ECLI:NL:RBOVE:2021:4927

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/08/209938 / FA RK 17-2679
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgangsregeling na jaren van contactverlies tussen vader en dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een langdurige procedure over de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter. De vader heeft al negen jaar geen contact met zijn dochter, en gedurende vier jaar zijn er verschillende pogingen ondernomen om het contact te herstellen, maar zonder succes. De ouders bevinden zich in een impasse, waarbij de emoties hoog oplopen en de weerstand van de dochter tegen contact met de vader is toegenomen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen, met de hoop dat de ouders in de toekomst hun verantwoordelijkheden voor hun dochter zullen nemen. De rechtbank benadrukt dat het einde van de procedure niet betekent dat de druk voor de dochter wegvalt; zij zal zich op latere leeftijd afvragen waarom zij geen beeld van haar vader heeft.

De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een tussenbeschikking van 9 april 2021, al aangegeven dat de ouders hulpverlening nodig hebben om tot een oplossing te komen. Ondanks de bemoeienis van de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator, is er geen vooruitgang geboekt. De rechtbank concludeert dat de ouders niet bereid zijn om samen te werken aan een oplossing, wat essentieel is voor het welzijn van de dochter. De vader heeft aangegeven dat hij contact wil, maar de moeder is van mening dat de dochter eerst ouder moet worden voordat er contact kan plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in een vicieuze cirkel zitten en dat de situatie voor de dochter schadelijk is.

De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, maar haar rol kan herleven indien een van de partijen een rechtsmiddel instelt. De rechtbank hoopt dat de ouders op een later moment tot inkeer komen en dat de dochter de ruimte krijgt om haar vader te leren kennen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/209938 / FA RK 17-2679
beschikking van 20 december 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. R. Charité,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
belanghebbende,
advocaat: mr. L. van Straten.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
mevrouw [A],
in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de hierna te noemen [minderjarige] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft in deze zaak voor het laatst op 9 april 2021 een tussenbeschikking gegeven.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 5 juli 2021 ingekomen journaalbericht van mr. Charité van diezelfde datum;
- een op 15 juli 2021 ingekomen brief van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van diezelfde datum;
- een op 6 september 2021 ingekomen journaalbericht van mr. Van Straten van diezelfde datum met bijlage;
- een op 24 september 2021 ingekomen journaalbericht van mr. Charité van diezelfde datum;
- op 12 november 2021 door mr. Van Straten ingekomen e-mailbericht met bijlage.
1.3.
Op 22 november 2021 heeft de voortgezette mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw [A] , bijzonder curator van [minderjarige] , verder te noemen: de bijzonder curator,
- mevrouw [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de raad.
2.
De feiten
2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 9 april 2021.
2.2.
Bij tussenbeschikking van 9 april 2021 heeft de rechtbank een onder regie van
BOR-Humanitas Twente (verder: BOR) uit te voeren voorlopige regeling vastgesteld en is iedere verdere beslissing met betrekking tot de omgangsregeling aangehouden in afwachting van de uitkomsten van dit traject.

3.De standpunten

3.1.
