Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten
3.De ontvankelijkheid
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, is het bezwaarschrift van de veroordeelde tegen de afname en verwerking van haar DNA-celmateriaal in de DNA-databank behandeld. De veroordeelde, geboren in 1966, heeft bezwaar gemaakt tegen de verplichting om DNA af te staan, na een veroordeling voor medeplegen van niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De raadkamer heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de schriftelijke conclusie van de officier van justitie, mr. C.L. van Kooten, en heeft het bezwaar behandeld op een niet-openbare zitting op 17 december 2021.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat het DNA-celmateriaal vernietigd moet worden, omdat het niet gerechtvaardigd is dat de veroordeelde DNA heeft moeten afstaan voor delicten waarbij DNA-onderzoek geen rol speelt. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het bezwaar ongegrond is, omdat de wet verplicht tot DNA-afname bij veroordeelden van bepaalde misdrijven. De raadkamer heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig en gemotiveerd is ingediend en dat het ontvankelijk is.
Na beoordeling van de standpunten van beide partijen heeft de raadkamer geconcludeerd dat de uitzonderingsgronden voor het niet afnemen van DNA niet van toepassing zijn. De raadkamer heeft geoordeeld dat de aard van de misdrijven en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd niet rechtvaardigen dat de veroordeelde wordt vrijgesteld van DNA-afname. De raadkamer heeft het bezwaar van de veroordeelde ongegrond verklaard en de beschikking is openbaar uitgesproken op 24 december 2021.