In deze zaak vorderde E.O.C. Schepenverzekering U.A. (EOC) schadevergoeding van Stichting Jachthaven Exploitatie ZC'37 (ZC'37) na schade aan het zeiljacht 'Lemmikki' tijdens het afmasten. De schade ontstond toen de mast van het jacht, dat verzekerd was bij EOC, op het schip viel. EOC stelde dat ZC'37 aansprakelijk was op grond van artikel 6:77 BW, omdat de jachthaven tekortgeschoten zou zijn in haar zorgplicht door het gebruik van een ongeschikte hijskraan. ZC'37 voerde verweer en stelde dat de schade niet aan haar kon worden toegerekend, onder andere vanwege exoneratieclausules in de huurvoorwaarden en het havenreglement. De kantonrechter oordeelde dat de schade aan de Lemmikki was ontstaan door een tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst door ZC'37, omdat de kraan niet goed functioneerde. De rechter wees de vordering van EOC toe, inclusief schadevergoeding, expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten, en verwierp het beroep van ZC'37 op de exoneratieclausules. De rechter concludeerde dat de tekortkoming van ZC'37 aan haar kon worden toegerekend, en dat de exoneraties niet in de weg stonden aan de toewijzing van de vordering.