In zijn brief van 15 juli 2021 bericht de raad – verkort weergegeven – dat mr. Van Straten telefonisch contact met de raad heeft opgenomen en heeft medegedeeld dat het traject BOR niet is geslaagd. Zij heeft de raad verzocht om bij BOR te informeren naar de reden hiervan. De heer [C] van de raad heeft contact gehad met mevrouw [D] van BOR. Zij heeft de raad te kennen gegeven dat moeder kampt met traumatische ervaringen rondom vader. Zij heeft dit nog geen plek gegeven. Vader is eenmaal onverwachts bij moeder aan de deur geweest. Dit leidt tot grote angst en schrik bij moeder. Vader ontkent het verleden zoals moeder dit omschrijft. BOR heeft bij de start van het traject een vrijwilliger gekoppeld aan de situatie. Deze vrijwilliger heeft in eerst instantie het contact gelegd met moeder en [minderjarige] . Het contact met [minderjarige] verliep zeer moeizaam. Na het eerste gesprek heeft de vrijwilliger moeder en [minderjarige] uitgenodigd in de speelkamer van BOR. Op de dag van de afspraak heeft moeder [minderjarige] meegenomen in de auto en is vervolgens naar BOR gereden. Bij aankomst wilde [minderjarige] de auto niet uit. Ook niet na tussenkomst van medewerkers van BOR. Vervolgens is nog geprobeerd om een afspraak te maken op een vertrouwde plek voor [minderjarige] . Zij heeft aangegeven niet meer in gesprek te willen. BOR geeft aan een kind niet te kunnen dwingen. BOR heeft derhalve besloten om het traject te beëindigen. Moeder vindt dat [minderjarige] eerst ouder moet worden om het contact met vader te herstellen. Ze geeft daarbij aan dat ze [minderjarige] dan de ruimte biedt in het contact met vader. Vader geeft aan dat moeder [minderjarige] onvoldoende ruimte biedt in het contact.
3.2.
Op 6 september 2021 is een e-mailbericht met bijlagen van mr. Van Straten ingekomen bij de griffie. Mr. Van Straten geeft hierin een terugkoppeling namens moeder op het BOR-traject. De correspondentie tussen moeder en mevrouw [D] van BOR is bijgevoegd. Moeder is van mening dat alles is geprobeerd om [minderjarige] te motiveren een eerste omgangsmoment met vader te hebben, maar dat is niet gelukt. De weerstand bij [minderjarige] is op dit moment te groot om dit te doorbreken. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de inhoud van het e-mailbericht.
3.3.
In aanvulling op het voorgaande stelt moeder tijdens de mondelinge behandeling van 22 november 2021 dat het door de vader gedane verzoek tot ondertoezichtstelling moet worden afgewezen. [minderjarige] wijst ieder contact met vader af en een jeugdbeschermer zal dat niet kunnen doorbreken. Op dit moment heeft [minderjarige] contact met haar halfzussen. Hopelijk gaat [minderjarige] meer ruimte voor contact met haar vader ervaren op het moment dat de druk van deze procedure weg is en zij ook weer meer kan genieten van het contact met haar halfzussen. Moeder heeft de psycho-educatie gevolgd, zoals die eerder is voorgesteld; vader was daartoe niet bereid. Moeder is van mening dat er eerst over het verleden moet worden gesproken, wil de toekomst een optie kunnen zijn. De moeder zou graag zien dat vader daar hulp bij zoekt.
3.4.
Bij op 24 september 2021 ingekomen F9-formulier heeft mr. Charité namens vader opgemerkt dat vader hevig teleurgesteld is in de uitkomst van dit traject. Vader blijft van mening dat het probleem in deze is dat [minderjarige] geen emotionele toestemming krijgt van de moeder tot omgang met vader. Hij meent dat er door BOR gekeken had kunnen worden naar andere mogelijkheden om omgang tussen hem en [minderjarige] te realiseren. Zo hadden zij bijvoorbeeld spelenderwijs met elkaar in contact kunnen komen. Voor [minderjarige] zou er dan wellicht minder druk op staan.
Vader blijft bij zijn wens dat het in het belang van [minderjarige] is om een band met haar vader op te kunnen bouwen. Vader is dan ook van mening dat er naar andere mogelijkheden gekeken zal moeten worden. Dit maakt dat de vader tijdens de mondelinge behandeling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te spreken. In het vrijwillig kader is het niet gelukt om te komen tot enige vorm van contact, op grond waarvan de vader van mening is dat een en ander in het verplichte kader zal moeten worden gerealiseerd. Aan de moeder zou dan een schriftelijke aanwijzing kunnen worden gegeven. Doordat [minderjarige] niet in de gelegenheid is geweest om haar vader te leren kennen, wordt [minderjarige] bedreigd in haar ontwikkeling. Vader is niet van plan om op te geven. Hij wil dat er contact komt. In de periode tussen de vorige mondelinge behandeling en heden heeft vader twee keer een kaartje gestuurd. Ten aanzien van hulpverlening voor de ouders, heeft de vader aangevoerd dat hij reeds gesprekken bij een psycholoog heeft gevoerd. Wat vader betreft, heeft hij verder geen hulp nodig. Hij is de beschuldigingen aan zijn adres zat. Volgens hem wordt er gehamerd op excuses, maar het gaat volgens de vader om een omgangsregeling en niet om het oplossen van de problemen tussen de ouders. Het zijn de ouders die met elkaar in gesprek moeten om afspraken te maken, maar het is de moeder die hiertoe niet bereid is geweest. Bovendien, weet de vader niet waarvoor hij zijn excuses moet aanbieden. De vader wil wel zelf met moeder en stiefvader in gesprek.
