ECLI:NL:RBOVE:2021:4777

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
08/963574-16 en 08/963530-18 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van leden van de motorclub Satudarah voor deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel vier leden van de verboden motorclub Satudarah veroordeeld tot gevangenisstraffen voor hun deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de mannen, die leidinggevende functies binnen de club bekleedden, verantwoordelijk waren voor een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie. De hoogste gevangenisstraf van vijf jaar werd opgelegd aan de 56-jarige leider en medeoprichter van de club, terwijl twee andere leden vier jaar gevangenisstraf kregen en een vierde lid 42 maanden. De rechtbank stelde vast dat de organisatie betrokken was bij ernstige misdrijven zoals afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen, verboden wapenbezit en drugshandel. De rechtszaak tegen een vijfde verdachte in deze zaak volgt naar verwachting in het voorjaar van 2022. De rechtbank benadrukte de impact van de criminele activiteiten op de samenleving en de angst die deze veroorzaakten bij slachtoffers. De verdachten werden ook beschuldigd van gewoontewitwassen, waarbij aanzienlijke bedragen uit criminele activiteiten werden verworven en gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/963574-16 en 08/963530-18 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 21 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 september 2021, 30 september 2021, 5 oktober 2021, 7 oktober 2021, 12 oktober 2021, 1 november 2021, 2 november 2021, 4 november 2021, 22 november 2021, 23 november 2021 en 21 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. H.J. Timmer en mr. C.A.M. van den Brand en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. N.C.J. Meijering, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Parketnummer 08/963574-16
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 30 maart 2018, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met heden in de gemeente(n) Tilburg en/of Enschede en/of Maastricht en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland, als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie ( Satudarah
Motor Club ), bestaande uit hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en/of
- afpersing, en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of
- (zware) mishandeling, en/of
- witwassen, en/of
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en/of
- handelen in strijd met de Opiumwet;
Parketnummer 08/963530-18
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met heden, te Zaandam en/of Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
a) (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 103.123 euro,althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 103.123 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
In 2016 startte het onderzoek 26Largo naar aanleiding van de verdenking dat verdachte als leider, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 maart 2018, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, genaamd Satudarah Motor Club (hierna Satudarah ), een organisatie die het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven zoals (gekwalificeerde) diefstal, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en het overtreden van de drugs- en wapenwetgeving.
Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven dan wel impliciet worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/963574-16
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal de rechtbank de volgende onderdelen van de tenlastelegging bespreken:
I. Organisatie, II. Oogmerk van de organisatie, III. Deelneming, IV. Leiderschap en V. Periode. Ten slotte zal onder VI. de conclusie worden getrokken.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en medeverdachten zal, in verband met de leesbaarheid van het vonnis, verdachte verder worden aangeduid als verdachte of verdachte [verdachte] en de medeverdachten respectievelijk als verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] .
I. Organisatie
Onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Uit de aangetroffen documenten, te weten ‘Statuten Satudarah MC’ [2] , ‘De Rode Draad’ [3] , ‘Uniform Kennis Docu’ [4] , ‘Handboek Satudarah MC’ [5] en ‘Het Chapter regelement en bijlagen Satudarah ’ [6] kan naar het oordeel van de rechtbank het volgende worden afgeleid.
Oorspronkelijk vormden de oprichters, de Malessy’s, het centrale bestuur. Vanaf 2008 groeide Satudarah sterk door de oprichting van verschillende chapters, zijnde lokale afdelingen, in binnen- en buitenland, waardoor de functies van Kapikane en Nomad in het leven werden geroepen om de Malessy’s te ondersteunen. Vanaf 2009 werd de term Nationals gebruikt voor de verschillende bestuursrollen van Malessy’s, Kapikanes en Nomads. Sommige Malessy’s en Kapikanes vervulden een specifieke bestuursfunctie zoals die van ‘President Sergeant at Arms’ (veiligheid), ‘Treasurer’ (financiën) of ‘Roadcaptain’ (veiligheid op de weg).
De chapters, waarvan de Nationals geen onderdeel uitmaakten, waren in principe gelijk aan elkaar en het onderscheid ertussen was primair gelegen in de locatie waar zij waren gevestigd. De chapters bestonden uit een bestuur, met aan het hoofd een President, een Vice-president, een Sergeant at Arms, een Treasurer, Secretary en een Road Captain.
Het chapterbestuur, het decentrale bestuur, stond in hiërarchie onder de Nationals, het centrale bestuursorgaan.
In de National-presidenten-meeting, bestaande uit Nationals en de presidenten van de verschillende chapters vond besluitvorming plaats over clubbrede onderwerpen.
Verder bestond een chapter uit leden van wie de bevoegdheden toenamen met de duur van het lidmaatschap: de full-members en aspirant-leden (Prospects, Hangarounds 2, Hangarounds 1 en Wannabe’s). De leden hadden verschillende verplichtingen zoals het betalen van contributie, de aanwezigheid bij bepaalde activiteiten/vergaderingen en de plicht tot het afleggen van de eed waarmee zij onder meer trouw en geheimhouding beloofden.
Leden, ook aspirant-leden, konden in bepaalde gevallen gedegradeerd worden in rang. Die degradatie werd ‘(terug)snijden’ genoemd.
Vanaf het full-membership droegen leden een lederen hesje, de zogenaamde ‘colours’, met daarop applicaties waardoor zichtbaar was dat zij lid waren van Satudarah en welke functie zijn bekleedden.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
II. Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet weliswaar gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Bij het beantwoorden van de vraag of de organisatie het oogmerk had op het plegen van misdrijven komt naar het oordeel van de rechtbank betekenis toe aan de volgende feiten en omstandigheden.
A. Criminogene factoren
1% Outlaw Motor Gang
Bij haar oprichting heeft Satudarah zich naar het oordeel van de rechtbank geplaatst binnen de gewelddadige cultuur van zogenoemde 1%-MC's, ook wel Outlaw Motor Gangs genoemd (OMG's). Dit zijn groeperingen die zich buiten de maatschappelijke orde plaatsen en deze ook trotseren; zij eisen een eigen geweldmonopolie voor zich op en ontlenen hun bestaansrecht aan deze zelfgekozen positie van wetteloze outlaws. Het zijn zeer gesloten organisaties met een militair karakter: sterke hiërarchische verhoudingen tussen de 'broeders' die zich conformeren aan regels die zijn geworteld in begrippen als loyaliteit, broederschap, respect en eer. Bovendien heerst er een traditie van intimidatie en geweld die intern is ingemetseld in een strikte zwijgplicht. Door het gewelddadige karakter en een gecultiveerd gevoel van onaantastbaarheid wordt maatschappelijke angst aangewakkerd. Dat geweld keert zich ook naar binnen, waardoor het moeilijk is om uit de groep te treden.
In het aangetroffen Uniform Kennis Docu is hierover opgenomen:
‘ Satudarah Maluku MC is een 1%-MC opgericht in 1990 (…)’ [7] . Ook wordt in dit beleidsdocument uitleg gegeven over het 1% teken:
'Daarmee wordt aangegeven, dat je je onderscheidt van andere,
'in het gareel lopende motorrijders’, (…) ‘en behoort tot een ‘hardcore MC’ [8] . Leden van Satudarah , waaronder verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [9] , droegen in sommige gevallen ook een patch met de tekst '1%' als ereteken op hun 'colours'. Daarmee draagt Satudarah uit dat zij moet worden geplaatst binnen de traditie van de OMG's.
