisant, [verbalisant 3] , opsporingsambtenaar, rechercheur, werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD team Arnhem, verklaar het volgende:
Het adres [adres] te Acqouy bestaat uit een loods gedeelte en een woning en is een afgelegen locatie. Rondom de gebouwen zijn bosschages en maisvelden waardoor de gebouwen aan het zicht worden onttrokken.
In de loods was overal isolatie aangebracht in de vorm van glasvezelplaten om het geluid van de machines, aggregaten en dergelijk zoveel mogelijk te dempen. De loods was geprepareerd met geluidswerende materialen zoals glaswol om geluid van de machines en aggregaten te reduceren.
DOC-025Door Douane Landelijk Tactisch Centrum Unit Accijns is in de systemen gekeken of er voor het adres [adres] te Acquoy een vergunning is afgegeven voor een Accijns Goederen Plaats. Gebleken is dat er voor het adres en of op naam van de verhuurder of huurders geen vergunning AGP is afgegeven door de Douane om daar tabaksproducten te mogen maken of voorhanden te hebben. Er zijn geen accijnszegels aangetroffen. Blancs zijn de basis voor het machinaal maken van de kartonnen verpakking van een pakje sigaretten. Op alle aangetroffen blancs is de merknaam ‘MARLBORO’ afgebeeld.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten eene-mailbericht van Douane DLTC acc en binnenlands toezicht aan de Belastingdienstvan 10 november 2020 (DOC-025), pagina 797, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betr: FW: Salo vergunning accijnsgoederenplaats
Er is geen vergunning afgegeven.
6.
Het proces-verbaaltellen, wegen en monstername tabakvan 26 november 2020 (AMB-010-01), pagina 539-542, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 7-10-2020 heeft er een doorzoeking plaats gevonden in een loods gelegen aan de [adres] in Acquoy.
Tellen en wegen van de tabak
Resumé van het wegen.
IBN code netto gewicht
B-Loods.01.01.020 165,0
B-Loods.01.01.021 271,4
B-Loods.01.01.027 31785,7
B-Loods.01.01.028 517,2
B-Loods.01.02.006
1616.6
Totaal netto gewicht 34.355,9 kilogram
Monstername tabak
Monstername plato (de rechtbank begrijpt: Salo) nummers zijn als volgt:
2587916-02 losse tabak uit de doosnummers, 6, 12 en 21 een representatief monster en
contramonster fijn gesneden tabak genomen.
2587916-03 uit de kartons 23, 26, 31 hebben wij een representatief monster en contramonster los grof tabak genomen.
2587916-04 Uit de kartons 68, 79, 86, 92, 101 en 110 hebben wij een representatief monster en contramonster grof tabak genomen
2587916-05 Uit de kartons 125, 134, 140, 152 en 158 hebben wij een representatief monsteren contramonster grof tabak genomen
2587916-06 Uit de kartons 176, 188, 200, 206 en 218 hebben wij een representatief monster en contramonster grof tabak genomen
2587916-07 Uit de kartons 38, 47, 53 en 71 hebben wij een representatief monster en
contramonster grof tabak genomen.
De monsters en contramonsters zijn op 26-10-2020 afgeleverd bij het Douane Laboratorium in Amsterdam.
Totaal bevonden sigaretten.
B-Loods.01.02.001 269 dozen a 50 sloffen a 200 stuks Marlboro = 2.690.000
B-Loods.01.02.002 1 doos 48 sloffen a 200 stuks Marlboro = 9.600
B-Loods.01.02.009 41 pizzadozen ca 3375 sts per doos Marlboro = 138.375
B-Loods.01.02.010 2 dozen losse sigaretten Marlboro ca. = 7.500
B-Loods.01.02.013 561 pakjes a 20 stuks Marlboro uit prod.lijn = 11.220
B-Loods.01.02.014 266 sloffen a 200 stuks Marlboro uit prod.lijn = 53.200
B-Loods.01.02.027 718 sloffen a 200 stuks Marlboro = 143.600
B-Loods.01.02.028 50 sloffen a 200 stuks Marlboro =
10
Totaalaantal = 3.063.495
7.
Zes geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten brieven van [naam 1] ,onderzoeksmedewerker bij Douane Laboratoriumvan 16 en 17 november 2020, pagina 783, 785, 787, 789, 791, 793, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk: 2587916-02
Onderzocht product: Tabak kartons 1, 6, 12 en 21
De aanwezigheid van glycerol duidt erop dat de tabak gecontroleerd is bevochtigd.