3.5.
De bijzondere curator is van mening de sleutel bij ouders ligt en op een latere termijn bij [minderjarige] om uit deze impasse te raken. [minderjarige] had in eerste instantie hulpverlening vanuit Te Poel maar in dat verband wordt niets met omgang gedaan omdat [minderjarige] dat niet wil. Er is erg veel weerstand bij [minderjarige] . De bijzondere curator denkt dat [minderjarige] erg in de knel zit. De zaak zit muurvast. Van belang is dat diagnostiek en behandeling plaatsvindt bij de ouders. De eerste stap moet worden gezet door de ouders. Ingeval van mogelijke ouderverstoting of vervreemding zijn er specifieke organisaties die hulp kunnen bieden. Hoewel vader ontkent hulpverlening nodig te hebben, is de bijzondere curator van mening dat vader die wel nodig heeft, in ieder geval waar het gaat om het eventueel weer opstarten van het contact. De rechtbank kan misschien een voorzet geven en als deze niet wordt opgevolgd, moeten er misschien toch consequenties aan worden verbonden. Aan beide kanten is er geen enkele beweging gekomen.
3.6.
De raad sluit zich aan bij de bijzondere curator en is van mening dat de sleutel bij ouders ligt. De raad ziet op dit moment geen noodzaak voor het verzoeken van een ondertoezichtstelling. Een ondertoezichtstelling heeft alleen nut als er iets kan worden afgedwongen, maar dat lukt in deze niet als ouders niet met elkaar aan de slag gaan. De ouders moeten met [minderjarige] mee bewegen. Doen zij dat niet, dan gaat er bij [minderjarige] geen ruimte voor omgang ontstaan en dat is funest voor [minderjarige] . Omgang zonder communicatie/overeenstemming tussen ouders, is gedoemd te mislukken. Ouders denken zelf geen hulp nodig te hebben, de raad is ervan overtuigd dat de hulp nodig is om te komen tot een volgende stap. Daarin zijn nog verschillende mogelijkheden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank bepaalt dat de inhoud van de beschikking van 9 april 2021 deel uitmaakt van deze beschikking.
4.2.
De rechtbank staat nu voor een hele lastige beslissing. Het verzoek van de vader
een omgangsregeling vast te stellen is bij de rechtbank op 9 november 2017 binnengekomen. Inmiddels zijn er ruim vier jaren verstreken in deze procedure en, sinds het vertrek van moeder met de toen vier maanden jonge [minderjarige] in april 2012, ruim negen jaren dat de vader [minderjarige] heeft gezien. Gedurende deze procedure is er een raadsonderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . De halfzussen [E] en [F] hebben een verzoek gedaan tot omgang met [minderjarige] en zijn daarvoor eerst met de moeder een mediationtraject aangegaan. Ondertussen heeft de rechtbank bij beschikking van 18 januari 2019 opgemerkt dat de moeder haar hulpverlening dient te continueren om te werken aan het vertrouwen richting vader en is de vader te kennen gegeven hulp te zoeken om zijn emoties te beteugelen opdat hij in de toekomst op een constructieve wijze afspraken kan maken met de moeder. De vader heeft zich vervolgens gewend tot een psycholoog. De raad heeft vervolgens een update onderzoek gedaan om onder regie van de raad te kijken naar mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . Deze bemoeienis van de raad heeft niet geleid tot enig contact tussen de vader en [minderjarige] . De rechtbank is vervolgens bij beschikking van 18 november 2020 overgegaan tot het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige] .