Het beeld van Satudarah als 1%-MC wordt versterkt door de interne organisatiestructuur, de sterke hiërarchische verhoudingen tussen de leden, maar ook door het bestaan van verschillende regels, sancties en gewoonten binnen de club.
Broederschap vormde blijkens de verschillende beleidsdocumenten een belangrijke waarde binnen Satudarah . Voor het geval leden niet uit zichzelf loyaal waren aan de club, bestond er een stelsel van regels en sancties om deze loyaliteit af te dwingen. Aan leden die de eed af wilden leggen werd voorgehouden dat deze eed nooit meer verbroken kon worden. [10] Leden die toch wilden breken met Satudarah liepen het risico met een bad standing uit de club gezet te worden. Het verplichtende karakter van loyaliteit komt onder meer tot uiting in de statuten van Satudarah :
‘Alle leden van Satudarah MC dienen te geloven in de doelstellingen, die Satudarah MC nastreeft (…) Ieder lid behoort een meerdere te gehoorzamen indien de opdracht te maken heeft met Satudarah MC belangen c.q. activiteiten (…)’ [11] Het eisen van loyaliteit van leden komt verder tot uiting in een aanwezigheidsplicht bij clubactiviteiten, zoals het bijwonen van vergaderingen en deelnemen aan ritten. [12]
Afscherming
Satudarah heeft voorts een gesloten clubcultuur die op verschillende manieren wordt afgeschermd voor buitenstaanders. In de statuten, die alleen mochten worden ingezien door volwaardige leden op straffe van een boete en in het bezit waren van een Malessy, is opgenomen dat rekening moet worden gehouden met geheimhouding van bepaalde zaken binnen de organisatie en dat informatie niet mag worden doorgespeeld aan derden. [13] Om te voorkomen dat leden werden binnengehaald die niet te vertrouwen waren, werden nieuwe leden eerst gescreend. [14]
Verder gold binnen Satudarah de regel te zwijgen tegenover politie en justitie. In het Chapter Regelement is hierover opgenomen:
‘Wanneer een broeder onverhoopt in aanraking komt met de autoriteiten, kan dat nooit anders zijn dan op persoonlijke titel – in elk geval dient desbetreffende broeder te zwijgen totdat de chapter een advocaat heeft geregeld die in goede justitie de onderhavige belangen dan zal behartigen.’ [15] De omstandigheid dat verdachte [medeverdachte 3] en verdachte zich bij de politie en ter terechtzitting niet op hun zwijgrecht dan wel verschoningsrecht hebben beroepen, doet hieraan niet af.
Er werd tevens gebruik gemaakt van afgeschermde communicatie via PGP. [16] Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat criminele organisaties gebruik maken van een PGP-telefoon teneinde afluisteren door de justitiële autoriteiten tegen te gaan.
Ook waren er regels over het gebruik van Whatsapp, telefoon, email en de Member Area. [17] Zo moest de geschiedenis van de groep-app één keer per week worden verwijderd. De groep-app moest elke maand worden vernieuwd. Nadat dit gebeurd was, moest iedereen de oude groep-app van zijn telefoon verwijderen. Clubaangelegenheden moesten over de telefoon met grote voorzichtigheid worden besproken. Verzonden e-mails moesten altijd meteen worden verwijderd (‘clean mailbox policy’). Bepaalde informatie kon alleen worden gecommuniceerd via de MemberArea, een afgeschermd deel van de website van Satudarah waar alleen volwaardige leden toegang tot hadden.
Door het afschermen van informatie over de organisatie en haar leden werd de cultuur van de club beschermd, werd de onderlinge verbondenheid vergroot en werd het justitie moeilijk gemaakt strafrechtelijk onderzoek te doen.
Jailfund
Passend bij het beeld van Satudarah als 1%-MC is het bestaan van een jailfund, een fonds ter ondersteuning van leden, en hun gezin, die gedetineerd zijn. Dat Satudarah een dergelijk fonds heeft, volgt onder meer uit een verslag van de Treasurer meeting van 5 juni 2013:
‘We hebben het gehad over jailhouse. Ze willen het geld wat ze deze keer bij elkaar hebben gekregen verdelen onder de jongens die nu vastzitten. Ze willen het verder niet meer doen en dat de jongens die vast komen te zitten uit eigen kas worden betaald als we dat willen. De nationals die vast komen te zitten moeten uit de hoofdkas betaald worden. Mocht je vast komen te zitten voor de club dan wordt het wel vergoed uit het noodfonds. [18]
Satudarah betaalde in sommige gevallen ook juridische bijstand van advocaten voor leden. Dat dit stelselmatig plaatsvond volgt uit notulen van een vergadering van Nationals en Presidenten op 30 november 2012:
‘Feedback op financiën, Kapikane [medeverdachte 3] legt uit dat er veel kosten zijn geweest om advocaten te betalen. Het 20 jarig feest heeft geld gekost, er zijn meerdere kosten geweest. Al met al is de hoofdkas een heel stuk geslonken (…)’ [19]
Door het financieel ondersteunen van gedetineerde leden en hun gezin en het betalen van advocaten door de club ten behoeve van leden, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het plegen van strafbare feiten door Satudarah leden door de club wordt gefaciliteerd.
Angst voor represailles
De gewelddadige cultuur binnen Satudarah komt verder tot uitdrukking in het feit dat mensen niet of nauwelijks een verklaring durven af te leggen ten nadele van Satudarah uit vrees voor represailles. Zo wil [naam 1] , slachtoffer van een bad standing, zijn laatste verklaring bij de politie niet lezen of ondertekenen omdat hij belastende dingen had verklaard over leden van Satudarah en hij om die reden vreesde voor zijn leven. [20] [naam 1] verklaart hierover :
‘Ik geloofde in de club en het sprookje daarachter. Dat je je mond moet houden enz.. Ik bedoel daarmee dat je geen gevoelige zaken over de club naar buiten brengt. Dat is wat je de club hebt beloofd tijdens de eedaflegging en rituelen als je een andere rang krijgt. Dat je geen dingen zegt die de club kunnen schaden. Dit is tegenover iedereen buiten de club.’
Ook [naam 2] werd met een bad standing de club uitgezet en durfde daarvan geen aangifte te doen, hij verklaart hierover:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn.’ [21] Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] : ‘
Ik ben geloof ik een keer gebeld maar ik wilde niet met ze(politie, OvJ)
praten want daar schiet je niets mee op. Het is een grote machtige club voor je het weet heb je een handgranaat in je tuin.’en ‘
Ik zeg u, ik zit hier niet graag om een verklaring af te leggen. Ik ben nog steeds bang.’
en ‘
Dit wordt allemaal op papier gezet. Ik zit hier niet op te wachten. Straks komen ze vanavond weer bij mij langs terwijl jullie vanavond gewoon naar huis gaan. [22]
Uitvaartverzekering
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de verplichte uitvaarverzekering die ieder lid van Satudarah blijkens ‘De Rode Draad’ diende te hebben, past bij de gewelddadige cultuur van Satudarah . [23] Kennelijk werd de kans op overlijden groter dan gemiddeld geacht. Niet valt in de te zien waarom leden van een motorclub anders een dergelijke verzekering dienen te hebben.