Het product bestaat uit tabak en is zonder verdere behandeling rookbaar met behulp van een rookmachine. De tabak kan aangemerkt worden als rooktabak.
Het product voldoet aan artikel 32 van de Wet op de Accijns.
Kenmerk: 2587916-03
Onderzocht product: Tabak 23, 26 en 31.
Kenmerk: 2587916-04
Onderzocht product: Tabak kartons 68, 79, 86, 92, 101, 110
Kenmerk: 2587916-05
Onderzocht product: Tabak kartons 125, 134, 140, 152, 158
Kenmerk: 2587916-06
Onderzocht product: Tabak kartons 176, 188, 200, 206, 218
Kenmerk: 2587916-07
Onderzocht product: Tabak kartons 38, 47, 53 en 71
Nicotine en neophytadieen zijn bestanddelen van tabak. De aanwezigheid van glycerol duidt erop dat de tabak gecontroleerd is bevochtigd. Het product is zonder verdere behandeling niet rookbaar. Na versnijden van het monster, is de tabak rookbaar met behulp van een rookmachine. Op basis van de prejudiciële uitspraak in de zaak C-638/15 (EKO-tabak) kan de tabak aangemerkt worden als rooktabak. Het product voldoet daardoor aan artikel 32 van de Wet op de Accijns.
8.
Het proces-verbaal vanaanhouding verdachte [medeverdachte 1]van 7 oktober 2020, pagina 44, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte is in de gelegenheid gesteld om zijn persoonlijke spullen in de woning te verzamelen. De persoonlijke spullen van verdachte zijn, nadat deze door een opsporingsambtenaar zijn doorzocht, met verdachte overgedragen aan de collega's van de Dienst Vervoer en Ondersteuning van Justitie. Verder beschikte verdachte over een witte IPhone telefoon.
9.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te wetenteruggave inbeslaggenomen voorwerpenmet bijlage formulier Smartphone pagina 671-672, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 9 oktober 2020 heb ik in het arrestantencomplex te Houten aan verdachte [medeverdachte 1] de navolgende voorwerpen teruggeven: Apple iPhone 8
Flightmodus geactiveerd
10.
Het proces-verbaal betreffendeonderzoek sigarettenvan 16 oktober 2020 (AMB-007), pagina 525, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een doorzoeking op het adres [adres] te Aquoy is de merkhouder ervan [bedrijf] Investment (hierna PMI) opgeroepen zodat zij zelf in de loods onderzoek konden doen. Na het onderzoek in de loods heeft PMI sloffen sigaretten meegenomen voor verder onderzoek.
11.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten eenaangifte namens [bedrijf](AG-001-01), pagina 478-480, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De benadeelde is de rechthebbende ten aanzien van, onder meer, de volgende merkregistraties:
• de Europese registratie voor het woordmerk MARLBORO die sinds 7 oktober 1998
ingeschreven is onder registratienummer [nummer 1] ; en
• de Internationale beeldmerkregistratie die sinds 28 september 2009 is ingeschreven
onder registratienummer [nummer 2] .
Benadeelde is er op 7 oktober 2020 van op de hoogte gebracht dat er een illegale
sigarettenproductiefaciliteit in Acquoy is aangetroffen. Op 7 oktober 2020 zijn monsters van de aldaar aangetroffen sigaretten verstrekt aan de [naam 2] , werkzaam als [functie] bij [bedrijf] B.V., die deze monsters heeft onderzocht en vastgesteld heeft dat het om namaak (ook wel counterfeit) producten gaat, dat wil zeggen producten die niet door of met toestemming van benadeelde zijn geproduceerd.
Het feit dat de producten niet door of met toestemming van benadeelde zijn geproduceerd is gebleken uit onder meer de volgende omstandigheden:
1. op de verpakkingen van de monsters ontbraken de productiecodes die wel op authentieke producten van hetzelfde type worden aangebracht;
2. de print methode op de scharnierende sluiting van de verpakkingen van de monsters vertoonde inconsistenties met de print methode die voor authentieke producten van hetzelfde type gebruikt wordt;
3. het tipping papier van de sigaretten vertoonde geen tipping perforaties, terwijl het tipping papier dat gebruikt wordt voor authentieke sigaretten van hetzelfde type wel perforaties heeft in combinatie met het filtersysteem.
Benadeelde heeft aan de betrokkenen bij de illegale productiefaciliteit in Acquoy geen
toestemming gegeven tot het (doen) vervaardigen en/of verhandelen van producten en/of hun
verpakkingen die zijn voorzien van een of meer merken van benadeelde.

Voetnoten

1.HR 2 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3699 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1054.