4.3.
In de tussenbeschikking van 9 april 2021 zijn ouders, naar aanleiding van het advies van de bijzondere curator, verwezen naar BOR om zo te komen tot een begeleid contactmoment van vader met [minderjarige] . Van een daadwerkelijk contactmoment is het niet gekomen, en BOR heeft het traject voortijdig beëindigd. Bij [minderjarige] werd er geen enkele mogelijkheid gezien om invulling aan het begeleide contact te geven. Moeder is met haar naar het pand van BOR gegaan, maar er bleek bij [minderjarige] geen enkele ruimte om zelfs maar uit de auto te komen. Ook het inzetten van een hond heeft in dat verband niet mogen baten.
4.4.
Daarnaast is ouders dringend in overweging gegeven om psycho-educatie te gaan volgen, waardoor zij wellicht meer inzicht in de situatie krijgen en meer begrip voor elkaar kunnen opbrengen. Moeder heeft dat gedaan. Vader is van mening die hulpverlening niet nodig te hebben. In dat kader zou er een gesprek tussen ouders moeten plaatsvinden over de voorgeschiedenis. Vader zou dat hebben opgevat als een excuusgesprek. Vader wil geen excuus aanbieden voor iets wat hij niet heeft gedaan, en de moeder meent dat zij geen verdere hulp meer nodig heeft terwijl zij nog zichtbaar last heeft van het verleden. Ook bij BOR is dit geconstateerd. De situatie is aldus dat de ouders in een impasse zijn gebleven waar het belang van [minderjarige] in ieder geval niet mee is gebaat. Beide ouders zijn op zoek naar erkenning voor datgene wat nodig is om verder te kunnen. De ouders zitten echter beiden in een geheel andere wereld. Het feit dat moeder zich ten aanzien van het verleden niet gehoord voelt door vader, is overigens geen omstandigheid waar zij [minderjarige] mee moet belasten. De moeder geeft daarover wel aan dat zij [minderjarige] daar niet mee belast, maar alleen al gelet op de leeftijd en de enorme gevoeligheid van [minderjarige] , kan het niet anders dan dat zij daar toch teveel van meekrijgt.
4.5.
Nu de rechtbank op het punt is aanbeland dat bekeken moet worden wat er nodig is
om het contact tussen de vader en [minderjarige] wél tot stand te brengen en of daarvoor aanvullende maatregelen noodzakelijk worden geacht, is de vraag wát hierin nog kan gegeven de situatie die door de ouders in stand is gehouden. De rechtbank is zich er ter dege van bewust dat alles in het werk moet worden gesteld om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen medewerking te verlenen om een omgangsregeling tot stand te laten komen, als de aangevoerde gronden door die ouder om geen medewerking te verlenen ongenoegzaam worden geacht. [1]
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks alle pogingen die gedaan zijn om beweging
te krijgen in deze langdurige procedure, er geen verandering heeft plaatsgevonden en dat [minderjarige] enkel maar heviger in de weerstand is geraakt. De bemoeienis van de raad, de bijzondere curator, BOR én de sturende rol van de rechtbank hebben niet datgene bereikt wat de bedoeling was: een opening voor [minderjarige] creëren om haar vader te leren kennen. Hoewel in deze stand van de procedure nog telkens mogelijkheden worden gezien door de bijzondere curator en de raad, is het de rechtbank gebleken dat de ouders nog altijd hetzelfde standpunt innemen, namelijk dat de andere ouder eerst een stap moet zetten dan wel hulp moet inschakelen. Zelfs de hulp die de ouders op individueel niveau hebben gehad, heeft er niet toe geleid dat zij naar hun eigen aandeel in deze strijd kunnen of willen kijken. De ouders zien dit wellicht anders, maar de rechtbank heeft ook tijdens de mondelinge behandeling van 22 november jl. gezien hoeveel emoties deze situatie bij beide ouders nog altijd oproept. Hoe dit voor [minderjarige] moet zijn, laat zich raden.