B. Gepleegde strafbare feiten
In de onderhavige zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging het oog op vier specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten, witwassen en het plegen van overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van dit onderdeel van de tenlastelegging daarom beperken tot deze categorieën van misdrijven.
Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing
Zoals hiervoor overwogen bestaat er binnen Satudarah een stelsel van regels en sancties om loyaliteit jegens te club af te dwingen en er is tevens sprake van een gewelddadige cultuur. Leden die de regels overtreden of toch willen breken met Satudarah liepen het risico een bad standing te krijgen. Deze sanctie is erop gericht om een lid op een oneervolle manier uit Satudarah te zetten. Het was bijna onmogelijk om Satudarah probleemloos te verlaten. Zo heeft Vice-Malessy [naam 3] verklaard
‘niemand heeft het recht om te zeggen ik stop ermee’ [24] . President [naam 4] verklaarde in dit verband: ‘
als je binnenkomt, dan is dat voor het leven’ [25] En:
‘je moet wel een hele goede reden hebben natuurlijk’,aldus president [naam 5] .
In zijn algemeenheid waren de redenen voor een bad standing dat je als lid de club in gevaar had gebracht, van de club had gestolen, had gelogen of de normen en waarden van Satudarah had geschonden. In het kader van een bad standing moest een lid dan een geldboete betalen en/of was hij verplicht zijn motor en/of een ander voertuig af te staan aan de club. Tevens was een lid bij bad standing verplicht om al zijn ‘clubtattoos’ te laten verwijderen of weg te werken. De besluitvorming in individuele gevallen over het al dan niet opleggen van een bad standing kon plaatsvinden in een interne rechtbank, bestaande uit onder meer Nationals. [26]
In het ‘Handboek Satudarah Maluku’ is deze sanctie van een bad standing ook opgenomen. Hierin staat vermeld dat bij een bad standing een boete van € 5.500,00 betaald moet worden aan het chapter, waarvan € 5.000,00 was bestemd voor de hoofdkas en € 500,00 voor het chapter. De hoogte van het boetebedrag bij een bad standing was vastgesteld in de meeting van Nationals en Presidenten. [27]
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven. De rechtbank zal dat in het hiernavolgende uiteenzetten.
Zo volgt uit het dossier dat [naam 6] op 1 september 2017 met een bad standing uit Satudarah is gezet. [28] Hem werd verweten dat hij diverse malen niet conform de regels van de club had gecommuniceerd en dat hij zich negatief had uitgelaten over de Sergeant at Arms van zijn chapter. [29] Uit de op 1 september 2017 opgenomen vertrouwelijke communicatie volgt dat bij de bad standing van [naam 6] geweld is gebruikt en dat hij € 5.500,00 moest betalen. Verder volgt uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie dat georganiseerd werd dat het geld van [naam 6] , de papieren van diens motor en zijn motor zouden worden opgehaald. Bij deze bad standing werd een strategie gebruikt, die erop neerkwam dat bij [naam 6] de indruk moest worden gewekt dat hij er van af zou zijn als hij zijn motor zou afstaan en € 5.500,00 zou betalen aan de club en dat hij aan niemand mocht vertellen wat hem in het kader van zijn bad standing was afgenomen en aangedaan. [30]
Bevestiging van deze gang van zaken rondom de bad standing van [naam 6] kan worden gevonden in de verklaring van [naam 6] zelf. Op 15 september 2017 verklaarde hij dat hij twee weken daarvoor een bad standing had gekregen en dat hij in elkaar was geslagen. In het ziekenhuis was vastgesteld dat hij enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang had. Geld, zijn motor, een Ducati ter waarde van € 14.000,00, en de bijbehorende kentekenpapieren, waren door Satudarah afgenomen. Hij wenste geen aangifte te doen tegen Satudarah , omdat hij anders alleen maar meer problemen van de club verwachtte. [31]
Uit onderzoek bleek voorts dat er op 5 september 2017 een bedrag van in totaal € 5.000,00 was opgenomen van de bankrekening van [naam 6] en/of zijn echtgenote. [32]
Blijkens de verklaring van [naam 7] op 19 september 2017 stond de motor van [naam 6] bij hem voor onderhoud en verbouwing en dat hij op 31 augustus of 1 september 2017 was gebeld door een onbekend iemand met de mededeling dat hij de motor van [naam 6] kwam ophalen. [naam 6] moest volgens hem de motor zelf ophalen of daar toestemming voor geven. Op 2 september 2017 kwam [naam 6] met een bont en blauw gezicht bij hem om de factuur te betalen en vertelde hij hem dat iemand zijn motor zou ophalen. Op 6 september 2017 kwamen drie onbekende mannen de motor van [naam 6] ophalen. De motor was € 14.000,00 waard. [33]
In een telefoongesprek tussen [naam 6] en zijn echtgenote op 7 september 2017 zegt hij bang te zijn dat de 'hogere' erachter zouden komen wat er gebeurd was, dat ze het er niet mee eens zijn en 'verhaal komen doen'. [naam 6] noemde daarbij de namen [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ) en Angelo (de rechtbank begrijpt verdachte [verdachte] ). [34]
Uit het dossier volgt ook dat jegens [naam 8] in de nacht van 6 op 7 maart 2017, tijdens een clubavond van Satudarah in [café] in Weert, in het kader van een bad standing zodanig geweld is gebruikt dat artsen voor zijn leven hebben gevreesd. [naam 9] , de dochter van [naam 8] , verklaarde hierover dat haar vader zijn ribben had gebroken, een gescheurde milt had, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken en dat er op zijn voorhoofd vier of vijf strepen zaten waardoor het leek of er met een schoen tegen zijn voorhoofd was getrapt. Zijn telefoon, horloge, pasjes en rijbewijs waren gestolen. [naam 8] ontkende bij de politie weliswaar dat zijn mishandeling te maken had met Satudarah maar uit onderzoek bleek dat zijn telefoon de telefoonmast aan [adres 2] te Weert had aangestraald op maandag 6 maart 2017 om 22:56 uur en op 7 maart 2017 om 00:56 uur, welke mast zich hemelsbreed op circa 375 meter van [café] bevindt, en dat hij in de nacht van 6 op 7 maart 2017 met een voertuig op naam van een clublid ( [naam 10] ) zwaar gewond was afgezet vlakbij het ziekenhuis in Geldrop. [35] Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verwondingen van [naam 8] verband hielden met zijn bad standing, uitgevoerd in de nacht van 6 op 7 maart 2017 tijdens een clubavond van Satudarah .
