Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten
3.De ontvankelijkheid
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de veroordeelde bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-celmateriaal in de DNA-databank. De raadkamer van de Rechtbank Overijssel heeft op 24 december 2021 uitspraak gedaan in deze kwestie. De veroordeelde, die in 2018 was veroordeeld voor medeplegen van niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen, stelde dat het afnemen van haar DNA-celmateriaal niet gerechtvaardigd was, gezien de aard van de misdrijven en haar persoonlijke omstandigheden. De raadsvrouw van de veroordeelde voerde aan dat DNA-onderzoek in deze gevallen geen rol speelt en dat de veroordeelde niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het afnemen van DNA-celmateriaal verplicht was op basis van de wet, en dat het noodzakelijk was voor de opsporing van strafbare feiten. De raadkamer heeft de procedure en de relevante wetgeving in overweging genomen en vastgesteld dat het bezwaar van de veroordeelde ongegrond was. De raadkamer concludeerde dat de uitzonderingsgronden voor het niet afnemen van DNA-celmateriaal niet van toepassing waren, en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond. De beschikking werd openbaar uitgesproken op de zitting van 24 december 2021.