4.7.
Wil er ook maar een kleine stap voorwaarts gemaakt kunnen worden in het realiseren
van een eventueel contact tussen vader en [minderjarige] , dan is het noodzakelijk dat ouders samen gaan bewegen door met elkaar in gesprek te gaan en pas daarna dient [minderjarige] haar ouders daarin te volgen. Van die bereidheid bij ouders is tijdens de gehele procedure, die nu al vier jaren duurt, op geen enkele manier gebleken. Iedere ouder houdt vast aan zijn/haar eigen voorwaarden om tot een dergelijk gesprek te kunnen komen. Het is voor [minderjarige] te hopen dat de ouders toch op enig moment tot inkeer kunnen komen, en dat zij zich niet op latere leeftijd hoeft af te vragen wat maakt dat ze geen enkel beeld bij haar vader heeft. De rechtbank is van oordeel dat alle gepaste maatregelen om het tij te doen keren zijn ingezet en helaas geen enkel resultaat hebben opgeleverd. Bij afzonderlijke beschikking van heden heeft de kinderrechter het door vader gedane verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] afgewezen. Al met al betekent dit dat de rechtbank geen andere mogelijkheid meer ziet en aldus het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling moet afwijzen.
4.8.
De rechtbank realiseert zich dat deze beslissing voor vader een harde beslissing is en
waarschijnlijk ook moeilijk te verkroppen is. Deze beslissing betekent echter niet dat de rechtbank vindt dat er geen contact tussen [minderjarige] en de vader moet zijn. De vader kent het hele verloop van deze procedure en kan, los van deze procedure, alsnog besluiten om met behulp van hulpverlening het gesprek met moeder aan te gaan. Voor de moeder is daarin ook een rol weggelegd en zij kan voor [minderjarige] een dergelijk gesprek niet uit de weg blijven gaan. Er kan niet worden volstaan met de visie die de moeder heeft op de vader. [minderjarige] heeft geen eigen beeld van de vader, en dat zal de moeder zich ook moeten realiseren. De rechtbank kan zich vinden in het advies van de raad en de bijzondere curator dat de ouders hulpverlening nodig hebben. Hoe langer het duurt voordat de ouders dat onderkennen, des te kwalijker dat is voor [minderjarige] . Door het beëindigen van deze procedure kan het zo zijn dat de moeder denkt dat er dan geen druk meer is. Dat is misschien het geval naar de moeder toe, maar bij [minderjarige] zal die druk bij het ouder worden alleen maar toenemen. Zeker nu [minderjarige] wel contact heeft met haar twee halfzussen met wie zij dezelfde achternaam deelt. De rechtbank hoopt voor [minderjarige] dat zij door dat contact meer en meer de ruimte voelt nieuwsgierig te mogen zijn naar haar vader en het contact met vader aan te willen gaan. De rechtbank geeft de vader daarnaast in overweging om [minderjarige] toch kaarten te blijven sturen en daarbij vol te houden, zodat [minderjarige] wellicht een positief gevoel kan krijgen dat haar eigen vader haar wil leren kennen en daarbij niet afhankelijk is van het tempo van het verwerkingsproces van moeder.
Proceskosten
4.9.
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die
relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.
Het einde van de werkzaamheden van de bijzondere curator
4.10.
De procedure eindigt door deze beschikking en de bijzondere curator heeft de
opdracht van de rechtbank volbracht. Deze werkzaamheden van de bijzondere curator zijn daarmee dan ook geëindigd, zodat zij zal worden ontslagen van die taak met dank voor haar inspanning. Mocht één van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal daarom beslissen als hierna vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst af het verzoek van de vader;
5.2.
ontslaat mw. [A] uit haar verplichtingen als bijzonder
curator, tenzij een rechtsmiddel wordt ingesteld;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Pieters, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021 in tegenwoordigheid van J.H.A.L. Koelen-Goosink, griffier.

Voetnoten

1.HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91