Uit het dossier blijkt ook dat [naam 2] op 20 mei 2016 met een bad standing uit Satudarah is gezet. [naam 2] was tot mei 2016 President van het chapter Arnhem/Riverside. Op een gegeven moment moest [naam 2] zich melden bij het clubhuis in Apeldoorn met zijn motor. In Apeldoorn werd hem door drie Nomads gezegd dat hij zijn Satudarah hesje uit moest doen en werd hij mishandeld door zes tot acht mannen. Daarna werd hij met een auto op ongeveer 100 meter van het ziekenhuis Rijnstate in Arnhem afgezet waar hij moest worden behandeld aan zijn verwondingen, bestaande uit: twee gebroken armen, gebroken ribben, een gebroken oogkas en een scheve neus. [naam 2] wilde geen aangifte doen van zijn mishandeling of van de diefstal van zijn motor, uit angst voor zijn eigen veiligheid, die van zijn gezin en zijn zaakmedewerkers. [naam 2] was bang dat in opdracht van de Malessy's bijvoorbeeld een handgranaat in zijn woning zou worden gegooid. Op 23 mei 2016 liet [naam 2] een wijkagent weten geen aangifte van mishandeling te willen doen en verklaarde:
‘Jullie van de politie hebben geen idee hoe gek en gevaarlijk deze gasten zijn. lk heb ze inmiddels ook al hier thuis gehad en moet aan mijn vrouw en kinderen denken. lk heb mijn motor en Porsche in moeten leveren en hoop dat het daarmee klaar is’. [36]
Op 4 juni 2016 en 15 juni 2016 werd [medeverdachte 2] als bestuurder gezien in de Porsche [naam 11] . Op 29 juni 2016 werd de auto van [naam 2] uit Nederland uitgevoerd. [37]
Bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] ten slotte dat hij met bad standing uit de club was gezet toen hij op een gegeven moment geen lid meer wilde zijn. Zijn motor en auto werden afgepakt, hij moest € 50.000,00 betalen en hij kreeg klappen. Hij verklaarde voorts dat Satudarah een grote machtige club is, dat de Nomads en Malessy’s de club aansturen en dat Presidenten niet veel te zeggen hebben. [38]
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van (extreem) gewelddadig gedrag uitgeoefend door leden van Satudarah . Daarbij kregen de slachtoffers van de bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor onder bedreiging inleveren. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het oogmerk van Satudarah mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling.
Witwassen
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting [39] blijkt dat van de boete van
€ 5.500,00 voor een bad standing, € 5.000,00 de hoofdkas invloeide. De wijze van verkrijgen van de bad standing gelden – namelijk door diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling- maakt de afdracht aan de hoofdkas crimineel. De inkomsten uit bad standing hebben dan ook een criminele herkomst. Het geld van de hoofdkas werd blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting gebruikt om onder andere reiskosten voor de Nationals te betalen. Daarnaast volgt uit de administratie van de hoofdkas dat met het geld ook PGP-toestellen werden aangeschaft, een stash werd bekostigd en kosten voor juridisch advies werden betaald. [40] Het geld met een criminele herkomst is beoogd om omgezet te worden in goederen of diensten. Hiermee is het oogmerk van Satudarah ook gericht op witwassen van de ontvangen bad standing gelden.
Opiumwet
Uit in het dossier bevindende Ennetcom data volgt dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 via zijn PGP gesprekken voerde over ‘Ke’ en ‘M’. [41] De rechtbank is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] hiermee Ketamine en MDMA bedoelde. Voorts blijkt uit de PGP gesprekken dat verdachte [medeverdachte 4] de beschikking had over een stash, een geheime opslagplaats voor waardevolle spullen en/of geld [42] en dat er zich op 16 april 2016 800 gram MDMA in die stash bevond. [43]
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de Ennetcom data niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat dat een inbreuk maakt op het recht op vertrouwelijke communicatie en de onschuldpresumptie van de gebruikers van Ennetcom, doordat het Openbaar Ministerie bij de verkrijging van de Ennetcom data artikel 125la Sv niet in acht heeft genomen. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, als het niet de verdachte is die door de niet-naleving van een voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan het verzuim (de zogenoemde Schutznorm). De Hoge Raad heeft weliswaar geoordeeld dat ook buiten de gevallen van artikel 359a Sv (dus buiten het voorbereidend onderzoek en/of buiten het onderzoek tegen deze verdachte) onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim, maar in dat geval moet het betreffende vormverzuim van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval geen sprake; de schending van de privacy rechten van derden heeft geen invloed gehad op het opsporingsonderzoek tegen en de vervolging van de verdachten.
Nu de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is gebleken van een concreet nadeel voor de verdachten, volstaat zij met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim
.De Ennetcom data zijn derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Voorts is gebleken dat in februari en maart 2016, een periode die is gelegen vlak voordat de hierboven genoemde PGP gesprekken van verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 plaatsvonden in de administratie van de hoofdkas van Satudarah € 250,00 [44] en € 200,00 [45] is opgenomen voor de huur van een stash. Op grond hiervan acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte [medeverdachte 4] in april 2016 middels PGP heeft gesproken over een door Satudarah gehuurde stash, dat deze stash werd gebruikt voor de opslag van MDMA en dat zich in deze stash 800 gram MDMA bevond. Nu de kosten van de stash werden betaald uit de clubkas van Satudarah , is de rechtbank van oordeel dat verdachte [medeverdachte 4] zich uit hoofde van Satudarah bezig hield met de handel in drugs en dat het oogmerk van Satudarah derhalve gericht is op overtreding van de Opiumwet.
Wapens en munitie
Ten aanzien van het oogmerk van Satudarah op het overtreden van de Wet wapens en munitie overweegt de rechtbank het volgende. Bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 januari 2016 werd verdachte [medeverdachte 1] veroordeeld voor de uitvoer van vuurwapens en het voorhanden hebben van een pistool met munitie. In het vonnis is overwogen dat verdachte [medeverdachte 1] binnen Satudarah een leidende en sturende rol heeft en vanuit die positie automatische vuurwapens en munitie naar Duitsland heeft doen uitgaan. [46]
Daarnaast werd [naam 12] , lid van chapter South Clan, op 18 februari 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van diverse wapens, waaronder een handgranaat. [47] In een OVC-gesprek geeft [naam 4] , president van chapter Southclan, aan dat de strafzaak van [naam 12] een clubaangelegenheid is en dat de advocaatkosten door de club moeten worden betaald. [48]
Voorts is uit OVC-gesprekken en camerabeelden, opgenomen in het clubhuis van het chapter Geleen, af te leiden dat [naam 13] , president van de chapter Geleen, op 18 november 2017 een vuurwapen gelijkend op een Kalasjnikov in handen heeft gehad. [49] De rechtbank Limburg heeft bij vonnis d.d. 22 februari 2019 (onderzoek Fuut) overwogen dat dit heeft plaatsgevonden in clubverband. [50]
Gelet op deze veroordelingen in combinatie met de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van Satudarah ook gericht is op overtreding van de Wet wapens en munitie.
C. Conclusie
Gelet op het feit dat Satudarah alle kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’, met soortgelijke rangen en standen en gebruiken zoals broederschap, zwijgplicht, bad standing en de jailhouseprocedure, alsmede de concreet gepleegde strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld of dreiging met geweld, afpersing, bedreiging, (zware) mishandeling, witwassen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van Satudarah , zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere - legale - doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
III. Deelneming
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.
A. Behoren tot de organisatie
Verdachte [medeverdachte 3] (Malessy Mima) was in 1990 één van de oprichters van Satudarah . Hij was tussen 1997 en 2010 geen lid omdat hij in bad standing Satudarah moesten verlaten. In maart 2010 werd verdachte [medeverdachte 3] in ere hersteld als National en Malessy. [51]
Verdachte (President World Malessy Angelo) werd in 2008 lid van Satudarah en hij bekleedde achtereenvolgens de volgende functies binnen de club: Sergeant at Arms van chapter Southside, President van chapter Southside en Kapikane. [52]
Verdachte [medeverdachte 2] (Kapikane [medeverdachte 2] ) was sinds 2000 lid van Satudarah en was vanaf dat moment Sergeant at Arms bij chapter Southside. Sinds 2007 bekleedde hij de functie van president bij dit chapter. Op 22 januari 2011 werd verdachte [medeverdachte 2] gepromoveerd tot Nomad National en vanaf november 2014 was hij Kapikane. [53]
Verdachte [medeverdachte 1] (Kapikane [medeverdachte 1] ) was sinds 2000 lid van Satudarah . In 2011 werd hij bevorderd tot National Nomad en in 2013 tot Kapikane. [54]
Op 6 juni 2015 werden verdachte, verdachte [medeverdachte 3] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] als ‘nieuwe generatie leiders’ van Satudarah gepresenteerd. [55]
Verdachte [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) werd lid van Satudarah in 2008 en in 2009 full member. Vervolgens werd hij in 2012 lid van chapter Southside in de functie van Treasurer. Volgens aangetroffen notulen was hij in oktober 2013 National Nomad en aanwezig bij Treasurermeetings. [56] Vanaf eind 2014 vervulde hij de rol van National Treasurer. [57]
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten behoorden tot de organisatie van Satudarah .
B. Aandeel in/ondersteuning van gedragingen oogmerk
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 1 Sr ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming’ voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt, zoals hiervoor is overwogen, uit de verschillende beleidsdocumenten van Satudarah dat de club kenmerken draagt van een ‘Outlaw Motorcycle Gang’. Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting [58] moesten alle clubleden, alvorens full-member te kunnen worden, op de hoogte zijn van de inhoud van deze beleidsdocumenten. Voor verdachte en zijn medeverdachten geldt dan ook dat zij in zijn algemeenheid hebben geweten dat Satudarah niet alleen een club was die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had op het plegen van (gewelds)misdrijven.
Verdachte heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van verdachte dat de gepleegde misdrijven chapter aangelegenheden waren en dan met name van de Trailer Trash, waar hij geen enkele weet van had, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De groep die behoorde tot de zogenoemde Trailer Trash is immers in juni 2014 al weggegaan bij Satudarah . [59] De hiervoor aangehaalde misdrijven hebben na deze periode plaatsgevonden. Ook blijkt nergens uit dat hij het initiatief heeft genomen het lidmaatschap van leden, die volgens hem uit naam van de club strafbare feiten pleegden, te laten beëindigen. De stelling van verdachte dat hij daarover in onwetendheid heeft verkeerd, acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar verdachte zich aan heeft gecommitteerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah .
IV. Leiderschap
Verdachte wordt tevens verweten dat hij als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Degene die het in de organisatie feitelijk voor het zeggen heeft, een zekere macht of gezag bezit en naar wie de overige deelnemers zich deswege richten, kan als leider worden aangemerkt.
Verdachte maakte als Malessy, deel uit van de groep van Nationals. De Nationals waren degenen die regels invoerden waaraan de chapters en individuele leden zich moesten houden. Dit komt met name tot uitdrukking in de statuten van Satudarah :
‘Zowel nieuwe regels en/of wijzigingen in de statuten kunnen worden ingebracht door de secretaris, mits deze vooraf schriftelijk zijn voorgelegd aan de leiding van de chapter. Na goedkeuring door de verantwoordelijke National vindt opname ervan in de Statuten plaats.’ [60] Daarnaast volgt uit de statuten dat de Nationals beslisten over de oprichting van chapters, over de toedeling van kaderfuncties, over de plaatsing van gewone leden, over promoties binnen de chapters en zij beslisten over het reilen en zeilen van buitenlandse chapters. [61] De Nationals hadden het, gelet op hun rang en functie, voor het zeggen binnen Satudarah en zij presenteerden zich ook zo naar de leden en de buitenwereld. Tekenend hiervoor zijn de op de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen berichten, verstuurd in de periode van 21 oktober 2014 tot en met 25 september 2017 in de Whatsapp-groep ‘ [whatsappgroep] ’. Verdachte zegt onder meer: ‘
K heb zelf 4 uitzonderingen waar ik toestemming voor heb gegeven’en ‘
Maar goed, we moeten binnenkort maar ff zitten met Mima er bij… Alleen wij Malessy en kapi’s’.[medeverdachte 2] zegt: ‘
…wij beslissen toch’en ‘
Zelfde ook met prospect chapters, denk dat wij zulke onderwerpen in klein comite moeten bespreken zodat het gelijk vaststaat…wij met Mima erbij..’En verdachte [medeverdachte 1] zegt: ‘
Nomads moeten iedere week op bezoek bij de chapters zo houden we ze kort.’ [62]
Zoals hierboven overwogen, is van autonoom opererende chapters die niet zijn gebonden aan de regels van Satudarah geenzins gebleken. Er was juist sprake van een zeer hiërarchische organisatie die van bovenaf door de leiders werd aangestuurd en waarvan verdachte [verdachte] een van de leiders was.
Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan de criminele organisatie Satudarah .
V. Periode
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [verdachte] vanaf 6 juni 2015, het moment waarop hij als ‘nieuwe generatie leider’ is gepresenteerd [63] , tot aan 30 maart 2018 als leider deelgenomen aan de criminele organisatie.
VI. Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte in de periode van 6 juni 2015 tot en met 30 maart 2018 als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr, welke organisatie onder meer bestond uit verdachte en verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] , verdachte [medeverdachte 3] en verdachte [medeverdachte 4] . Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft subsidiair, indien de rechtbank niet mocht komen tot integrale vrijspraak van het ten laste gelegde, een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan.
De verdediging heeft allereerst verzocht om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren. Als onderbouwing van dit herhaald verzoek heeft de verdediging verwezen naar de pleidooien en de daarop gegeven toelichting van 18 januari 2021.
De rechtbank heeft deze verzoeken onder andere bij beslissing van 1 februari 2021 afgewezen. Nu de verdediging deze verzoeken ter terechtzitting heeft herhaald maar niet nader heeft gemotiveerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om op de eerder gegeven beslissingen terug te komen en zij verwijst dan ook naar de in de beslissingen gegeven motiveringen. Dit betekent dat het voorwaardelijke gedane verzoek om alle eerder afgewezen onderzoekswensen alsnog uit te voeren, zal worden afgewezen.
De verdediging heeft voorts verzocht om [naam 14] te horen als getuige in verband met een bad standing van [naam 15] . Nu de rechtbank de bad standing van [naam 15] niet heeft gebezigd voor het bewijs, ontbreekt de noodzaak om deze getuige alsnog te horen. Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze getuige zal dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek om [medeverdachte 2] als getuige te horen overweegt de rechtbank dat deze getuige weliswaar is toegewezen door de rechtbank, maar dat hij zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Ter terechtzitting van 28 september 2021 was [medeverdachte 2] aanwezig en verklaarde dat hij zonder aanwezigheid van zijn advocaat zich wederom op zijn verschoningsrecht zou gaan beroepen indien hij gehoord zou worden als getuige. Gelet hierop heeft de verdediging afgezien van het horen van deze getuige. De rechtbank ziet geen aanleiding het voorwaardelijke verzoek om [medeverdachte 2] alsnog te horen toe te wijzen. De rechtbank acht hierbij van belang dat de raadsman van [medeverdachte 2] niet eerder dan in april 2022 in de gelegenheid is zijn cliënt bij te staan. De rechtbank wijst ook dit voor voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze getuige af.
De rechtbank heeft bij dit alles de vraag onder ogen gezien of de procedure in zijn geheel (‘as a whole’) voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.
Parketnummer 08/963530-18
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte zich in de periode 1 januari 2014 tot en met 30 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis/420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid, concreet, misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal ook het ten laste gelegde aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Contante stortingen en autohuur
Op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd op 10 december 2014 € 1.000,00 en € 2.500,00 op 7 april 2015 contant gestort. [64] Op de bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [naam 16] , de partner van verdachte waarmee hij een economische eenheid vormde, werd in 2014 € 1.700,00 en in 2016 € 100,00 contant gestort. [65]
Het is niet aannemelijk geworden dat andere personen dan de tenaamgestelde(n) contant geld op de bankrekeningen hebben gestort. De tenaamgestelde(n) moet(en) dan ook in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor stortingen van contant geld die op eigen rekening plaatsvinden. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte samen met zijn partner verantwoordelijk wordt gehouden voor de stortingen die op de bankrekeningen hebben plaatsgevonden.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat verdachte en zijn partner [naam 16] veelvuldig auto’s huurden bij [bedrijf] . In de periode van 2014 tot en met 2016 werd daar in totaal
€ 23.081,33 contant afgerekend. [66] Daarnaast bleek dat met de creditcard op naam van [naam 17] , één van de eigenaren van [bedrijf] , betalingen waren verricht aan [bedrijf] ten behoeve van autoverhuur op naam van verdachte en [naam 16] in de periode 2015/2016 voor een totaalbedrag van € 12.285,06. [67] In de administratie van [bedrijf] werden voorts 6 huurovereenkomsten aangetroffen voor de verhuur van auto’s aan verdachte en [naam 16] die niet in de uitgeleverde gegevens van [bedrijf] vermeld stonden. Deze 6 huurovereenkomsten werden ook niet voldaan via de bankrekeningen van [bedrijf] . Het betreft in totaal € 6.456,62. [68]
Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat er regelmatig personen zijn geweest die onder zijn naam auto’s huurden bij [bedrijf] maar dat deze personen zelf betaalden. Nu verdachte dit op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd, hij ook niet heeft kunnen verklaren wat hier nu precies de reden voor of het voordeel van zou zijn geweest en zijn verklaring bovendien geen steun vindt in het dossier, acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk.
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de door verdachte verrichtte contante stortingen en betalingen en een bepaald misdrijf.
Wel is het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante stortingen op de bankrekeningen en de uitgaven aan autohuur uit enig misdrijf afkomstig zijn nu de herkomst van de bedragen niet kunnen worden verklaard met gegevens uit legaal inkomen. Er waren geen inkomensgegevens van verdachte bij de belastingdienst bekend en het saldo op zijn bankrekening [rekeningnummer 1] was in 2014 € 59,00 en in 2015 € 289,00. [69] Zijn partner [naam 16] had in de periode 2012 tot en met 2016 een zeer beperkt inkomen, te weten in totaal € 55.661,00, bestaande uit nettoloon, kindgebonden budget en zorgtoeslag. [70] De inkomsten van verdachte en [naam 16] waren volgens de normen van het NIBUD onvoldoende om de kosten van het huishouden te dragen.
Vervolgens is het aan verdachte om een concrete, min of meer verifieerbare verklaring te geven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de contante geldbedragen een legale herkomst hebben. Een dergelijke verklaring is door verdachte niet gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom de conclusie gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat de contante bedragen die gestort zijn op de bankrekening van verdachte en/of zijn partner en de contante betalingen ten behoeve van autohuur onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hiervan wetenschap had.
Ontvangsten hoofdkas
De rechtbank leidt uit de administratie van de hoofdkas van Satudarah af dat verdachte, aangeduid met zijn functie ‘pw’, (pres world), een bedrag van € 56.000,00 uit de hoofdkas van Satudarah heeft ontvangen nu in het bestand puff.txt van februari 2016 staat vermeld
‘tegoed pw 12000’ [71] ,in het bestand Puff2juli.txt van juli 2016 staat vermeld ‘
6000 pw voorgeschoten, 36000 pw komta na bali retour’ [72] en in het bestand inuitpuff.xlsx, dat betrekking heeft op de periode december 2016/januari 2017 tot en met april 2017, staat vermeld
’Uit: Pw 1000 (2x)’. [73] De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij niet alle bedragen met de vermelding ‘pw’ heeft ontvangen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit het dossier volgt dat de hoofdkas van Satudarah werd gevoed met contante bedragen afkomstig van leden van Satudarah in de vorm van een deel van de contributie die via het chapter werd afgedragen. In de periode september 2015 tot en met januari 2017 betrof dit een totaal bedrag van € 115.819,00. Daarnaast werd de hoofdkas voornamelijk gevoed met inkomsten uit bad standings, te weten een bedrag van € 110.000,00 over voornoemde periode. Aan de verkoop van clubkleding werd in dezelfde periode slechts € 5.865,00 verdiend. [74]
De rechtbank kan niet uitsluiten dat een deel van het door verdachte ontvangen bedrag van
€ 56.000,00 wel legaal geld betrof. Door aan het legale geld, van misdrijf afkomstig geld toe te voegen, te weten de opbrengsten van bad standings, is het legale geld ‘besmet’ geraakt en is dus sprake van vermenging. Dit maakt dat elke betaling met het geld uit de hoofdkas moet worden aangemerkt als betaling met (middellijk) gedeeltelijk van misdrijf afkomstig geld, zodat verdachte zich ook ten aanzien van het bedrag van € 56.000,00 schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de zin van verwerven, voorhanden hebben en omzetten/gebruiken.
Medeplegen
Verdachte heeft voorts zich tezamen en in vereniging met zijn partner schuldig gemaakt aan witwassen van geld met criminele herkomst. Tussen verdachte en zijn partner was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking nu zij in de ten laste gelegde periode een economische eenheid vormden en samen van de contante bedragen gebruik hebben gemaakt.
Gewoonte
Gelet op de duur van de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden kan naar het oordeel van de rechtbank tevens worden bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Het ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/963574-16
hij de periode van 6 juni 2015 tot en met 30 maart 2018 in Nederland, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie ( Satudarah Motor Club ), bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en één of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, en
- afpersing, en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- (zware) mishandeling, en
- witwassen, en
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, en
- handelen in strijd met de Opiumwet;
Parketnummer 08/963530-18
verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 maart 2018, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (contant(e)) geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van 103.123 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet, en van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die geldbedragen- middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Beroep op de kwalificatie-uitsluitingsgrond – ten aanzien van parketnummer 08/963574-16
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 08/9635740-16 ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Het betreft hier dan geld afkomstig uit eigen misdrijf terwijl er geen sprake is van enige verhullingshandeling.
Het verweer van de raadsman steunt op arresten van de Hoge Raad van voor 1 januari 2017 waaruit volgt dat het enkele verwerven of voorhanden hebben van een geldbedrag dat afkomstig is uit eigen misdrijf niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd, als dit verwerven of voorhanden hebben op zichzelf niet heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp. Deze kwalificatie-uitsluitingsgrond heeft tot doel een verdubbeling van strafbaarheid te voorkomen die gelet op de ratio van de witwasbepalingen, die strekken tot bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economische verkeer, niet wenselijk zou zijn.
Bij de beoordeling van de beslissing omtrent de ‘onmiddellijke’ afkomst uit ‘eigen’ misdrijf zijn als factoren vooral van belang of (i) naast het tenlastegelegde witwassen sprake is van een ten laste van de verdachte uitgesproken bewezenverklaring ter zake van het begaan van een ander misdrijf met betrekking tot hetzelfde voorwerp, door middel van welk misdrijf de verdachte dat voorwerp kennelijk heeft verworven of voorhanden heeft (bijvoorbeeld de buit van een door de verdachte zelf begaan vermogensmisdrijf), dan wel (ii) rechtstreeks uit de bewijsvoering voortvloeit dat sprake is van - kort gezegd - het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dan wel (iii) de juistheid in het midden is gelaten van hetgeen door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd met betrekking tot dit verwerven of voorhanden hebben door eigen misdrijf (HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842).
Op basis van het onderhavige dossier bestaat het vermoeden dat de geldbedragen samenhangen met bad standings, maar daarmee volgt nog niet rechtstreeks uit de bewijsvoering dat de gelden onmiddellijk uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf afkomstig zouden zijn. Dit brengt mee dat, met toepassing van de door de Hoge Raad genoemde factoren, van het geld niet kan worden vastgesteld dat dit onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte begaan eigen misdrijf, zodat de feiten ook volgens de vóór 1 januari 2017 geldende uitleg van artikel 420bis Sr als witwassen zijn te kwalificeren. Het verweer wordt verworpen.
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 140 en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08/963574-16
het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Parketnummer 08/963530-18
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van het Openbaar Ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Voor het geval het tot een bewezenverklaring mocht komen, heeft de verdediging subsidiair een beroep gedaan op verschillende strafmatigende omstandigheden die hieronder nader zullen worden besproken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft, samen met anderen, leiding gegeven aan Satudarah . Binnen deze club behoorden afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, (zware) mishandeling, witwassen, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met de Opiumwet tot de gebruikelijke gang van zaken. Zoals hiervoor overwogen is Satudarah daarmee een criminele organisatie. Van Satudarah ging een sterk ondermijnend effect uit op de samenleving en de club is inmiddels door de civiele rechter verboden. Verdachte was gedurende een aantal jaren één van de belangrijkste leiders van de organisatie. Hij stond zelfs als President World Malessy bovenaan in de hiërarchie.
Bij Satudarah heerste een cultuur van geweld en intimidatie waarbij de leden zich lange tijd onaantastbaar hebben gewaand en dat ook daadwerkelijk zijn geweest. Er was sprake van een soort parallelle samenleving die draaide om macht, geweld, angst en intimidatie. Onderzoeken naar verdenkingen jegens de club of leden van de club waren lastig, juist door de cultuur van afscherming, geweld en intimidatie en de angst die daarmee gepaard ging.
De gepleegde strafbare feiten hebben een enorme impact gehad en hebben grote angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Met name het geweld dat werd gebruikt bij de slachtoffers in het dossier die met bad standing Satudarah hebben of moesten verlaten is naar het oordeel van de rechtbank zeer ernstig. Hun angst was zodanig dat zij niet durfden te vertellen wat hen was aangedaan. Daarbij komt dat het gepleegde geweld enorm was. Zo had een slachtoffer enkele gebroken ribben, een gebroken oogkas en kapotte zenuwen in zijn linkerwang en had een ander slachtoffer gebroken ribben, een gescheurde milt, bloedingen in zijn buik, overal kneuzingen en blauwe plekken. De omstandigheid dat verdachte hier geen afstand van heeft genomen, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Daarbij komt dat men op allerlei manieren probeerde uit het zicht van politie en justitie te blijven door onder andere het gebruik van PGP toestellen te faciliteren en door de eerder beschreven geldende zwijgplicht binnen Satudarah .
Verdachte en zijn medeverdachten hebben leiding gegeven aan deze internationale criminele organisatie. Zij zijn bepalend geweest bij het creëren en in standhouden van een cultuur van wetteloosheid, geweld en intimidatie.
Het gegeven dat de verdachte en zijn medeverdachten niet zelf actief hebben deelgenomen aan de gewelddadigheden zoals die door andere leden zijn gepleegd, doet aan de strafwaardigheid van de deelname aan een criminele organisatie niet af.
Deelnemen aan een criminele organisatie is als zelfstandig delict strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van ruim € 258.000,-. Witwassen is een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat voor feiten als het onderhavige enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Overschrijding van de redelijke termijn
Namens de verdachte is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat dit moet leiden tot strafvermindering. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 26 september 2017, omdat verdachte op die datum is aangehouden en hij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld.
De einddatum staat niet ter discussie en is heden, de dag waarop vonnis wordt gewezen.
Voor wat betreft de met de berechting van de zaak gemoeide tijd overweegt de rechtbank het volgende.
Reeds op de eerste pro forma zitting van 4 januari 2018 heeft de officier van justitie opgemerkt dat met het indienen van de onderzoekswensen niet gewacht hoefde te worden tot de volgende zitting. De officier van justitie had op een vordering als bedoeld in artikel 181 Sv reeds zijn onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris.
Bij die volgende zitting op 30 maart 2018 was het eind-proces-verbaal gereed en zijn ook de nadere vorderingen wijziging tenlastelegging (definitieve dagvaardingen) toegewezen. De verdediging achtte zich niet in staat onderzoekswensen in te dienen, voornamelijk omdat het ‘pas’ twee weken in het bezit was van het eind-proces-verbaal.
Op 19 juni 2018 was een regiezitting gepland om de onderzoekswensen te bespreken. Reeds op 3 juni 2018 had de verdediging in een uitgebreide brief kenbaar gemaakt dat de voorbereidingstijd gelet op de omvang van het dossier te kort was en gevraagd om schriftelijke rondes over de onderzoekswensen. Evenals op 30 maart 2018 heeft de verdediging ook niet een deel van haar onderzoekswensen willen indienen. De rechtbank heeft beslist dat er schriftelijke rondes zouden komen en dat dat wordt afgerond met een zitting op 13 november 2018. Ook op die zitting kwam de verdediging weer met aanvullende wensen, waarna de beslissing over de onderzoekswensen werd bepaald op 27 november 2018. Op die datum heeft de rechtbank 59 van de ongeveer 300 verzochte getuigen toegewezen. Dat veel van deze getuigen zich hebben beroepen op hun verschoningsrecht kan de verdediging niet worden verweten.
De planning van de verhoren bij het kabinet van de rechter-commissaris bleek zeer lastig, omdat alle vijf de raadslieden bij de verhoren aanwezig wilden zijn en dus met al hun verhinderdata rekening moest worden gehouden. Uiteindelijk bleek bij een groot aantal verhoren dat slechts één raadsman/vrouw aanwezig was, die waarnam voor zijn/haar collega’s. Daarbij heeft een ongegronde wraking van de rechter-commissaris er voor gezorgd dat er vertraging is gecreëerd.
Van 23 maart 2020 tot en met 7 april 2020 stonden 7 zittingsdagen gepland voor de inhoudelijke behandeling. Bij brieven van 12 maart 2020 heeft de verdediging wederom onderzoekswensen ingediend. Als gevolg van de corona-uitbraak moest de rechtbank de deuren sluiten en zijn de eerste zes zittingsdagen vervallen. Dit laatste kan de verdediging uiteraard niet worden verweten. Gelet op het hiervoor weergegeven procesverloop kan de verdediging wel worden verweten dat de inhoudelijke behandeling pas in maart 2020 aan de orde was. Nu de inhoudelijke zitting geen doorgang kon vinden heeft de voorzitter voorgesteld de nieuwe onderzoekswensen schriftelijk af te handelen en ter zitting van 7 april 2020 daarop te beslissen. De officier van justitie heeft zijn irritatie over de nieuwe onderzoekswensen alsmede een inhoudelijke reactie op die onderzoekswensen schriftelijk kenbaar gemaakt. De verdediging wenste hier niet aan mee te werken en daarom moest een nieuwe regiezitting worden gepland.
Die nieuwe regiezitting is gepland op dinsdag 1 september 2020, zodat de reeds in januari en februari 2021 geplande inhoudelijke behandeling doorgang zou kunnen vinden. De regiezitting van 1 september 2020 ving echter aan met een wrakingsverzoek tegen mrs. Jordaans en Taalman dat door de wrakingskamer is afgewezen. Dit wrakingsverzoek had echter wel tot gevolg dat er wederom vertraging optrad.
Gevolg van de hiervoor genoemde wraking was dat op 18 januari 2021 de regiezitting is gehouden, die heeft geleid tot een beslissing op de hernieuwde onderzoekswensen en het voor de derde keer plannen van de inhoudelijke zitting. Overigens heeft de beslissing op de onderzoekswensen op 1 februari 2021 wederom geleid tot een (wederom ongegrond verklaard) wrakingsverzoek.
De inhoudelijke zitting kon, gelet op de vele verhinderdata van de raadslieden, pas in de periode van 28 september tot en met 23 november 2021 worden ingepland. Voorts is bij het plannen rekening gehouden met de door de raadslieden opgegeven gewenste pleittijd van anderhalve dag per advocaat, terwijl uiteindelijk de helft van de tijd ruim voldoende bleek. Bij de inhoudelijke behandelingen zijn de raadslieden ook niet aanwezig geweest bij de pleidooien van de medepleiters, waar ze zich overigens wel bij hebben aangesloten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank het eens met de verdediging dat het tijdsverloop in deze zaak onredelijk lang is geweest. De rechtbank kan echter niet anders vaststellen dan dat dit in grote mate het gevolg is van de strategie van de verdediging. Gelet op de vier aanhoudingsverzoeken die zelfs tijdens de inhoudelijke behandeling nog zijn gedaan en het bij pleidooi reeds aangekondigde hoger beroep met de voorspelling van de raadslieden dat de arresten niet eerder dan in 2023 of 2024 zullen volgen, kan het niet ander zijn dan dat de verdachten geen enkel ander doel hebben dan met het tijdsverloop een strafmaatverweer te creëren. Deze strategie leidt uiteraard tot overschrijding van de redelijke termijn, maar daaraan worden, nu de verdediging daar dus zelf voor het overgrote deel debet aan is, door de rechtbank geen consequenties verbonden voor wat betreft de strafmaat.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2021, waaruit onder andere blijkt dat hij in juli 2021, wegens overtreding van de Opiumwet en de Wegenverkeerswet 1994, door het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (nog niet onherroepelijk) is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren, een geldboete van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. De rechtbank houdt daarmee op grond van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening. De rechtbank moet daarbij constateren dat de verdachte zich in deze zaak derhalve niet voor het eerst schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Strafoplegging
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar passend en geboden. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van straf aansluiting gezocht bij de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte heeft eerder geleid tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Nu is sprake van een andere situatie. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is schuldig bevonden aan een ernstig strafbaar feit. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven. Dat de verdediging reeds bij pleidooi hoger beroep heeft aangekondigd met de voorspelling dat de arresten niet eerder dan in 2023 of 2024 zullen volgen, maakt dit niet anders. Een als gevolg van het indienen van hoger beroep optredend tijdsverloop is ter weging van het Gerechtshof, waarbij ook artikel 75, eerste lid, laatste volzin, Sv gewicht in de schaal kan leggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoeken
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het uitvoeren van eerder ingediende onderzoekswensen, het horen van [naam 14] en het horen van [medeverdachte 2] ;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf:als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
het misdrijf:medeplegen van gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten en mr. S.J. de Vries, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar ordners en pagina’s, zijn dit ordners/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met de aanduiding 26Largo/LERAA16015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Ordner 7 pagina 48 tot en met 74
3.Ordner 7 pagina 102 tot en met 105
4.Ordner 7 pagina 88 tot en met 101
5.Ordner 10 pagina 1730 tot en met 1735
6.Ordner 10 pagina 1370 tot en met 1458
7.Ordner 7 pagina 90
8.Ordner 7 pagina 249
9.Ordner 8 pagina 471
10.Ordner 7 pagina 95
11.Ordner 7 pagina 69
12.Ordner 7 pagina 70
13.Ordner 7 pagina 63
14.Ordner 10 pagina 164
15.Ordner 10, pagina 1369
16.Ordner 32 pagina 416
17.Ordner 5 pagina 391
18.Ordner 9 pagina 1026
19.Ordner 7 pagina 164
20.Ordner 16 pagina 2717
21.Ordner 16 pagina 2993
22.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juni 2019
23.Ordner 7 pagina 105
24.Ordner 12 pagina 936
25.Ordner 12 pagina 962 en 975
26.Ordner 11 pagina 7 en 124 en 225
27.Ordner 11 pagina 290
28.Ordner 14 pagina 1997-1998
29.Ordner 14 pagina 2040-2057
30.Ordner 15 pagina 2068-2075
31.Ordner 14 pagina 1997-1998
32.Ordner 15 pagina 2148-2150
33.Ordner 15 pagina 2152-2153
34.Ordner 15 pagina 2180-2182
35.Ordner 15 pagina 2187-2202
36.Ordner 16 pagina 2993
37.Ordner 16 pagina 2954-2967
38.Proces-verbaal van het verhoor van [naam 2] afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 19 juni 2019
39.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 30 september 2021, verklaring van verdachte
40.Ordner 32 pagina 417
41.Ordner 33 pagina 710
42.Ordner 24 pagina 770
43.Ordner 33 pagina 713
44.Ordner 24, pagina 791
45.Ordner 24, pagina 770
46.Ordner 20 pagina 166 tot en met 209
47.Ordner 20 pagina 260 tot en met 286
48.Ordner 20 pagina 290
49.Ordner 20 pagina 246 en 247
51.Ordner 31 pagina 15 tot en met 27 en proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021, verklaring verdachte
52.Ordner 1 pagina 19 tot en met 23
53.Ordner 2 pagina 11 tot en met 19
54.Ordner 3 pagina 30-31
55.Ordner 7 loopproces-verbaal pagina 7-8
56.Ordner 4 pagina 3 tot en met 9
57.Ordner 4 pagina 43
58.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021, verklaring verdachte
59.Ordner 9, pagina 877
60.Ordner 7 pagina 11
61.Ordner 7 pagina 12
62.Ordner 5 pagina 344, 345, 352, 354 en 522
63.Ordner 7, loopproces-verbaal pagina 7-8
64.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 219
65.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 220
66.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 280, 285
67.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 300, 301, 303
68.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 328 tot en met 336
69.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 163
70.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 166 tot en met 168
71.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 360
72.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 350, 361, 363
73.ZD Witwassen MANUE77 ordner 1 pagina 371 en 372
74.ZD Deelneming criminele organisatie SMC Bijlage PVB Onderzoek geldstromen ordner 24 pagina 780